Abderrahim Lahlali

‘Wat Unia kan doen om haar werking te verbeteren’

‘Op de internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie is het belangrijk om stil te staan bij de werking van het gelijkekansencentrum Unia’, schrijft advocaat Abderrahim Lahlali. Hij lijst de belangrijkste aandachtspunten op.

Vorige maand openden de federale en Vlaamse ministers van gelijkekansenbeleid een georkestreerd en gefaseerd aanval op het Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia. Zuhal Demir verklaart publiekelijk dat Unia geen centrum van gelijke kansen maar van polarisering, Liesbeth Homans gaat een stap verder in haar betichtingen aan het adres van Unia door te beweren dat Unia “niet neutraal en niet objectief” zou zijn en het maar enkel voor “mensen van allochtone origine” opneemt. Los van het feit dat ik de uitspraken van Homans over de ‘klagende allochtonen’ een minister onwaardig vind, stemmen de door haar weergegeven cijfers niet overeen met de realiteit zoals is aangetoond in verschillende krantenartikels Zo blijkt uit een Unia-onderzoek van 2016 dat ouders zonder een migratieachtergrond het over het algemeen moeilijker hebben met een ‘gemengd’ huwelijk van hun kind dan ouders met een migratieachtergrond (18 versus 12 procent), terwijl de minister het tegenovergestelde beweert.

‘Wat Unia kan doen om haar werking te verbeteren’

En in plaats van zich te bezondigen aan ongefundeerde en polariserende uitspraken roep ik Minister Homans ook op om haar eigen ‘Beleidsnota Gelijke Kansen 2014-2019′ eens goed te herlezen. Niet alleen stelt ze in haar beleidsnota dat discriminatie nog te vaak behoort tot de dagelijkse realiteit, maar stelt ze een proactief gelijkekansenbeleid voorop. Op basis van cijfers van het (inter)federaal gelijkekansencentrum verwoordt Homans de ‘grootste pijnpunten‘. Die cijfers tonen namelijk aan dat discriminatie op grond van raciale criteria (37,5%) het meest voorkomst, gevolgd door handicap en gezondheidstoestand (23,7%) en geloof (18,7%).

Volgens Homans blijkt uit Europees onderzoek dat slechts 37% van de ondervraagden hun rechten kennen.

Zowel Homans als Demir (beiden N-VA) zijn omwille van hun Unia-aanvallen terecht tot de orde geroepen door hun coalitiepartners Open Vld en CD&V

.

Toch is het vandaag op de Internationale dag tegen Racisme en Discriminatie ook belangrijk om stil te staan bij de werking van het ‘gelijkekansencentrum’. Het ‘Interfederaal’ karakter van het centrum is in het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen/gewesten van 2013 vastgelegd.

‘Vlaamse klachten’

Dat N-VA ten gevolge van de commotie die is ontstaan rond Unia oproept voor een ‘Vlaams gelijkekansencentrum’ is merkwaardig gezien ze mee in de Vlaamse regering de oprichting van Unia in 2013 goedkeurde. Tegelijk weten weinigen dat Unia, naast het hebben van een Interfederale overlegraad, ook bestaat uit vier kamers: een federale, Vlaamse, Franstalige en Brusselse kamer. Het is namelijk ook de Vlaamse kamer, met haar eigen bestuursleden, die kennis neemt van ‘Vlaamse’ klachten die behoren tot haar bevoegdheidsdomein (Vlaamse gemeenschap / Vlaamse gewest).

Ook de werking van Unia bij de behandeling van meldingen en ondersteuning van discriminatieslachtoffers kan en moet beter. Uit mijn praktijkervaring als advocaat stel ik vast dat één van de essentiële taken van het gelijkekansencentrum, nl. de ‘klachtenbehandeling’ niet naar behoren functioneert, waardoor het vertrouwen van slachtoffers in Unia niet groot is. Er is een gebrek aan transparantie over hoe het centrum tot een besluitvorming komt om een individuele klacht al dan niet op een ernstige wijze ter harte te nemen. Er is geen doorzichtig beleid m.b.t. de gehanteerde indicatoren die doorslaggevend zijn om ten gevolge van een klacht een bemiddelingsprocedure op te starten (tussen slachtoffer en de vermoedelijke overtreder) of om al dan niet een gerechtelijke procedure aan te vatten.

Zo heeft het Interfederaal centrum in 2015 een zeventigtal klachten ontvangen over het ‘minder-minder-minder’-computergame van Filip Dewinter, waarbij het spel de gebruiker (vermeende) criminelen en terroristen laat uitschakelen met een knuppel. De toenmalig Unia-directeur stelde zich publiekelijk de vraag of een gerechtelijke vervolging wel de juiste handelswijze is en of men hierdoor wel het algemeen belang zal dienen, terwijl het Antwerps parket heeft geoordeeld dat dit spel racistisch is en aanzet tot haat. Unia dient in casu niet het ‘algemeen belang’ te dienen, maar er juist over waken dat grondrechten van burgers worden geëerbiedigd.

