‘Weghalen geslacht op identiteitskaart is een goeie eerste stap, maar hoe moet het nu verder?’

‘Het einde van geslachtsvermelding op de identiteitskaart is een eerste stap naar grondige hervorming van de geslachtsregistratie’, schrijft onderzoeker Pieter Cannoodt.

Eerder deze week verscheen in verschillende kranten het bericht dat de federale regering een wetsontwerp voorbereidt om de geslachtsaanduiding niet langer zichtbaar op de identiteitskaart op te nemen. Bovendien verdwijnt het principe van de onherroepelijkheid van een aanpassing van de geslachtsregistratie uit het Burgerlijk Wetboek. In de beleidsnota’s van minister Vincent Van Quickenborne en staatssecretaris Sarah Schlitz staat te lezen dat de regering hiermee een eerste stap zet in de implementatie van het arrest van het Grondwettelijk Hof waarin delen van de transgenderwet van 2017 ongrondwettig werden bevonden. Hoewel het voornemen om de geslachtsregistratie niet langer als publiek toegankelijke informatie te beschouwen zeer lovenswaardig is, ligt er toch nog veel werk op de plank van de Vivaldi-coalitie. Het doorbreken van de genderbinariteit in de volledige samenleving zal daarnaast ook diepgaande samenwerking met de deelstaten vereisen.

Waar komen we vandaan?

In 2017 nam de Kamer de zogenaamde transgenderwet aan. De wet zorgde voor de afschaffing van de tot dan bestaande medische voorwaarden, waaronder verplichte sterilisatie, voor een administratieve aanpassing van de geslachtsregistratie.

Weghalen geslacht op identiteitskaart is een goeie eerste stap, maar hoe moet het nu verder?

Sinds de inwerkingtreding van de wet volstaat het om aan de hand van een tweevoudige verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand aan te geven dat je geregistreerde geslacht niet in overeenstemming is met je genderidentiteit. Na een wachtperiode van drie tot zes maanden, waarin ook het Openbaar Ministerie advies kan uitbrengen, wordt het geregistreerde geslacht dan voor de toekomst aangepast. Vooral de sterilisatie-eis werd beschouwd als een onmiskenbare schending van de mensenrechten. Vorige week nog bood de Nederlandse regering tijdens een ceremonie in de Ridderzaal in Den Haag officiële excuses en geldelijke compensatie aan voor deze onmenselijke behandeling van trans personen. De transgenderwet zorgde voor een echte paradigmawijziging: de aanpassing van de geslachtsregistratie werd gedemedicaliseerd en gestoeld op het principe van zelfbeschikking inzake genderidentiteit.

De wet vertoonde echter nog enkele duidelijke gebreken. Zo werd een regel van principiële onherroepelijkheid ingevoerd. Een ’terugkeer’ naar de oorspronkelijke registratie werd enkel mogelijk gemaakt na het doorlopen van een judiciële procedure bij de familierechtbank in het geval van uitzonderlijke omstandigheden. Daarnaast bleef de wet steken in een strikt binaire opvatting van genderidentiteit: een aanpassing kon enkel van ‘vrouw’ naar ‘man’ of omgekeerd. Omwille van die twee gebreken stapten in 2018 drie LGBTIQ organisaties (çavaria, Rainbowhouse Brussels en Genres Pluriels) naar het Grondwettelijk Hof. Ze vonden dat door de principiële onherroepelijkheid en de binariteit van de geslachtsregistratie personen met een fluïde en non-binaire genderidentiteit werden gediscrimineerd.

