‘Zorg moet centraal staan in de economische heropbouw’

‘Zorg maakt een wezenlijk deel uit van het leven, en is dus veel meer dan een bijzondere sociale dienstverlening’, schrijft Jef Peeters van Oikos. Hij roept op om zorg dan ook centraal te stellen in de post-corona economie.

Dat de corona-pandemie die we nu meemaken het belang van zorg en de onmisbaarheid van zorgverleners toont, werd al overvloedig benadrukt, net als het feit dat een aantal besparingen in de (gezondheids)zorg niet zo’n goed idee waren. In dit opiniestuk willen we dieper ingaan op de meer fundamentele betekenis van zorg en wat dat als uitgangspunt oplevert om onze economie te heroverwegen. Om te beginnen wijst onze nood aan zorg op het fundamentele gegeven dat we afhankelijk zijn van anderen, niet alleen wanneer er problemen zijn, maar om welzijn tot stand te brengen en in stand te houden. Aldus is zorg nodig tijdens heel ons leven, het maakt er wezenlijk deel van uit, en is dus veel meer dan een bijzondere sociale dienstverlening. In die lijn toont zorg ook wat voor mensen wezenlijk van tel is, wat onze fundamentele waarden zijn. Veel meer dan om materiële welvaart gaat het om veiligheid en geborgenheid, om op elkaar kunnen rekenen en vertrouwen, om solidariteit. Vooral ook gaat het om de betekenis van warm menselijk contact, wat we vandaag ervaren net omdat we onze familieleden en vrienden noodgedwongen moeten missen.

Maar zorg verwijst ook naar die meer dan menselijke omgeving. Net de ecologische oorzaak van de huidige pandemie, het ondergraven van een gezonde relatie met onze natuurlijke omgeving, toont het fundamenteel levensonderhoudend karakter van zorg. ‘Omgeving’ is daarbij wellicht een foute term. Natuur is immers niet iets buiten ons. Onze huidige kwetsbaarheid laat ons aan den lijve ervaren dat we natuur zijn, dat we ook daarin afhangen van relaties die veilig en betrouwbaar zijn, en dat we daar zelf mee verantwoordelijkheid voor dragen.

Feministen wijzen al lang op de onderwaardering van zorg als ‘soft’ in een al eeuwenoude masculiene cultuur. Dat vertaalt zich onder meer in het miskennen van de waarde die door zorg gecreëerd wordt, het mogelijk maken en instandhouden van het leven zelf. In tegenstelling tot de oude Griekse betekenis van ‘economie’ als de kunst van het huishouden, wordt economie thans vooral gezien als de markt, verder toegespitst op het creëren van ‘harde’ valuta. Voor beleidsmakers draagt dat bij aan de groei van het bbp, voor neoliberale economen gaat economie om het scheppen van aandeelhouderswaarde. De noden van de samenleving zijn daartoe hoogstens een aanleiding. De Spaanse ecofeministe Yayo Herrera formuleert het als volgt: ‘De grote overwinning van het kapitalisme is dat het ons de idee heeft bijgebracht dat we, om mensen te beschermen, eerst de zakenwereld moeten beschermen. Het heeft de belangen van het publiek verward met de belangen van bedrijven.’

Een ‘zorggerichte’ economie is daartegenover een economie die zorg als maatschappelijk uitgangspunt neemt en aldus meebouwt aan een zorgzame samenleving. Het is daarbij de verdienste van de ecofeministen te laten zien dat zorg en natuur onverbrekelijk samenhangen. Vanuit een historische ervaring van een masculiene cultuur die het vrouwelijke associeerde met het natuurlijke en beide als inferieur beschouwde, maken zij net de verbinding van natuur en zorg tot uitgangspunt van een zorgzame samenleving. Daartoe moet de economie herinnerd worden aan haar eigenlijke reden van bestaan: voldoen aan de menselijke behoefte om het leven en de kwaliteit van dat leven te behouden en in stand te houden. Volgens Ina Praetorius moeten we daarvoor uitgaan van een begrensde, kwetsbare natuur. En dat betekent twee dingen: allereerst opnieuw focussen op het gegeven dat het hele menselijke bestaan materieel is ingebed in die natuur. En vervolgens het opnieuw zichtbaar maken van die handen, domeinen, mensen en activiteiten die de zorg voor dat bestaan opnemen, en ‘ze opnieuw beschouwen als het centrum van alle economische activiteiten‘. Aldus zijn milieu- en sociaal beleid onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zorg centraal stellen, betekent dan eerst definiëren wat we nodig hebben om te waarborgen dat er voor levens gezorgd wordt, en daarop verder bouwen.

