Dirk Holemans

‘Waarom ontkent iemand dat er grenzen zijn aan wat onze planeet kan verdragen?’

Dirk Holemans Coördinator Oikos, co-voorzitter Green European Foundation en co-auteur ‘Omgroei’ (EPO)

‘Hoe wereldvreemd kan je zijn’, vraagt Dirk Holemans zich af in een reactie op een opiniestuk waarin Brendan O’Neill duurzaamheid ‘het linkse excuus voor armoede’ had genoemd. ‘Relevanter voor het maatschappelijke debat dan de klinkklare nonsens die hij vertelt, is waar Brendan O’Neill écht voor staat.’

Het verwondert niet, hoewel het toch verrassend blijft. Terwijl ondertussen ongeveer elke officiële instelling erkent dat er grenzen zijn aan wat onze planeet kan dragen, is er een kleine groep die het erkennen van grenzen niet kan hebben, en al zeker niet als dat moet leiden tot een wijziging in onze levenswijze. Daarbij zijn er twee constanten in hun communicatie: het blind geloof in bepaalde technologieën verbonden met multinationals, en het agressief bekritiseren van de milieubeweging. Ik schreef al eerder in De Standaard over de ecomodernisten als de ‘nieuwe schaapsvacht van big industry, ondertussen verscheen er op dit Knack Forum een stuk van Brendan O’Neill, hoofdredacteur van de humanistische Britse website Spiked Online, onder de titel Duurzaamheid is het linkse excuus voor armoede.

‘Waarom ontkent iemand dat er grenzen zijn aan wat onze planeet kan verdragen?’

O’Neill hanteert dezelfde retorische strategie als de ecomodernisten: maak een cliché van de milieubeweging om dan alleen die karikatuur te bestrijden, omschrijf tegenstanders steevast als dogmatici en pessimisten, en vooral: vertel klinkklare nonsens, in de hoop dat critici al hun energie steken in het ontkrachten ervan. Dat laatste gaan we in deze reactie dan ook slechts heel selectief doen. Relevanter voor het maatschappelijke debat is waar de 0’Neill echt voor staat.

Voor de humanist O’Neill betekent de Verlichting het door de mens naar zijn hand zetten van de natuur, inclusief de verwerping van de idee dat er zoiets zou zijn als ‘natuurlijke grenzen’. En volgens hem doen de groenen net het omgekeerde: ‘ze benadrukken dat er kraakheldere, planetaire grenzen zijn waar we binnen moeten blijven’. En dat vindt hij te gek voor woorden.

‘De armste bevolkingen zijn het kwetsbaarst voor de gevolgen van een klimaatverandering en beschikken over de minste middelen om zich aan te passen.’

Het moet me van het hart: hoe wereldvreemd kan je zijn. Eind november start in Parijs een van de belangrijkste klimaatconferenties van de wereld, in aanwezigheid van regeringsleiders uit heel de wereld. Al jaren zijn alle landen dit aan het voorbereiden, rapporten aan het opstellen om te komen tot een nationaal klimaatbeleid. Allen erkennen ze hetzelfde: als we er niet in slagen onze uitstoot van fossiele brandstoffen te begrenzen zodat de aarde meer opwarmt dan twee graden Celsius, gaan we een onleefbare wereld tegemoet.

Laat ons twee organisaties citeren die niet verdacht kunnen worden van groene sympathieën: de Wereldbank en het Pentagon. Beide publiceerden vorig jaren rapporten over de klimaatwijziging.

Het wetenschappelijk rapport van de Wereldbank Turn down the heat : climate extremes, regional impacts, and the case for resilience beschrijft een onrustwekkend scenario voor de komende jaren: als de planeet in de loop van de volgende 20 à 30 jaren met 2°C opwarmt, zal de wereld geconfronteerd worden met algemene voedseltekorten, hittegolven zonder voorgaande en krachtigere cyclonen. En als we onvoldoende inspanningen leveren om de uitstoot van broeikasgassen in te perken, gaan we naar een opwarming van 4°C boven het pre-industrieel niveau. En daar is de Wereldbank heel helder in: ‘Een opwarming met 4° C maakt de wereld onleefbaar’. Want de impact van een dergelijke klimaatopwarming is zo rampzalig dat de gevolgen ervan opvangen waarschijnlijk onmogelijk is. Ook belangrijk: het rapport benadrukt dat de armste bevolkingen het kwetsbaarst zijn voor de gevolgen van een klimaatverandering en over de minste middelen beschikken om zich aan te passen.

