Zijn onze wetenschappers te links?

© Dino

De objectiviteit van de wetenschap is in Nederland het onderwerp van politieke discussie. Vlaanderen lijkt niet te volgen, al is de vraag of een linkse academische wereld problematisch is.

In tijden van alternatieve feiten komt ook wetenschappelijke kennis onder druk te staan. Het meest frappant voorbeeld tot nu toe is het verbod dat de Amerikaanse president Donald Trump oplegde aan onder andere het Amerikaanse milieuagentschap EPA om nog te communiceren.

Maar ook bij onze noorderburen woedde het debat. In de marge van de Nederlandse verkiezingen van 15 maart boog de Tweede Kamer zich over de politieke kleur van wetenschappers. Twee Kamerleden van de liberale partij VVD Pieter Duisenberg en Karin Straus vroegen dat de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) zou onderzoeken of de ‘diversiteit van perspectieven’ in de wetenschap beperkt wordt. Hun motie kwam er naar aanleiding van een onderzoek rond vrouwen binnen Islamitische Staat, dat uitgevoerd werd door een onderzoekster die zelf sympathiseert met IS. Minister van Wetenschap Jet Bussemaker (PVDA) wil voorlopig de motie niet uitvoeren en laat het initiatief aan de wetenschap.

Wetenschap als roeping

Om een antwoord te geven op de vraag of de wetenschap ideologisch homogeen is, moeten we ons baseren op studies uit de Verenigde Staten, gezien er in onze contreien nog geen onderzoek rond is gedaan. De lijn die door al die onderzoeken te trekken is, is opvallend: in de meer harde wetenschappelijke richtingen, zoals ingenieurswetenschappen of computerwetenschappen, zijn de linker- en rechterzijde ongeveer even sterk vertegenwoordigd, in menswetenschappen als filosofie en psychologie haalt links de bovenhand.

Zo onderzochten psychologen Yoel Inbar en Joris Lammers ruim vijfhonderd wetenschappers, vooral in de Verenigde Staten. Op sociale thema’s categoriseerde 4 procent zich als conservatief, op economische thema’s was het 20 procent. Een onderzoek van socioloog Neil Gross bevestigt dat. Inbar noemde de motie van Duisenberg en Straus in NRC Handelsblad overigens ‘zinnig’.

‘Academici spreken vrijuit over hun politieke voorkeuren en delen er zelfs eredoctoraten over uit’

Andreas De Block (KU Leuven)

Er bestaat geen onderzoek dat zich toespitst op de Belgische of Vlaamse situatie. Wetenschapsfilosoof Andreas De Block (KU Leuven) niet in waarom het in ons land anders zou zijn. Hij overloopt een aantal verklaringen die de wetenschappelijke literatuur al heeft aangehaald, te beginnen met de roepingshypothese. ‘Linkse of progressieve mensen zouden zich meer geroepen voelen om wetenschapper te worden, terwijl rechtse mensen liever ondernemer zouden worden. Om die roeping te verklaren, kijkt men weleens naar intelligentie en persoonlijkheid. Met andere woorden: linkse mensen zijn slimmer dan rechtse.’ Ook de bekende econoom Paul Krugman is die visie toegedaan. ‘Het belangrijkste punt’, schreef hij in The New York Times, ‘is dat we vaststellen dat het soort mensen dat echt geeft om het juist weergeven van de feiten en het belangrijk vinden om tegen ongemakkelijke waarheden op te kijken – vooral centrumlinks zijn.’

De Block countert: ‘De evidentie hiervoor is flinterdun, al lijkt het wel zo te zijn dat een ‘linkse’ persoonlijkheid meespeelt bij het ontwikkelen van een interesse voor een wetenschappelijke carrière.’

De tweede verklaring, die vooral vanuit conservatieve hoek wordt aangehaald, is dat het academische milieu vijandig staat tegenover conservatieven. ‘Linkse academici spreken vrijuit over hun politieke voorkeuren en hangen er zelfs eredoctoraten aan op’, verwijst De Block naar het eredoctoraat van de KU Leuven en UGent voor Duits bondskanselier Angela Merkel. ‘Als 80 of 90 procent diezelfde mening deelt, wordt het moeilijk om daar tegenin te gaan. Maar er wordt ook rechtstreeks gediscrimineerd’, zegt De Block, die daarvoor het onderzoek van Inbar en Lammers aanhaalt. ‘Het gebeurt ook openlijker en sterker dan tegen vrouwen of minderheden’. Hij verwijst daarvoor naar het onderzoek van Inbar en Lammers aanhaalt.Een op de vier ondervraagden gaf aan dat ze iemand zouden discrimineren bij het toekennen van beroepssubsidies als ze wisten dat die persoon conservatief was. Een op de drie zei hetzelfde, maar dan bij sollicitaties. ‘Dit is slecht voor de geloofwaardigheid van ons vakgebied’, zei Inbar eerder aan NRC Handelsblad.

Matthias Storme, rechtenhoogleraar aan de KU Leuven en lid van N-VA, voelt zich naar eigen zeggen niet gediscrimineerd. ‘Het is geen algemeen probleem. Het speelt aan bepaalde faculteiten en departementen. Zo’n scheeftrekking versterkt zichzelf natuurlijk: als er een bepaalde ideologische strekking dominant is, is het voor iemand van de andere kant van het spectrum een drempel om daar te solliciteren.’

Het is geen algemeen probleem. Het speelt aan bepaalde faculteiten en departementen

Matthias Storme (KU Leuven)

Voortbouwen op verkeerde conclusies

Storme pleit niet voor representativiteit – ‘Je mag dat niet met een weegschaal afmeten’ – maar waarschuwt dat een scheve verhouding gevaarlijk kan zijn voor de kwaliteit van het onderzoek. ‘Het wordt problematisch wanneer er geen garantie meer is dat anders denken kan. Zo is het in Europa heel moeilijk om een kritische islamwetenschap van de grond te krijgen. In Duitsland kan dat op een aantal plaatsen, maar de resultaten van de onderzoekers daar dringen heel moeizaam door in het mainstreamonderwijs.’

De Block bevestigt dat een homogene academische wereld vanuit wetenschappelijk oogpunt een slechte zaak. Hij is lid van de Heterodox Academy, een groep wetenschappers onder leiding van sociaal psycholoog Jonathan Haidt die pleit voor meer viewpoint diversity in de academische wereld.

‘Dat één standpunt fel doorweegt in de wetenschap, ondermijnt soms de geloofwaardigheid van het onderzoek, omdat het niet onterecht de suggestie wekt dat bepaalde conclusies te maken hebben met de eigen ideologische achtergrond’, zegt De Block. ‘We weten dat in bepaalde domeinen de vragen vertrekken bij bepaalde linkse vooronderstellingen en dat dat ook effecten heeft op de conclusies. Daar komt nog bij dat wetenschap voortbouwt op eerdere conclusies. Als je denkt dat een argument of conclusie aansluit bij een beleid dat je waardeert, zal je dat argument of die conclusie minder streng gaan beoordelen. Er bestaat erg veel psychologisch onderzoek waaruit dat blijkt. En als onderzoekers enkel maar voortbouwen op ’tendentieuze’ conclusies evolueert wetenschap in één richting.’

De overheid bemoeit zich niet met het bedrijven van de wetenschap (Hilde Crevits, minister van Onderwijs)

Niet iedereen in de academische wereld hecht veel belang aan ideologische diversiteit. Socioloog Hans Harbers waarschuwt dat we verder moeten kijken dan alleen de cijfers. ‘Wie enkel mensen gaat tellen per ideologische strekking, ziet de relatie tussen politiek en wetenschap als één op één. Maar zo is ze niet. Er zitten meer dan genoeg institutionele filters tussen beiden die de relatie veel complexer maken.’ Dat is geen echte garantie, vindt Storme : ‘Als een bepaalde ideologie dominant is binnen een wetenschappelijke discipline, zal ook de peer review erdoor gekleurd zijn. Je verplaatst het probleem.’

Wetenschapsfilosofe Karen François (VUB) is het met Harbers eens. ‘Wetenschap opereert in een politieke en maatschappelijke context. Onderzoek wordt gefinancierd door de overheid, die wetenschappers ook aanmoedigt om met niet-academische partners te werken. Maar die politieke context valt niet samen met een politieke kleur maar met een democratisch verkozen beleid.’

‘Objectiviteit heb je niet zomaar, ook niet in de wetenschappelijk praktijk, je moet daar een sterke procedure voor uitbouwen. Nergens is de controle op integriteit en ethiek zo groot als in de wetenschappen. Het is niet de inhoud, het thema, waarop wetenschappelijke dossiers worden geselecteerd voor financiering maar wel de manier waarop wetenschappers hun onderzoek willen aanpakken’, legt François uit. ‘Onderzoek wordt grondig en anoniem nagekeken door collega-academici, ook uit het buitenland, zowel voor het verkrijgen van financiering als voor het uiteindelijk publiceren van de resultaten; dat is het zogenaamde peer review-systeem. Al die mechanismen zuiveren ideologische afwijkingen weg en maken onderzoek objectiever.’ Dat is geen echte garantie, vindt Storme : ‘Als een bepaalde ideologie dominant is binnen een wetenschappelijke discipline, zal ook de peer review erdoor gekleurd zijn. Je verplaatst het probleem.’

Er is dus een ideologisch onevenwicht in de Amerikaanse academische wereld, mogelijk tot waarschijnlijk ook in de Belgische en Vlaamse. Moet de regering hier dan ook actie ondernemen? ‘Dat zou een goede zaak zijn’, vindt De Block. Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) laat in een reactie weten dat ze op het principe van academische vrijheid staat en niet van plan is om ideologische diversiteit de onderzoeken. ‘De overheid bemoeit zich niet met het bedrijven van de wetenschap en de bevindingen en stellingnames die daaruit voortvloeien, dus ook niet met eventuele ideologische aspecten. We hebben niet het voornemen om dit te onderzoeken, laat staan om hier regulerend in op te treden.’ Crevits drukt haar vertrouwen uit ‘in de diversiteit die er is, ook binnen de academische wereld, en de vele schakeringen die inherent zijn aan de methodologie en deontologie die daar gehanteerd worden.’ De Block is sceptisch: ‘Moeten we vertrouwen in de diversiteit die er is als er zo weinig diversiteit is?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content