In juni 2019 gaf het Grondwettelijk Hof hen gelijk. Het Hof stelde dat er geen redelijke verantwoording was voor het feit dat personen met een fluïde genderidentiteit aan een zwaardere procedure werden onderworpen dan personen die slechts één keer hun registratie wensen aan te passen. Daarnaast oordeelde het Hof dat uit het beginsel van zelfbeschikking op gelijke wijze moet voortvloeien dat zowel personen met een binaire genderidentiteit als personen met een non-binaire genderidentiteit niet moeten aanvaarden dat hun geslachtsregistratie niet overeenstemt met hun genderidentiteit. Het Hof gaf de wetgever een redelijke termijn om de vastgestelde ongrondwettigheden weg te werken en gaf ook enkele suggesties mee: de wetgever kon één of meer categorieën aan de geslachtsregistratie toevoegen (in de media vaak herleid tot het derde hokje ‘X’) of geslacht/gender niet langer beschouwen als een element van de burgerlijke staat. Die laatste optie zou leiden tot een zeer grondige denkoefening over de rol van geslacht en gender in het Belgische recht.

M/V/(X) niet langer op de identiteitskaart

In het regeerakkoord van de federale regering-De Croo stond het volgende te lezen: “In België beschikt elke persoon zelf over haar/zijn/hun genderidentiteit. Wetgeving (m.b.t. genderregistratie) wordt aangepast om in overeenstemming te zijn met de beslissing van het Grondwettelijk Hof. De verdere implicaties daarvan worden onderzocht“. Sindsdien bleef het – met uitzondering van de lancering van het idee om een derde genderoptie ‘X’ in te voeren door minister Van Quickenborne in november van vorig jaar – relatief windstil over de geplande hervorming van de geslachtsregistratie.

Uit de beleidsnota’s voor 2022 werd nu dan toch duidelijk dat de regering werk wilt maken van de implementatie van het arrest van het Grondwettelijk Hof (dat inmiddels meer dan twee jaar oud is). Het lijkt er op dat de regering denkt aan een eerder incrementele hervorming, aangezien – voor alle duidelijkheid – de aangekondigde hervorming nog niet volledig tegemoetkomt aan de door het Grondwettelijk Hof vastgestelde ongrondwettigheden. Belangrijk is wel dat de principiële onherroepelijkheid van een aanpassing van de geslachtsregistratie volledig verdwijnt: wie meer dan één keer de registratie wenst aan te passen, zal daarvoor steeds kunnen gebruik maken van dezelfde administratieve procedure bij de burgerlijke stand.

Op basis van het voorstel blijft de geslachtsregistratie zoals we die vandaag kennen gewoon bestaan: binnen de vijftien dagen na de geboorte van hun kind moeten ouders een geboorteaangifte doen bij de burgerlijke stand, waarbij ook het geslacht van het kind in de geboorteakte wordt opgenomen. De beschikbare opties zijn strikt binair: iedere persoon wordt als man of als vrouw geregistreerd in de geboorteakte. Wie later de overtuiging heeft dat die registratie niet in overeenstemming is met de genderidentiteit kan (vanaf zestien jaar) via de burgerlijke stand een aanpassing verkrijgen. Ook dan blijven de opties binair. Het geregistreerde geslacht wordt niet enkel opgenomen in de geboorteakte, maar ook in het Rijksregister. Aangezien het deel uitmaakt van de staat van de persoon (en dus iemands juridische identiteit) hoeft het niet te verwonderen dat het geregistreerde geslacht vandaag ook staat vermeld op de identiteitskaart (en het internationaal paspoort). Ook het rijksregisternummer is vandaag gegenderd: het laatste cijfer van de tweede groep van cijfers geeft het geregistreerde geslacht prijs (even getallen voor vrouwen en oneven getallen voor mannen). Het is op deze laatste twee punten dat het aangekondigde voorstel ingrijpt.

