Wordt Timmy Simons (Club Brugge) de oudste veldspeler ooit? ‘Ervaring is overschat’

Timmy Simons: 'Ik heb er spijt van dat ik vroeger zo flink wilde zijn. Ik speelde met blessures die ik nu onverantwoord vind.' © Kristof Ketels
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Club Brugge dendert door de competitie. Zonder Timmy Simons, want die zit op de bank. Tot ieders verbazing heeft het blauw-zwarte icoon daar vrede mee. ‘Dit is het interessantste seizoen uit mijn carrière.’

De alleroudste was Ratko Svilar. De onverslijtbare Antwerp-keeper en vader van Mile was 44 jaar, 4 maanden en 4 dagen oud toen hij zijn laatste wedstrijd in eerste klasse speelde. Vital Borkelmans bezit het record van de oudste veldspeler: 40 jaar, 11 maanden en 14 dagen. Sinds deze week is Timmy Simons ouder. Nog één keer invallen en hij gaat Borkelmans voorbij. ‘Ik zal de trainer vragen om me minuten te geven in een match die al in de plooi ligt’, grapt Simons. Hij kreeg bij Club ‘een nieuwe rol’. Spelen zit er niet meer in. Hij volgt het goede seizoen van Club Brugge vanaf de bank. ‘En voordat je het vraagt: ik vind dat niet vervelend’, zegt Simons, die meer dan duizend competitiematchen speelde. ‘Ik wist waar ik aan toe was: Marvelous Nakamba zou het vertrouwen krijgen op mijn positie, voor de verdediging. Hij doet het geweldig, en daar ben ik blij om. Ik geniet er zelfs van.’

Ik heb altijd voor warme, volkse ploegen gekozen. Als het bij PSV, Nürnberg of Club Brugge niet lukt, ligt het probleem bij jezelf.

‘Vorig seizoen speelde ik nog bijna alle matchen. Ik voel me als voetballer niet minder dan toen en ik leef er ook nog even hard voor, maar Club moet aan de toekomst denken. Ik heb mijn ervaring en weet hoe je een lastige match doorkomt. Dus deel ik mijn aanpak met de jonge talenten. Wat zij daarmee doen, is hun zaak. Ik heb de wijsheid niet in pacht. Een voetballer die nog carrière moet maken, zit in de bubbel van trainen, matchen spelen, presteren. Ik bekijk het van een afstand. De laatste weken bestudeer ik hoe de startende spelers zich voorbereiden. De ene blijft lang in het spelershome, de ander pept zich op met muziek, sommige jongens bidden. Die rituelen boeien me. Ik ben een schoenenman: goed uitkloppen, de veters rechttrekken, onder de zool voelen of er nog zand aanhangt. Al dertig jaar doe ik dat zonder erbij na te denken. Raar toch, waarom is dat zo belangrijk voor mij? Nee, serieus, dit is het interessantste seizoen uit mijn carrière.’

Jelle Vossen en Hans Vanaken zeiden in Knack dat uw aanwezigheid hen prikkelt. ‘Die veertigjarige gaat er mij niet af lopen.’

Timmy Simons:(voldaan) Daar kan ik zó van genieten. Elkaar wat pesten, opjagen, het onderste uit de kan halen en de strijd winnen. Want als ze met ‘de ouwe’ kunnen lachen, dan leven ze op. Die rivaliteit, in vriendschap, is het mooiste wat er bestaat.

Ratko Svilar hoeft niet te vrezen voor zijn record: dit wordt mijn laatste seizoen. Het mooiste, want de druk viel weg. Alleen het genieten blijft over.

Als er iets is wat sporters slecht verdragen, dan is het verouderen. Zwakker worden.

Simons: Ik accepteer het. Wie dat niet doet, houdt zichzelf voor de gek.

Is er lichamelijke schade? Je ziet oud-voetballers van veertig of vijftig vaak sukkelen. En die van zestig nog veel erger.

Simons: Daar ben ik wat bang voor. Momenteel gaat alles goed, maar ik train nog als een prof. Zodra dat wegvalt, zal ik vast wat problemen krijgen. Ik heb er spijt van dat ik vroeger zo flink wilde zijn. Ik voetbalde met blessures die ik nu onverantwoord vind. Je wilt niet flauw doen, hè. Doorbijten. Na een zware training voel ik nu waar ik lang geleden geblesseerd ben geweest. Gelukkig heb ik altijd geweigerd om met een inspuiting te spelen. Zelfs pijnstillers nam ik maar heel af en toe. Ik wilde mijn grenzen blijven kennen.

