‘Beste ouders, zorg ervoor dat jullie kinderen niet gewrongen geraken tussen jullie ruzies’
Het is een werk van lange adem, het behartigen van de rechten van kinderen en jongeren. Het Kinderrechtencommissariaat stelt vast dat kinderrechten op steeds meer vlakken ernstig worden genomen, maar ook dat de strijd nooit gestreden is. Een tour d’horizon met kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen in Deze Week, naar aanleiding van de Kinderrechtendag op 20 november.
In deze krant kaartte Edwin Ysebaert eerder dit jaar de problematiek van oudermishandeling aan, waarbij ouders kinderen als munitie gebruiken tegen hun (ex-)partner.
Dat gebeurt inderdaad. Bij echtscheidingen worden kinderen van 12 jaar en ouder automatisch gehoord door de rechter. We stellen vast dat jongeren dat heel belangrijk vinden. Wie jonger is dan 12 jaar kan vragen om gehoord te worden. Die groep van pakweg 9- tot 12-jarigen klopt geregeld bij ons aan voor advies: ‘Mogen we ons verhaal vertellen?’ Ze willen hun stem laten horen. We merken evenzeer dat volwassenen dat niet altijd toejuichen, waardoor kinderen de speelbal van (een van de) ouders dreigen te worden en waarbij hun recht op inspraak in het gedrang komt. We vragen dan ook: beste ouders, zorg ervoor dat jullie kinderen niet gewrongen geraken tussen jullie ruzies. Zorg ervoor dat ze op een eerlijke en waardige manier hun verhaal mogen vertellen zodat de rechter daar ten volle rekening mee kan houden.
Om het dicht bij huis te houden. Het aantal kinderen dat opgroeit in (kans)armoede neemt nog steeds toe. Dat mogen we als maatschappij toch niet tolereren?
We hebben moesten vaststellen dat er vandaag in Vlaanderen 2000 min 18-jarigen dak- en thuisloos zijn.
Ik heb vorig jaar een boek geschreven over armoede en kinderen, Spelen in zwarte sneeuw – fragiel manifest tegen kinderarmoede, waar ik een zo genuanceerd mogelijk antwoord probeer te geven. Het is evident dat, als het over de opvoeding van kinderen gaat, de ouders de eerste verantwoordelijken zijn. Tegelijkertijd zegt het Kinderrechtenverdrag ook dat als ouders hun rol moeilijk kunnen opnemen – daar kunnen veel oorzaken voor zijn – het belangrijk is dat de overheid hen zo goed mogelijk ondersteunt. Als het gaat over armoede, botsen we vaak op heel structurele moeilijkheden. Ik denk bijvoorbeeld aan de woonproblematiek. Het is voor veel gezinnen moeilijk om in een goede, veilige en gezonde woning te verblijven. We hebben vorig jaar een dossier gemaakt rond dak- en thuisloosheid, waarin we moesten vaststellen dat er vandaag in Vlaanderen 2000 min 18-jarigen dak- en thuisloos zijn. Vaak is dat een gevolg van een combinatie van individuele en structurele factoren, maar het is onze taak om erop aan te dringen dat de overheid er maximaal naar streeft die gezinnen zo goed mogelijk te ondersteunen. Via toegang tot kinderbijslag, een gezonde woonst, gezondheidszorg… Een derde van de eenoudergezinnen stelt een doktersbezoek uit om financiële redenen. Dat is toch een belangrijk signaal naar de samenleving: hoe kunnen we die toegang tot de gezondheidszorg versterken? We vragen dan ook dat de overheid blijft investeren in wijkgezondheidscentra. Om de toegang tot het onderwijs te garanderen, zijn wij pleitbezorgers voor de invoering van de maximumfactuur voor secundaire scholen. Dat is complexer dan in de basisscholen omdat je met zoveel richtingen zit, maar de praktijk wijst uit dat het mogelijk moet zijn. Als Kinderrechtencommissariaat zoeken wij voortdurend naar manieren om structureel in te grijpen om de toegang tot onderwijs, woonmarkt, gezondheidszorg… te verzekeren.
Het secundair en hoger onderwijs zijn nog steeds geen spiegel van de maatschappij. Hoe hoger de studies, hoe blanker de scholieren en studenten. Zit er iets fout met het recht op onderwijs?