Wanneer de nieuwe wetgeving in werking treedt zal het geregistreerde geslacht niet langer opgenomen zijn op de identiteitskaart als visueel of elektronisch leesbaar gegeven. Ook het rijksregisternummer zal aangepast worden zodat de geslachtsaanduiding niet langer kan afgeleid worden uit de vermelding van een even of oneven getal. Het geregistreerde geslacht blijft wel deel uitmaken van de burgerlijke staat en zal dus naar alle waarschijnlijkheid opgenomen blijven in de geboorteakte en in het Rijksregister. Wie vandaag toegang heeft tot het Rijksregister, zal dus ook in de toekomst over de genderinformatie van een persoon beschikken (tenzij ook op dat punt de regering een strenge regelgeving zou voorzien). Personen die geboren werden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe wet zullen waarschijnlijk een nieuwe identiteitskaart en rijksregisternummer kunnen aanvragen. De aangekondigde hervorming blijft volledig binnen de grenzen van het EU-recht. Nationale identiteitskaarten hoeven van de EU immers geen genderinformatie te bevatten. Op het internationaal paspoort zal – conform regels van de EU en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie – wél nog steeds een geslachtsaanduiding opgenomen moeten worden. De impact op internationale mobiliteit lijkt dus eerder beperkt te zullen zijn.

Het weghalen van de geslachtsaanduiding op de identiteitskaart is zeker een belangrijke stap. Wanneer iemands genderexpressie niet (volledig) overeenstemt met de verwachtingen die een ander heeft op basis van het registreerde geslacht, kan dergelijke publiek toegankelijke geslachtsaanduiding leiden tot ongepaste reacties of zelfs discriminatie. Voor non-binaire personen is het daarenboven zelfs gewoon onmogelijk om een publieke geslachtsaanduiding te hebben die hun werkelijkheid correct weergeeft. In elk geval weerspiegelt een zichtbare geslachtsaanduiding de idee dat geslacht/gender een dermate (juridisch) belangrijk onderdeel is van iemands identiteit dat die informatie (in tegenstelling tot bv. iemands religie of seksuele oriëntatie) voor iedereen toegankelijk en aantoonbaar moet zijn. Net daar wringt het schoentje. Dergelijke conceptualisering van geslacht/gender komt niet langer overeen met de juridische realiteit van de 21e eeuw en staat werkelijke genderautonomie in de weg.

Hoe gaat het dan nu verder?

Niettemin blijft de aangekondigde hervorming slechts een eerste stap: het weglaten van een geslachtsaanduiding op een identiteitskaart betekent immers niet dat non-binaire personen nu ook volwaardig zullen erkend zijn. De federale regering beseft dat ook en geeft aan dat meer beleidsvoorbereidend onderzoek zal nodig zijn om een meer grondige hervorming van de geslachtsregistratie te realiseren. In eerste instantie moeten daarbij alle stakeholders geconsulteerd worden en ook onderzocht worden wat de impact zou zijn op verschillende rechtsdomeinen mochten één of meerdere categorieën toegevoegd worden aan de bestaande registratie of mocht geslacht/gender niet langer beschouwd worden als een element van de burgerlijke staat. Dat beleidsvoorbereidend onderzoek is nodig in eender welk scenario: door het arrest van het Grondwettelijk Hof is de wetgever er immers toe verplicht om non-binaire personen volwaardig op te nemen in het Belgische recht. Een studie van de Equality Law Clinic van de ULB, opgesteld in opdracht van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, gaf al aan dat enkele juridische knelpunten zullen moeten worden opgelost, bv. op het vlak van zwangerschapsbescherming, afstammingsrecht en de anti-discriminatiewetgeving. De oplossing hoeft echter niet altijd complex te zijn. Zo kunnen ‘ouder 1’ en ‘ouder 2’ in de plaats komen van de juridische categorieën ‘moeder’ en ‘vader’, zonder noodzakelijkerwijs te raken aan de rechten en plichten die aan die figuren toekomen. Dergelijke benaming zou ook beter aansluiten bij de bestaande maatschappelijke realiteit.

Samen met enkele collega’s van de UGent en het UZ Gent, nl. Guy T’Sjoen, Gerd Verschelden, Martine Cools en Joz Motmans, deed ik zelf ook al enkele suggesties over die toekomstige grondige hervorming van de geslachtsregistratie. Ons advies werd overgemaakt aan minister Van Quickenborne en werd intussen ook gepubliceerd in het Tijdschrift voor Familierecht, om zo bij te dragen aan het publieke debat. In wat volgt duid ik graag op de belangrijkste punten.

