Vrije Tribune

‘We moeten vermijden dat we zelf de achterpoortjes in TTIP installeren’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Het handelsakkoord CETA, tussen de EU en Canada, is niet zonder risico’s’, schrijft Renaat Hanssens (ACV). Hij vreest dat alles wat de Europese politici probeerden te verhinderen in het kader van de TTIP-onderhandelingen, nu alsnog mogelijk wordt gemaakt.

Stel u even voor: u bent een farmaceutisch bedrijf dat een patent op een medicijn ziet verjaren. U wil het patent van het medicijn verlengen maar u krijgt ongelijk van de rechter omdat uw medicijn in wezen niet beter is en geen meerwaarde biedt tegenover een generiek exemplaar. Sommige zouden dan misschien naar huis trekken en energie steken in een nieuw, ander medicijn. Maar Eli Lily deed iets anders: ze klaagde de Canadese overheid aan, vroeg een schadevergoeding van 100 miljoen dollar wegens ‘geleden schade’. Onder de investor-state dispute settlement (ISDS) van het Noord-Amerikaanse handelsverdrag NAFTA.

‘We moeten vermijden dat we zelf de achterpoortjes in TTIP installeren’

Kan hier nooit gebeuren“, hoor ik u misschien denken? Twee jaar geleden werden de onderhandelingen over het Comprehensive Economic and Trade Agreement, CETA, tussen de EU en Canada formeel afgerond. Nu hoopt de Europese Commissie eindelijk de procedures voor de ondertekening en ratificatie door het Europees Parlement en de lidstaten op te starten. Omdat de Commissie het akkoord liefst wil bestempelen als een handelsakkoord ‘pur sang’ hoopt het dat de lidstaten akkoord zijn met een procedure waarbij de handtekening van de lidstaten (voor de Raad van Ministers) en een ratificatie door het Europees Parlement volstaat. Maar dat is buiten de lidstaten gerekend.

Want de Raad van Ministers is het vrij eens dat CETA een gemengd akkoord is, en dat het dus ook door de lidstaten geratificeerd moet worden. CETA is niet zomaar een zoveelste akkoord in de lange rij van handelsakkoorden die de Europese Commissie wil afsluiten. Want de Canadese markt is heel nauw verweven met de Amerikaanse; heel wat VS-multinationals hebben een afdeling in Canada. Zelfs als TTIP er niet zou komen, zullen heel wat van hen gebruik maken van CETA om gemakkelijker de Europese markt te betreden. Het is daarom van erg groot belang dat wat Europa wil vrijwaren in TTIP ook in CETA gevrijwaard blijft. Naast het argument van de ‘indirecte toegang’ speelt ook het onderhandelingsargument dat de EU moeilijk aan de VS kan weigeren wat ze aan Canada heeft toegestaan.

Paard van Troje

Het belang van een evenwichtig CETA kan dus moeilijk onderschat worden. Een onevenwichtig CETA kan fungeren als een paard van Troje, dat alles wat de EU wil vermijden in het kader van TTIP, via de achterdeur van CETA toch mogelijk maakt. Hét pijnpunt van TTIP en CETA is de beruchte ISDS: investor-state dispute settlement. Wat een bijzonder investeringsbeschermingmechanisme voor buitenlandse investeerders in akkoorden tussen geavanceerde economieën met een volwaardig onafhankelijk rechtssysteem noodzakelijk maakt, is onduidelijk. Dit soort mechanismes is ontworpen voor de regeling van geschillen tussen buitenlandse investeerders en overheden, in investeringsakkoorden tussen ontwikkelde economieën en landen met een onvoldoende onafhankelijk rechtssysteem.

Brazilië, dat nog altijd zeer veel buitenlandse investeringen aantrekt, heeft er nooit een beroep op gedaan. Zuid-Afrika wil er uit stappen; India overweegt hetzelfde en Indonesië zal bij het verlopen van de regeling niet verlengen. Waarom zijn zij er tegen? ISDS staat heel sterk onder druk door een de pan uitswingend misbruik door multinationals. Deze slagen er in heel veel vaagheden in de bestaande bilaterale investeringsakkoorden in hun voordeel uit te buiten, ten koste van overheden die beleidsmaatregelen in het publiek belang dikwijls al preventief terugschroeven om schadeclaims te vermijden. Het Zweedse Vattenfall klaagde de Duitse overheid aan voor een schadevergoeding van 3,7 miljard euro omdat het land – gefaseerd – uit kernenergie wil stappen. Sigarettenfabrikant Philip Morris klaagde de Australische overheid aan omdat het zijn verpakking niet wou aanpassen aan de (strenge) Australische regulering.

‘Vakbonden, milieugroeperingen of mensenrechtenorganisaties kunnen schendingen van rechten niet aanklagen; er is niet eens een verwijzing naar de plicht van buitenlandse investeerders om hun verplichtingen op deze domeinen nakomen.’

Hoewel de Europese Commissie in de onderhandelingen met Canada een aantal dingen kon veranderen, blijft het vernieuwde systeem (‘Investment Court System – ICS’) buitenlandse investeerders eenzijdig bevoorrechten ten opzichte van binnenlandse investeerders en andere stakeholders. Vakbonden, milieugroeperingen of mensenrechtenorganisaties kunnen schendingen van rechten niet aanklagen; er is niet eens een verwijzing naar de plicht van buitenlandse investeerders om hun verplichtingen op deze domeinen nakomen.

Ook het statuut, dat totaal gescheiden van het bestaande rechtssysteem fungeert, blijft heel erg problematisch. De rechters in kwestie moeten zich van de nationale wetgeving eigenlijk niets aantrekken, ze moeten enkel beoordelen of de bepalingen van het investeringsakkoord gerespecteerd werden. Kennis van het milieurecht, het arbeidsrecht, de regels rond privacy, … zijn dus niet nodig. Het blijft zo een apart circuit waarmee het nationale rechtssysteem omzeild kan worden door een geprivilegieerde groep van kapitaalkrachtige buitenlandse investeerders.

In artikel 8.9.1 staat trouwens het verraderlijke woord ‘noodzakelijk’: “overheden hebben het recht om maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor legitieme beleidsdoelstellingen”. Een grote meerderheid van ISDS-arbitragepanels hebben dit woord ‘noodzakelijk’ in het verleden in een extreem restrictieve zin geïnterpreteerd. Alleen al het feit dat een instantie die aan geen enkele democratische controle onderworpen is mag oordelen over de noodzakelijkheid van overheidsmaatregelen, is een democratische aanfluiting van jewelste…

Het Parlement van de Franse Gemeenschap en het Waals Parlement stemden al resoluties tegen deze versie van het CETA. Ook in Oostenrijk stemde men tegen het akkoord. Het zou vreemd zijn mocht Vlaanderen, een regio die zich zo roemt op zijn autonomie, en zijn resem kleine kmo’s en rechtszekerheid koestert, zomaar de sleutels van de kluis overhandigen aan een investeringstribunaal dat aan niemand verantwoording hoeft af te leggen, geen rekening moet houden met Vlaamse decreten en veelal belangen van multinationals verdedigt.

In de Europese Raad zou België zich daarom niet positief mogen uitspreken voor de ondertekening van CETA. Het is nog niet te laat om het akkoord, zoals het nu voorligt, een halt toe te roepen.

Renaat Hanssens is adviseur macro-economie aan de ACV-studiedienst

(Dit is een ingekorte versie van een artikel uit De gids op maatschappelijk gebied)

Partner Content