Negentien jaar geleden debuteerde u in eerste klasse. Hoe is het voetbal sindsdien veranderd?

Simons: Toen ik begon, speelden we nog met een libero. Sommige spelers kwamen niet over de middellijn. Als je dat vandaag doet, tikken ze je van de mat. Het voetbal werd sneller, atletischer en veel meer tactisch. Ik had het geluk dat ik daarin meegroeide. De Timmy die in 1998 bij Lommel debuteerde, zou vandaag niet meekunnen. (korte stilte) Is het écht negentien jaar geleden? Het is voorbijgevlogen.

De voetbalwereld heeft een nostalgische inborst. Vroeger was het beter, heet het.

Simons: Onzin. Het spel staat op een veel hoger niveau dan toen ik begon. Ik begrijp dat er dingen zijn veranderd waarvan mensen met weemoed zeggen: moest dat nu? De commercie bepaalt niet alles, maar toch veel. De druk op de spelers en de clubs is verhoogd omdat er nog meer geld in de wereld omgaat. Alles ligt onder een vergrootglas, zeker sinds de opkomst van de sociale media.

Is dat geen enorme verandering? Op elke smartphone zit een camera met een internetverbinding. Drink als speler een pint en binnen de tien seconden sta je met je foto op Twitter.

Simons: De vraag is: maak je daar een schandaal van? Na de uren doet een voetballer wat hij wil, vind ik. Gun hem zijn privacy. Ook een sporter die ernstig met zijn vak bezig is, mag op de juiste momenten een pintje drinken.

Dat u als veertigplusser nog meedraait, betekent dat u niet veel aan de toog hebt gehangen.

Simons: Onderschat mij niet. (lacht) Als jonge gast heb ik dingen gedaan waarvan ik nu denk: dat was over de grens. Er waren er straffere, dat wel. Bij PSV voetbalde ik met Andy van der Meyde. Heb je zijn biografie gelezen? (met verhalen vol coke, strippers en gokken, nvdr.) Daar kon ik niet tegenop, het bleef bij pintjes. Jammer, hè. (lacht) Soms vraag ik me af of ik wel genoeg van mijn successen heb genoten.

TIMMY SIMONS 'Ik ben niet zo braaf als mensen denken. Ik wil graag analist worden, en er dan hard invliegen met mijn kritiek.'
TIMMY SIMONS ‘Ik ben niet zo braaf als mensen denken. Ik wil graag analist worden, en er dan hard invliegen met mijn kritiek.’© KRISTOF KETELS

Volgens Roberto Martínez leven jonge voetballers vandaag in een cocon. Koptelefoon op, de blik op hun smartphonescherm. Verbondenheid en groepsgevoel liggen minder voor de hand.

Simons: Geen paniek, er wordt nog altijd gekaart bij de nationale ploeg. Wie zou nog zonder zijn mobieltje kunnen? Ik niet, en ik ben dan nog een type dat zijn smartphone zo veel mogelijk afzet. En minder verbondenheid? Dat is maar hoe je het bekijkt. Ik heb het contact verloren met ploegmaats van vroeger, jongens die toen goeie vrienden waren. Nu zie ik dat jonge collega’s vrienden soms een jaar niet meer zien, maar wel bij hun leven betrokken blijven.

Die paar minuten die Martínez me vorig jaar liet meespelen tegen Estland hebben me veel deugd gedaan (Simons werd toen de oudste Rode Duivel ooit, nvdr.). Ik had het niet meer verwacht. Ik zat in Duitsland toen de bondscoach belde: ‘We have a game tomorrow. Are you still interested in the national team?’ Hij is tot een kot in de nacht opgebleven om mij met het grootste respect te ontvangen, in detail zijn spelsysteem uit te leggen en te zeggen wat hij van mij verwachtte. Een grote meneer.

En dan te denken dat Dick Advocaat u in 2009 uit de nationale ploeg zette omdat u ’te oud’ was.

Simons: Dat was een moeilijke periode. Voor de eerste keer liet men uitschijnen: jij bent een speler met meer verleden dan toekomst. Dat was moeilijk om te slikken. Ik ben trots dat ik toen niet bij de pakken ben blijven zitten. We zijn acht jaar verder, zeg.

En dat u in 2014 net naast de selectie van het WK viel, was dat een kras op uw ziel?

Simons: Eigenlijk niet. De manier waarop had properder gekund, maar dat Marc Wilmots toen voor de jeugd koos, kon ik plaatsen. Als ik bondscoach was geweest, ik had dezelfde keuze gemaakt. Alleen: Wilmots had me dat eerder kunnen zeggen, niet tien minuten voor de selectie publiek werd. Ik heb hem later nog gesproken, maar over het gemiste WK hebben we het niet eens gehad. Dat hoeft ook niet. Ik kan een bladzijde omslaan.

‘Simons is een tactisch genie’, zei Michel Preud’homme in Het Laatste Nieuws. ‘Als Timmy wil, kan hij een zeer goede trainer worden.’

Simons:(ontdaan) Echt? Wow, en dat van Preud’homme. Dat is… Ik weet even niet wat te zeggen.

Uw vorige coach is een voetbalmaniak, net als u. Dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel klikt het, ofwel botst het.

Simons: We hebben de twee meegemaakt. Soms vielen mijn suggesties niet in goede aarde – Michel is nogal overtuigd van zijn gelijk. Máár, en dat vind ik een van zijn grote kwaliteiten, hij luistert naar argumenten en heel af en toe laat hij zich overtuigen. En dan zal hij die nieuwe visie evengoed verdedigen. Ik zal Preud’homme nog één keer tegenspreken: ik zie mezelf geen hoofdtrainer worden. Weer dat ritme, die verantwoordelijkheid, die druk. Ik ben twintig jaar onderweg geweest. Dat krijg ik thuis niet meer verkocht.

TIMMY SIMONS

– 1976: geboren in Diest

– 1995: debuut bij KTH Diest, eerst in tweede, daarna in derde klasse

– 1998: overstap naar eersteklasser Lommel

– 2000: transfer naar Club Brugge, waarmee hij twee titels en de Gouden Schoen wint

– 2001: debuteert bij de nationale ploeg

– 2002: vaste waarde op het WK in Japan en Zuid-Korea

– 2005: vertrekt naar PSV. Wint in Eindhoven drie jaar op rij de titel

– 2010: vrije transfer naar FC Nürnberg

– 2013: keert terug naar Club Brugge

– 2014: ontbreekt tot ieders verrassing in de WK-selectie

– 2015: wint met Club Brugge zijn derde Belgische landstitel

Analist dan?

Simons: Dat zou ik graag proberen. En dan er hard invliegen met mijn kritiek! (lacht) Ik ben niet zo braaf als de mensen denken. Een analist mag scherp zijn, op voorwaarde dat hij achteraf kan toegeven dat hij verkeerd zat. Dat gebeurt te weinig.

Ik ben geen voetbalfreak die elke match moet zien. Geef mij de samenvattingen en ik weet genoeg. Sinds dit seizoen liggen er kranten in de spelershome, maar ik lees eerder het economiekatern dan de sport. Dat van Preud’homme wist ik bijvoorbeeld echt niet.

Iemand met een voetbalachtergrond die ondernemend is, belandt in managementfuncties. Ik gok dat u een soort Vincent Mannaert wordt, die manager van Club is.

Simons: Dat is de zwaarste job die je in het voetbal kunt uitoefenen. 24 uur per dag beschikbaar zijn, zware beslissingen nemen in het oog van de storm. Je hebt verdomd goeie papieren nodig om je in die wereld staande te houden.

U bént al sportmanager, in het veldrijden. Tot vorige winter reed wereldkampioen Wout van Aert voor uw ploeg.

Simons: Vastgoedservice, het vastgoedkantoor waarvan ik aandelen heb, sponsort een team maar sportief speel ik geen enkele rol. Maar goed ook, want ik ken niets van die sport, behalve dat ze commercieel bijzonder interessant is. Honderdduizenden kijkers, plus het publiek langs het parcours, met die volkse ambiance erbij? Ik snap niet dat niet meer bedrijven erin stappen. De return overtreft onze stoutste verwachtingen.

Coureurs vinden voetballers watjes.

Simons: Dan hebben ze ongelijk. Wij werken ook hard, maar de context is anders. Voetballers zijn groepsmensen, in het veldrijden is het ieder voor zich. Elke renner volgt zijn eigen aanpak, kiest zijn eigen begeleiding en bepaalt voor zichzelf wat het inhoudt om prof te zijn. Cyclocross is een van de zwaarste sporten die er bestaan. Een uur tegen de limiet, kapot over de streep komen – en dat twee keer per weekend. Daar neem ik mijn hoed voor af.

Er loopt een onderzoek naar belastingfraude bij Vastgoedservice.

Simons: Daar kan ik niets over vertellen. Er is geen nieuws, en als ik het goed begrijp, kan het ook nog wel even duren. We laten de advocaten hun werk doen.

In een natuurgebied nabij Nürnberg bouwt u het ‘Wohnpark Am Fränkischen Meer’, een servicedorp voor senioren. De vergrijzing als zakelijke opportuniteit?

Simons: In de Bundesliga begon ik te denken over mijn leven na de sport. Ik was 34, een leeftijd waarop je weet: als ik nu een zware blessure oploop, is het voorbij. De bouwsector is mijn biotoop, dat zit er van thuis uit in. Als puber ging ik met mijn pa appartementen renoveren. In Duitsland heb je veel open ruimte, en ik dacht: kan ik hier geen stuk grond verkavelen? De gemeente suggereerde om iets te ontwikkelen voor oudere kopers. Als je weet hoeveel mensen er de komende vijftien jaar zorgbehoevend worden, en hoeveel plaatsen er te kort zullen zijn, dan weet je dat je met zo’n project goud in handen hebt. Er was meteen veel interesse, maar sinds ik weer in Brugge speel, verloopt de oplevering minder vlot. Logisch: als de baas in het buitenland zit, ebt bij de werknemers de motivatie weg. Gelukkig heb ik een Duitse partner gevonden die er weer dichter op kan zitten.

Ik kan niet stilzitten. Er moet altijd een nieuw projectje zijn, zo heeft mijn pa het me geleerd. Een huisje kopen, renoveren, verhuren, en op naar het volgende. Ik volg nu een cursus voor vastgoedexpert. Avondonderwijs, twee dagen per week, mét stage. Niet simpel om in te plannen.

Ik ben onderweg vrienden kwijtgeraakt met wie ik graag close was gebleven

‘Ik ben er nooit voor anderen geweest’, zei u in Humo. ‘Dat kan ik niet meer goedmaken.’

Simons: Dan had ik het eerder over mijn leven als voetballer, niet over de dingen die ik daarnaast doe. Voor het voetbal moest alles wijken. Dat was niet eens een bewuste beslissing, het overkomt je. Ik heb spijt dat ik er niet was voor mensen die mij op bepaalde momenten nodig hadden. Altijd nee moeten zeggen op uitnodigingen, want je moet rusten… Ik ben onderweg vrienden kwijtgeraakt met wie ik graag close was gebleven. ‘Komt peter Timmy naar mijn verjaardagsfeest?’ Nee, dat gaat niet. Zoiets is hard. Zulke weigeringen achtervolgen me.

Mijn kinderen zijn nu elf en dertien jaar. Ik heb de beste periode van hun groei gemist. Tot vier, vijf jaar was ik hun held. Wanneer ik even tijd had en niet hoefde te rusten was het feest, maar zo zijn er te weinig momenten geweest. Ondertussen hebben ze papa eigenlijk niet meer nodig. Ik zeg dat niet uit zelfmedelijden, ik besef dat ik de laatste ben die mag klagen. Ik had er vooral meer van willen genieten, samen met de mensen die mij dierbaar zijn. Misschien was ik te rechtlijnig.

Dat heeft er altijd ingezeten. Uw vader zei: ‘Als Timmy naar een fuif ging, dan stelde hij zelf voor dat ik hem om twaalf uur zou komen halen, hoewel later van mij ook mocht. En om elf uur stond hij al aan de deur.’

Simons: Dan jogde ik naar huis, want ik wist: nu heb ik alles gezien wat de moeite waard is. (lacht) Ik kon meepraten over de fuif, ik had ook mijn stoten uitgehaald, maar ’s anderendaags stond ik wel fris op. Klaar voor de werf, of om te sporten.

Op uw negende ging u voetballen bij FC Rillaar. Zonder aansluitingskaart, zonder verzekering en zonder dat uw ouders ergens van wisten.

Simons: Kwaad dat mijn pa was toen dat uitkwam! Niet dat hij tegen voetbal was, maar hij was vooruitziend. Wie in die tijd een aansluitingskaart tekende, kon niet zomaar vertrekken. Hij wilde mijn opties openhouden. Pas op mijn dertiende tekende ik bij Diest, toen een tweedeklasser, later in derde. Af en toe hoorde ik over interesse van grotere clubs – Sint-Truiden, Genk en Mechelen -, maar pa blokte dat af. Als het bij Diest niet lukte, dan moest ik niet dromen van meer, vond hij.

Financieel nam ik een risico door naar Lommel te gaan. Ik was 21, wat oud was om in eerste klasse te debuteren. Wie de premies van derde klasse kan combineren met een salaris, verdient goed. Ik werkte in een fabriek waar ze ramen en deuren maakten, en in het weekend diende ik op. Rust? Niet nodig, een jonge gast heeft energie voor tien. In mijn tijd als ober heb ik veel geleerd over de menselijke natuur. Als je iemand bedient, toont die hoe hij echt in elkaar zit.

Toen u bij Nürnberg zat, heeft Anderlecht zwaar doorgedrukt om u binnen te halen. Het is er niet van gekomen. Omdat dat voor een Club Brugge-icoon moeilijk lag?

Simons: We hebben nooit gepraat. Ik had de les van mijn vader goed in de oren geknoopt: ‘Denk pas aan andere clubs wanneer het concreet wordt.’ Nürnberg liet me onder geen beding gaan. De manager zei: ‘Je kunt je benen verkopen, je armen, maar het hart van het team mag niet vertrekken.’ Dat vond ik een mooi compliment.

Van euforie is geen sprake: de beslissing valt in de play-off. Het is een cliché, maar het klopt

Ik hield van de Duitse mentaliteit. Niet zeuren maar arbeiten. Bij Nürnberg hadden ze een heel eigen manier om de spelersgroep te managen. Vier, vijf steunpilaren – Leitwölfe, noemde men ze – kregen het vertrouwen om de lijnen uit te zetten. De jongeren keken op naar de ouderen, en de groep corrigeerde zichzelf. Ik kwam van PSV, waar tienervoetballers zich hardop durven af te vragen waarom er een extra rondje gelopen moet worden. De Nederlandse mondigheid is evengoed een kracht, maar de Duitse aanpak lag me beter.

Ik heb altijd voor warme, volkse ploegen gekozen. Wie kan tekenen bij PSV, Nürnberg of Club Brugge moet niet twijfelen. Lukt het daar niet, dan ligt het probleem bij jezelf. Met Club ben ik natuurlijk het meest vergroeid. Dit is mijn tiende seizoen. Dat betekent iets.

Club dendert door de competitie en heeft een ruime voorsprong op de concurrentie. Is de trein vertrokken?

Simons: Ik vind het prachtig hoe wij onze matchen beslissen. Het moment pakken en iedere keer de drie punten binnenhalen. Dat is uitzonderlijk met zo’n jonge ploeg. Oké, het voetbal sprankelt geen 90 minuten, maar dat is ook moeilijk om te brengen. Van euforie is geen sprake: de beslissing valt in de play-off. Het is een cliché, maar het klopt.

Club Brugge nam een risico door een jonge, beginnende trainer aan te stellen die alles nog moet bewijzen.

Simons: Als je filosofie goed zit en je kunt ze overbrengen, dan maakt het niet uit of je 35 bent of 60. Ervaring is overschat. Je lacht, omdat uitgerekend ik dat zeg? Ik méén het. Een achttienjarige met talent: gooi die er maar in. Op kwaliteit staat geen leeftijd.

Trainer Ivan Leko kijkt altijd vooruit, dat is goed. De match die geweest is, telt maar mee in zoverre dat je er iets uit kan halen om het morgen beter te doen.

Jullie wonnen bijna alles. Toch valt op hoe kritisch Leko in de nabesprekingen is over zijn eigen team.

Simons: Dat moet je juist op die momenten doen, want spelers accepteren het dan. ‘Oké, we hebben gewonnen, maar dít en dát zijn werkpunten.’ Als je tijdens een mindere periode op je doos krijgt van de trainer, ebt het vertrouwen weg.

Ondertussen doet uw oude makker Philippe Clement het bijzonder goed bij Waasland-Beveren. Bij Club Brugge kijkt niemand daarvan op.

Simons: Nee, en toch begrijp ik waarom ze hem deze zomer geen hoofdcoach hebben gemaakt (Clement was assistent onder Michel Preud’homme, nvdr.). Wanneer je zo lang met een groep hebt gewerkt in een andere rol is het niet evident om als hoofdtrainer met een propere lei te beginnen. Dit was de ideale oplossing. Over drie jaar keert Philippe door de grote poort terug naar Club.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content