Nijpend gebrek aan terugkoppeling

Ook de klacht die ik als advocaat namens een aantal Marokkaanse Antwerpenaren bij Unia tegen het ‘patserbeleid’ van de toenmalig Antwerpse procureur heb ingediend bleef zonder een noemenswaardige feedback. Het enige wat ik als raadsman heb vernomen van het centrum is dat de (gewezen) Unia-directeur een persoonlijke gesprek heeft gehad met de procureur zonder meer. Het probleem dat volgens mij wordt veroorzaakt door een nijpend gebrek aan terugkoppeling is dat de negatieve perceptie over de werking van Unia bij discriminatieslachtoffers wordt aangewakkerd. Het gevoel van niet-erkenning en van een gebrekkige nazorg tast volgens mij de geloofwaardigheid van Unia aan.

Mensen zonder verblijfstitel

Ik zou hier in het bijzonder een lans willen breken voor de meest kwetsbare groep van discriminatieslachtoffers, nl. mensen zonder een geldig verblijfstitel. Unia treedt zelden op tegen overheidshandelingen die hun grondrechten aantasten. Zo trad het centrum niet op tegen de beslissing van Homans als OCMW-voorzitter in Antwerpen om aidsremmers dienstig voor de behandeling van mensen zonder een verblijfstitel niet altijd terug te betalen of meer recent tegen de beslissing van Staatssecretaris Theo Francken, geruggesteund door Minister Jan Jambon, om personen zonder verblijfstitel m.o.o. hun repatriëring thuis te laten oppakken zonder een huiszoekingsbevel. Zowel Justitieminister Koen Geens als parlementslid Nahima Lanjri waren het niet eens met Francken en het is positief dat ze werken aan een regeling waarbij conform de grondwet de politie enkel een huis mag binnenvallen met een gerechtelijk bevel.

De algemene impressie die volgens mij leeft bij een significant deel van de doelgroepen, is dat het centrum een passieve houding aanneemt wanneer men dient tussen te komen bij vermoedelijke schendingen door overheiodsinstanties. Ook nu doet zich een uitgelezen kans voor om van zich te laten horen wanneer we met ontstemming kennis nemen van de in De Standaard gelekte chatberichten, waarbij Antwerpse politieleden in een Whatsapp-groep racistische en seksistische praat verkondigen (DS 20 maart).

Bevorderen van gelijkekansenbeleid

Tot slot heeft Unia ook als kernopdracht het ‘actief’ bevorderen van een gelijkekansenbeleid. Op dit terrein zijn er bij een eenvoudige lezing van de Vlaamse en federale regeerakkoorden heel wat opportuniteiten om het vertrouwen bij een deel van de bevolking te (her)winnen. Zo is er nà vijftien jaar nog steeds geen uitvoering gegeven door de Vlaamse regering aan het decreet evenredige arbeidsdeelname van 2002 wat betreft de implementatie van een diversiteitsbeleid in de Vlaamse onderwijssector. Unia kan ook de federale overheid aansporen om dringend werk te maken van de in 2015 beloofde ‘mystery calling’ om discriminatie op de arbeidsmarkt te bestrijden en van in het regeerakkoord beloofde realisatie van streefcijfers voor instroom van kansengroepen in de federale ambtenarij.

Dat de federale Minister van werk Kris Peeters vandaag laat weten dat het wetsontwerp voor de invoering van praktijktests klaar is, is een stap in de goede richting maar dient wel opgevolgd te worden. Ook buiten de regeerakkoorden zijn er concrete uitdagingen die het Interfederaal gelijkekansencentrum kan accentueren, zoals de afwezigheid in België van een ‘Interfederaal actieplan tegen racisme met concrete doelstellingen en actiepunten’ en dit ongeacht een internationale verplichting sedert 2001.

Last but not least laat de Antidiscriminatiewet van 2007 in een aantal concrete situaties positieve actiemaatregelen toe (vb. voorkeursbehandeling door bedrijf voor aanwerving mensen uit kansengroepen). De antidiscriminatiewet bepaalt echter dat hiervoor de voorwaarden moeten vastgelegd worden in een Koninklijk besluit. Nà 10 jaar bestaat een dergelijk uitvoeringsbesluit nog steeds niet en bijgevolg kan geen enkele positieve-actiemaatregel wettig en geldig worden genomen door bedrijven. Een ‘praktijktesten-onderzoek’ van de Universiteit Gent dat vandaag is bekend geraakt toont aan dat zelfs bedrijven die een anti-discriminatieclausule hebben ondertekend, ‘allochtone’ en ‘autochtone’ sollicitanten niet gelijkwaardig behandelen.

In plaats van te ‘verlangen’ om uitgenodigd te worden op de koffie bij Demir en Homans, moet Unia eerder de druk op de excellenties opvoeren om werk te maken van een daadwerkelijk gelijkekansenbeleid zoals beloofd in de regeerakkoorden.

Partner Content