‘In zijn blinde kritiek op grenzen, bevindt O’Neill zich in het illustere gezelschap van de tanende groep van klimaatontkenners zoals we die vinden bij de Amerikaanse neo-conservatieven.’

Over naar het Pentagon: dat publiceerde vorig jaar een rapport dat onomwonden stelt dat klimaatwijziging een onmiddellijke bedreiging vormt, met verhoogd risico op terrorisme, besmettelijke ziektes, armoede en voedseltekorten. Want watertekort door verdwijnende gletsjers, verwoesting door orkanen, droogte en de mislukking van oogsten kan leiden tot grote instabiliteit en ongecontroleerde migratiestromen van mensen die geen leven meer kunnen uitbouwen op de plek waar ze wonen.

Samengevat: bijna iedereen in de wereld is het over eens dat er grenzen zijn aan de hoeveelheid broeikasgassen die we kunnen uitstoten. In zijn blinde kritiek op grenzen, bevindt O’Neill zich in het illustere gezelschap van de tanende groep van klimaatontkenners zoals we die vinden bij de Amerikaanse neo-conservatieven. Bien étonnés de se trouver ensemble? Meteen is ook duidelijk dat het tweede punt van kritiek van Brendham op de ecologische beweging totaal onzinnig is. Volgens hen zou de milieubeweging, door het wijzen op grenzen, de ontwikkeling in het Zuiden afremmen en de mensen daar in de armoede houden. Terwijl nu net alle rapporten er op wijzen dat de klimaatopwarming in de eerste plaats de armste bevolkingsgroepen en gebieden zal treffen.

Het is moeilijk te peilen naar de motivatie voor het stuk van O’Neill. Zijn verwijzing naar ‘het evangelie van duurzaamheid’ kan wijzen naar een achterhaald debat uit de jaren 1980, waar ecologisten werden weggezet als anti-humanisten of religieus geïnspireerden. En dat laatste leidt bij sommige anti-religieuzen tot irrationele reacties. De realiteit is natuurlijk dat de milieubeweging, net zoals bij elke vereniging met een breed draagvlak, mensen verenigt van allerlei gezindte. Wat trouwens evident is in een pluralistische samenleving.

‘Het is op zich een vreemde mix: bepaalde mensen die zichzelf als humanisten omschrijven -ik wil zeker niet veralgemenen- die de belangen van u003cemu003ebig industryu003c/emu003everdedigen.’

Een andere reden kan zijn waar de auteur voor staat. O’Neill is hoofdredacteur van de Britse website Spiked Online. In zijn stuk geeft hij af op ‘een columnist voor The Guardian’ zonder de persoon bij naam te noemen. Het gaat uiteraard om George Monbiot, de gewaardeerde schrijver van onderbouwde kritische analyses inclusief uitvoerige bronverwijzingen. En laat nu net deze Monbiot in het stuk Invasion of the Entryists de achtergrond van Spiked Online duiden.

De website in kwestie is de opvolger van het magazine Living Marxism, dat geheel andere zaken propageert dan de naam voor staat. Het magazine promootte een rechts-libertaire, pro-business agenda en voerde campagne tegen controle op wapenbezit, tegen het bannen van tabaksreclame en vroeg zich af of een ‘beetje klimaatopwarming geen goede zaak zou zijn?’.

Mensen verbonden met Living Marxism en Spiked Online werken voor PR firma’s die ingehuurd worden door biotech en farmaceutica multinationals in hun verweer tegen campagnes van consumenten- en milieuverenigingen.

Het is op zich een vreemde mix: bepaalde mensen die zichzelf als humanisten omschrijven -ik wil zeker niet veralgemenen- die de belangen van big industry verdedigen. En dus vooral pleiten voor meer kerncentrales, grootschalige dammen en ggo’s. En in een communicatiestrategie de groenen als zondebok aanduiden als ze hun zin niet mogen doen. Maar de combinatie klopt wel, als er een totaal verouderd Vooruitgangsbegrip wordt gehanteerd: dat van een blinde industrialisering uit de 19de eeuw, het steeds meer produceren en consumeren zonder omzien naar het effect van het grenzeloos gebruik van grondstoffen en energie. Hopelijk vergis ik me hierin. Maar een ding is zeker: deze kleine groep zal de echte vooruitgang die we gaan boeken in Parijs, niet tegenhouden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content