Ons mandaat loopt maar tot en met het secundair onderwijs, maar je hebt gelijk. We krijgen dat signaal ook af en toe van jongeren met een migratieachtergrond. De Kinderrechtencoalitie, een organisatie van ngo’s in Vlaanderen die zich groeperen rond kinderrechten, heeft twee jaar geleden een dossier gemaakt rond discriminatie. Verschillende jongeren getuigden er dat ze heel snel werden doorverwezen naar het BSO, ook al konden ze ASO aan. Ook OKAN-jongeren, met een vluchtelingenachtergrond, die Nederlands geleerd hebben en hun weg kennen in ons onderwijs, werden in grote getale doorverwezen naar het beroepsonderwijs. Gelukkig heeft minister van Onderwijs Hilde Crevits het initiatief genomen om te werken met een soort coaches voor die jongeren die ervoor zorgen dat ze het onderwijs krijgen dat aansluit bij hun talenten. Voor alle duidelijkheid: er is uiteraard niets verkeerd aan het BSO, maar het is wel belangrijk dat iedereen de juiste kansen krijgt.
Elke vijf jaar moet ons land een rapport indienen bij het VN-Kinderrechtencomité met een stand van zaken over de kinderrechten. In augustus van dit jaar is dat ook gebeurd. Zijn de evoluties positief, of duiken er vooral nieuwe werkpunten op omdat de wereld verandert?
Dat rapport omvat heel veel. Het gaat over onderwijs, jeugdzorg, psychiatrie, afstamming, anoniem donorschap… En het is niet zo dat het ene belangrijker is dan het andere. We stellen wel vast dat kinderrechten steeds meer ingang vinden in steeds meer aspecten van het maatschappelijke leven. Het gaat intussen over veel meer dan onderwijs en jeugdzorg, waar het in eerste instantie meestal om draaide. Kinderen en jongeren krijgen een belangrijkere plaats in justitie, in de gezondheidszorg… Er duiken ook nieuwe thema’s op, zoals bijvoorbeeld donorschap, adoptie en internationale adoptie, waar de vraag naar afstamming veel meer aandacht krijgt en nog veel meer aandacht zou moeten krijgen.
Een van die nieuwe dimensies is het beleid, de politiek. Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 pleit het Kinderrechtencommissariaat ervoor dat lokale besturen jongeren een stem moeten geven.
Kinderen zijn volwaardige burgers en dus ook hun stem telt.
Het lokale niveau is voor kinderen en jongeren heel belangrijk, omdat de beslissingen die daar worden genomen wellicht de grootste impact hebben op hun dagelijkse leven. Denk aan mobiliteit, aan vrijetijdsvoorzieningen… Daar moet je hen zo dicht mogelijk bij betrekken en zoveel mogelijk rekening houden met hun behoeften en noden. Ik ben betrokken bij het label Kindvriendelijke Steden en Gemeenten, een manier om lokale besturen te overtuigen om samen met kinderen een beleid uit te werken. Ook al wordt er veel over participatie gesproken, er is nog veel werk aan de winkel. We moeten daar nog veel meer op inzetten. Het vertrekpunt moet zijn dat kinderen volwaardige burgers zijn en dat dus ook hun stem telt. Ook al mogen ze niet deelnemen aan de verkiezingen.
Sportclubs zijn ook niet altijd veilige havens, blijkt uit het aantal klachten over grensoverschrijdend gedrag. De Vlaamse Sportraad vraagt dat er een concreet actieplan komt en eerder besliste het Vlaams Parlement om een bijzondere commissie op te richten.
Ik ben ook door die commissie gehoord. In 2012 hebben wij al een rapport uitgebracht rond geweld op basis van een bevraging van 2000 kinderen en jongeren. Daaruit bleek dat velen worden geconfronteerd met geweld in hun directe omgeving: op school, thuis, in sportclubs en jeugdbewegingen. Op al die plekken is het belangrijk dat er aandacht voor bestaat en ervoor te zorgen dat kinderen heel goed weten wat aanvaardbaar is en wat niet. In die zin zijn wij grote voorstander van het vlaggensysteem dat ontwikkeld is door Sensoa en dat kinderen leert wat seksueel grensoverschrijdend gedrag is. Wat ook belangrijk is, is dat kinderen die geconfronteerd worden met seksueel grensoverschrijdend gedrag een plek hebben waar ze dat kunnen signaleren. Waar er iemand is die voldoende vertrouwen uitstraalt zodat ze zich voldoende veilig voelen om dat bespreekbaar te stellen.
Dirk Remmerie/Deze Week
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier