Bijgedachte

‘Bij de dood van Jean-Pierre, kruidenier’

De kruidenierszaak van Jean-Pierre © .

In Antwerpen stierf Jean-Pierre, de bekendste kruidenier van de stad en sinds jaar en dag een legende in de studentenbuurt. Stijn Tormans herdenkt hem. ‘Hoe groot onze buizen in die dagen ook waren, altijd gingen we grijnzend buiten uit zijn winkel.’

Nooit meegemaakt dat de rector van een universiteit reageerde op de dood van een kruidenier. Maar voor alles is een eerste keer. In de Gazet van Antwerpen noemde UA-baas Herman Van Goethem de onverwachte dood van kruidenier Jean-Pierre Sneyers vandaag ‘een groot verlies voor onze universiteit’. Hij was, zei de rector, ‘een ankerpunt in een steeds veranderende buurt’.

Ik keek naar de foto. Jean-Pierre zag er nog altijd hetzelfde uit als toen ik midden jaren negentig in Antwerpen studeerde — of dééd alsof. Hij was niet getrouwd, had geen kinderen, zijn winkel was zijn leven.

Bij Jean-Pierre lag in de Grote Kauwenberg in Antwerpen, net aan de overkant van de unief. Iedereen kwam er over de vloer. Voor zijn broodjes met veel te veel mayonaise, zijn zelfgemaakte cake en zijn legendarische oneliner ‘Mag ’t een kantje zijn?’. Over de prijs viel altijd te onderhandelen.

Maar iedereen ging toch vooral voor JP zelf en zijn eeuwige witzen. Hoe groot onze buizen in die dagen ook waren, altijd gingen we er grijnzend weer buiten. Met veel meer bananencake dan we eigenlijk wilden kopen.

Meestal kruisten we in zijn deuringang een mooi meisje. ‘Dag mijn bloem’, hoorden we JP dan zeggen.

Of, als er een oud besje met wandelstok binnenkwam: ‘Dag juffra’

JP was een commerçant. Een sandwichman, in de goede zin van het woord. Hij leerde ons wat het woord ‘middenstand’ betekent.


Later heb ik nog veel JP’s gekend. Ze hadden niet allemaal evenveel succes als hij, en ze hielden niet allemaal even lang vol. Maar ze maakten wel de stad. Allemaal ‘ankerpunten in een wereld die veel te snel verandert’.

Niemand heeft hen ooit zo mooi bezongen als Lieven Tavernier in De Fanfare van Honger en Dorst:

We hadden geen geld om eten te kopen

Maar we wisten voor alles ’t beste adres

Mosselen bij Leentje en frieten bij Helga

En Annie bewaarde voor ons wel een fles

En iedere nacht, nog net voor ’t slapen

De laatste vijf kwartjes in Eddie’s jukebox.


Eigenlijk had JP ook in die lijst moeten staan.

Dat zijn hart stilstond op de dag dat ze dat ze dat vreselijke Uplace gaan rehabiliteren onder de al even lelijke naam Broeksite, is overigens een uitermate triest toeval. Dat wordt nu een project met allemaal ‘maakwinkels’, een ‘samenlevingsproject’. Dure woorden voor wat plat winstbejag, wellicht.


Daarnet nog eens voorbij een echte maakwinkel gewandeld, een samenlevingsproject in het hart van de stad. Bij Jean-Pierre hing een bordje voor het raam: ‘Beste klanten, hartelijk bedankt voor jullie steun. We missen onze Jean-Pierre heel erg.’ Op het voetpad lagen bloemen van zijn studenten.

Jean-Pierre, die nu in een of andere kruideniershemel bananencake aan het maken is, verdiende ze allemaal.

Ja, het mag een kantje zijn, JP.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content