Bieke Purnelle (RoSa): ‘Vroeger dacht ik zoals iedereen in hokjes. Nu schaam ik mij daar wel voor’

© RV
Stijn Tormans

Waarover is Bieke Purnelle, directeur voor het Kenniscentrum voor gender, feminisme en gelijke kansen RoSa, van gedachte veranderd? ‘Vroeger dacht ik zoals iedereen in hokjes. Nu schaam ik mij daar wel voor.’

‘Ik heb eind jaren zeventig, begin jaren tachtig les gevolgd op een landelijk college’, zegt Bieke Purnelle. ‘Mijn medeleerlingen waren allemaal wit, op één na. Dat daarbuiten ook nog een andere wereld was, daar waren we ons niet van bewust. We keken naar de wereld vanuit ons enge perspectief. Natuurlijk wisten we wel dat er ook technische en beroepsrichtingen bestonden. Maar, zo hoorden we, daar zaten “kinderen die niet zo slim waren en dan maar iets met hun handen moesten doen”. Niemand stelde dat ter discussie, ik ook niet. Meer nog, onbewust begonnen we ook zo te denken. We hadden dan wel weinig contact met kinderen van de technische, maar we vonden hen “een beetje dommer”. Zo werd alles in hokjes ingedeeld: jongens voetballen, zijn stoer en luidruchtig. Terwijl meisjes meisjesdingen doen.

Het probleem van onze meningenmaatschappij is dat je altijd voor of tegen moet zijn.

‘Het probleem van die hokjes is dat ze op den duur normerend gaan werken. Ik herinner me dat ik in de lagere meisjesschool leerde hoe we moesten zitten. Met onze benen dicht tegen elkaar, een beetje schuin, handen gevouwen op de schoot. “Wees voornaam”, was het motto. Dat hield ik altijd maar een paar minuten vol. Ik had weinig talent voor voornaamheid. (lacht) In de jongensschool ging het er anders aan toe. Zij mochten wild en luid en druk zijn. Toen dacht ik: ha ja, dat is hoe jongens zijn. En ik ben een meisje, dus ik moet me anders gedragen.’

Maar maken al die hokjes het leven ook niet eenvoudiger?

Bieke Purnelle: Vast wel. Antropologen zeggen ook dat we mensen en dingen in categorieën zijn beginnen onder te verdelen uit noodzaak. Als je een wild dier tegenkwam, moest je kunnen detecteren of er een risico was. Daar loopt een sabeltandtijger? Opletten! Gevaar! Dus hokjes hebben wel een functie.

Maar gaandeweg merkte ik dat het niet klopte, dat het leven oneindig veel complexer in elkaar zit. Je kunt dan twee dingen doen: vasthouden aan die veilige hokjesreflex of die ter discussie stellen. Ik koos voor het laatste. Dat was niet altijd vanzelfsprekend. Alles wordt onoverzichtelijk, maar voor mij was dat de enige weg. Ik wantrouw trouwens oudere mensen die zeggen: ‘Ik denk nog exact hetzelfde over de dingen als toen ik twintig was.’ Dat betekent dus dat je in al die tijd niets fundamenteels geleerd hebt.

Neem bijvoorbeeld de hoofddoek. Vroeger had ik daar geen mening over. Vandaag vind ik dat vrouwen zelf moeten kiezen wat ze dragen. Dat betekent niet dat ik geen nuances wil zien. Ik weet dat sommige vrouwen verplicht worden om een hoofddoek te dragen en dat is niet oké. Het probleem van onze meningenmaatschappij is dat je altijd voor of tegen moet zijn. Wit of zwart. Terwijl dingen en mensen meestal veel complexer zijn. Daarom probeer ik alleen een mening te uiten over dingen waarover ik iets weet.

Twijfelt u soms?

Purnelle: Ik zou wel gek zijn als ik nooit zou twijfelen. Maar over het algemeen ben ik niet zo’n grote twijfelaar. Je kunt ook eeuwig blijven vastzitten in de twijfelfase, in een moeras van besluiteloosheid. Soms is twijfel een alibi om niets te doen. Daar kan ik redelijk slecht tegen. Er zijn mensen die nooit over iets een standpunt hebben. Dat vind ik vooral veilig: dan hoef je je niet uit te spreken.

In de rubriek Durf Twijfelen vraagt Knack elke week naar de twijfels van bekende mensen.

Partner Content