Allereerst adviseren we om geslacht/gender niet langer te beschouwen als element van de burgerlijke staat. Dat betekent dat iemands geslacht/gender dus niet langer deel uitmaakt van diens juridische identiteit en niet langer wordt opgenomen in de geboorteakte. Betekent dat dan ook het einde van de geslachtsregistratie? Niet helemaal. We stellen voor om daarbij eerst een onderscheid te maken tussen geslachtskenmerken en genderidentiteit. Beide hoeven immers niet te overlappen en zijn voor andere doeleinden geschikt. Informatie over het geslacht kan dan worden opgenomen bij de geboorte in het individuele e-patiëntendossier als belangrijke medische informatie. Dat hoeft zelfs niet op strikt binaire (M/V) wijze te gebeuren. Die registratie laat bijvoorbeeld ook toe dat nog steeds gerichte preventieve medische onderzoeken kunnen plaatsvinden (bv. met het oog op kankerpreventie).Genderidentiteit kan dan vrijwillig worden geregistreerd in het Rijksregister, maar niet worden vermeld op de identiteitskaart.

Vanuit het principe van zelfbeschikking is het enkel zinvol om tot registratie over te gaan wanneer genderidentiteit zich manifesteert. Wij stellen dan ook een uitstel van genderregistratie voor tot minstens 12 jaar (op die leeftijd is vandaag ook een verandering van voornaam mogelijk voor trans jongeren), maar dat uitstel kan ook tot aan de meerderjarigheid (18 jaar). Dergelijk uitstel van een juridische genderregistratie betekent natuurlijk niet dat er geen sociale gendering meer kan plaatsvinden. Het spreekt voor zich dat ouders hun kinderen nog steeds kunnen opvoeden ‘als een jongen’ of ‘als een meisje’. Tegelijkertijd moet er wel blijvend worden ingezet op sensibilisering over genderstereotypen waardoor genderrolpatronen en later ook sociaaleconomische ongelijkheden in stand worden gehouden. De boodschap is eerder dat het niet de bedoeling kan zijn dat een door derden toegewezen juridische registratie de zelfontplooiing van kinderen in de weg staat.

Welke opties zijn dan mogelijk voor die registratie van genderidentiteit? Wij stellen vrouw/man/X/anders voor (al zijn ook nog andere opties denkbaar). ‘X’ heeft dan de waarde van ‘onbepaald’ of ‘zeg ik liever niet’. Een aanpassing van deze registratie moet vlot en onbeperkt kunnen. Op die manier beantwoordt de hervorming ook aan de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. In elk geval is het belangrijk dat de wetgever de hervorming niet beperkt tot de toevoeging van één derde hokje. Dat hokje – veelal aangeduid met ‘X’ – zou dan een allesomvattende restcategorie uitmaken die de normaliteit van de binaire categorieën net versterkt. In Tasmanië wordt nu al gewerkt met verschillende alternatieve opties in de geslachtsregistratie, naast M en V, waaronder zelfs een open categorie. De genderregistratie in het Rijksregister laat ook toe om nog steeds demografisch onderzoek te voeren en genderongelijkheden aan te tonen.

Tot slot

Hoewel de geslachtsregistratie een centrale plaats heeft ingenomen in de discussie rond de emancipatie van trans en non-binaire personen, vormt ze maar één onderdeel van een meer complexe puzzel. De discriminatie en het geweld waarmee trans en non-binaire personen te maken hebben zijn niet enkel te herleiden tot een zichtbare en/of foutieve geslachtsregistratie. Een louter juridische hervorming zal dus niet volstaan. De binariteit moet niet enkel in het recht, maar in de volledige samenleving doorbroken worden.

Pieter Cannoot is FWO junior postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit Gent en gastprofessor aan de Universiteit Antwerpen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content