Dat impliceert dat economie veel breder is dan markteconomie. Ze omvat alle activiteiten die tegemoet komen aan de noden van mensen en daarbij de natuurlijke grond van hun bestaan vrijwaren. Dat slaat uiteindelijk op het sociale leven als dusdanig, wat de New Economics Foundation verwoord met het begrip ‘kerneconomie’: ‘de menselijke hulpbronnen die het sociale leven omvatten en in stand houden. Deze bronnen zijn ingebed in het dagelijkse leven van elk individu (tijd, wijsheid, ervaring, energie, kennis, vaardigheden) en in de onderlinge relaties (liefde, empathie, verantwoordelijkheid, zorg, wederkerigheid, lesgeven en leren)’. Ze zijn essentieel voor de samenleving en vormen er de ‘kern’ van, door kinderen op te voeden, te zorgen voor zieke, kwetsbare en gehandicapte mensen, gezinnen te voeden, huishoudens te verzorgen en vriendschappen en sociale netwerken op te bouwen en te onderhouden. Omdat alledaagse menselijke gedragingen en levensstijlen van grote invloed zijn op de manier waarop we met de natuurlijke hulpbronnen omgaan, speelt de kerneconomie ook een sleutelrol in de bescherming van de economie van de natuur.

Hoewel de menselijke mogelijkheden en relaties die deel uitmaken van de kerneconomie grotendeels niet vermarkt zijn – ongeprijsd en onbetaald – scheppen ze waarde en worden ze uitgewisseld. Bovendien bieden ze een noodzakelijke ondersteuning voor de markteconomie en de overheidseconomie. In ieder geval is een bloeiende kerneconomie een essentiële bron voor een ‘duurzaam’ welzijnssysteem, een dat geschikt is voor de toekomst. In die zin noemt Riane Eisler niet onterecht de huishoudeconomie, de onbetaalde gemeenschapseconomie en de natuureconomie samen The Real Wealth of Nations.

Zorg biedt in ieder geval een goede bril om economische uitgangspunten te heroverwegen bij de opbouw van een post-corona economie. Ik geef enkele voorbeelden.

Het voorzorgsprincipe staat onder druk omdat het innovatie en groei zou tegenhouden. Wijst de groeiende ecologische crisis er niet op dat het net om een wijs en zorgzaam principe gaat dat eerder beter zou moeten toegepast worden?

Hoe gaan we economie meten? Al die belangrijke waarde die via de kerneconomie tot stand komt wordt nu niet meegeteld in het bbp omdat ze niet gemonetariseerd is. Hoe gaat maatschappelijke waardering verschuiven wanneer we indicatoren zouden hanteren die dat wel doen? En wat zouden daarvan de gevolgen zijn voor het beleid?

We horen voortdurend dat de ‘activiteitsgraad’ verhoogd moet worden. Waartoe en voor wie? Hoe komt dat aan bij mensen die niet toekomen aan ‘betaald’ werk omdat ze de handen vol hebben met zorg voor kinderen of voor zieke of bejaarde familieleden? Moeten we er niet eerder over nadenken hoe we voor hen voor sociale zekerheid en een menswaardig pensioen kunnen zorgen?

Er wordt vaak gezegd dat zorg onbetaalbaar is. We betalen echter wel de kosten van schooluitval, burn-out, ongezonde voedingspatronen, criminaliteit, etc. die in grote mate samenhangen met een te kort aan zorg en zorgzaam beleid. Brengen we dat in rekening? Overigens wijzen heel wat studies erop dat zorg voor mensen net heel ‘kosteneffectief’ is. Mensen die zich verzorgd en gesteund weten zijn creatiever en productiever.

Dat zijn een aantal vragen waarmee we aan de slag kunnen. In ieder geval mag duidelijk zijn dat zonder een betere maatschappelijke waardering voor zorg we nooit tot een leefbaar en kwaliteitsvol samenleven kunnen komen.

Jef Peeters is verbonden aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek, KU Leuven, en lid van denktank Oikos.

Partner Content