Ann Peuteman

‘We zijn het verleerd om voor onze eigen deur te vegen’

Meer en meer mensen doen de moeite niet meer om hun stoep sneeuwvrij te maken, laat staan dat ze hem zouden schrobben. ‘Het is nochtans niet door je gazon perfect te onderhouden, dat je burgerzin laat zien’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman. ‘Hoog tijd dat we ons territorium weer wat ruimer afpissen.’

Ik vloekte die ochtend. Het terras, de tuin, de straat, de stoep: alles met een dikke laag sneeuw bedekt. Dat werd sneeuwruimen. Dus haalden we op dat ontiegelijk vroege uur de sneeuwschop en het strooizout boven om de stoep voor ons huis vrij te maken. Zodat de kinderen die even later naar de school aan het eind van de straat zouden stappen niet onderuit zouden gaan. Zodat de vele bejaarden in onze vergrijsde wijk straks zo ongehinderd mogelijk om brood zouden kunnen. We waren niet de eersten die ochtend. Bij de buren, aan de overkant en verderop in de straat was de stoep al keurig geruimd. Maar lang niet overal. Voor zowat de helft van de huizen lag de sneeuw nog centimetersdik, en dat zou zo blijven tot ze vanzelf weer wegsmolt.

We zijn het verleerd om voor onze eigen deur te vegen.

‘Jouw probleem toch niet?’ vond een vriendin. Wel dus. Als niet iedereen de sneeuw voor zijn eigen deur ruimt, kunnen we er net zo goed allemaal mee ophouden. Wat voor zin heeft het dat een wijk er als een schaakbord bijligt? Dat je vijf meter veilig kunt stappen om je dan noodgedwongen weer op glad ijs te begeven? Denkt u dat oude mensen dan maar voor de helft gegijzeld worden in hun huizen? Natuurlijk niet. Het is hoe dan ook een precair. Als niet iedereen sneeuw ruimt, heeft het werk van degenen die het wel doen veel minder zin en daardoor wordt de kans groter dan zij het ook opgeven. Een mooiere metafoor voor burgerschap bestaat niet, dacht ik terwijl het weer begon te sneeuwen op mijn net geruimde stoep.

'We zijn het verleerd om voor onze eigen deur te vegen'
© /

Weet u wat het probleem is? We zijn het verleerd om voor onze eigen deur te vegen. Liep je vroeger over straat, dan moest je uitkijken om geen emmer water over je voeten te krijgen. Zeker op zaterdagochtend. Dat deden mensen toen nog: als het hele huis was gepoetst, gebruikten ze het laatste sopje om hun stoep eens goed mee te schrobben. Niet zozeer uit burgerzin, maar wel omdat ze die stoep als het verlengde van hun huis beschouwden. Als een visitekaartje haast. Nu is dat wel anders. Alles voorbij de voordeur is van een ander.

Dus ruimen we er geen sneeuw meer, negeren we het onkruid tussen de stenen, laten we er onze afgekeurde vuilniszakken staan tot de maden eruit kruipen en durven we weleens te vergeten om een poepzakje te gebruiken als we de hond uitlaten. Wij kunnen er toch niet aan doen dat het restafval maar om de twee weken wordt opgehaald? Waarom zouden wij geen frituurolie in de riolering mogen gieten als de buurman dat ook doet? Het is onze schuld toch niet dat het vriest? Bovendien waren we nét naar het werk vertrokken toen het begon te sneeuwen.

Iets welwillender zijn de meesten onder ons als er reputatieschade of een GAS-boete dreigt. Staat er iemand op te kijken – een buur, een stadswacht of een agent – dan zijn we plots het toonbeeld van burgerzin. Doet me denken aan afgelopen zomer, toen ik na een feestje naar huis wandelde. Plots stond ik oog en oog met een man die meer van mij schrok dan ik van hem. Had hij kwaad in de zin? Wou hij een fietsslot openbreken? Was hij van plan om tegen een buxushaag te plassen? Nee, hij was zijn gazon overvloedig aan het besproeien. Om halfdrie ’s nachts. Zodat niemand kon zien dat hij het zomerse sproeiverbod aan zijn laars lapte. Trottoirs mogen dan geen visitekaartje meer zijn, gazons zijn dat meer dan ooit. Misschien wordt het dus tijd dat we ons territorium weer wat ruimer gaan afpissen. Of dat nu met een sneeuwschop of een schuurborstel is. Dat we onze stoep weer claimen, en bij uitbreiding de goot ervoor, een paar straatstenen, een vierkante meter openbaar plantsoen of een stukje plein. Misschien dat we dan wel weer bereid zullen zijn om voor onze eigen deur te vegen. Ook zonder dreiging van een gepeperde GAS-boete.

Een paar ochtenden later. Het had weer gesneeuwd. Ik keek door het raam om het werk in te schatten, maar onze stoep was al geruimd. Op de rijweg waren voetsporen zichtbaar van de man of vrouw die de straat was overgestoken om voor onze deur te vegen en vervolgens op zijn of haar stappen was teruggekeerd. En voor het eerst in heel erg lang werd ik weer blij van sneeuw.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content