Vrije Tribune

‘Waarom dierenrechten in de grondwet thuishoren’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Moraalfilosoof Stijn Bruers legt uit waarom we volgens hem onze grondwet niet mogen baseren op foutieve morele intuïties. ‘Als we niet-menselijke voelende wezens uitsluiten, moeten we daar een goede reden voor kunnen geven, want anders vervallen we in ongewenste willekeur of discriminatie.’

Enkele senatoren stellen voor om de grondwet te wijzigen en dieren als wezens met gevoelens te omschrijven. Dit is een belangrijke stap in de erkenning van dierenrechten. Filip Reyntjens en Herman De Dijn, emeritus hoogleraren aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven, denken daar in een opiniestuk voor De Standaard anders over. Toch zijn hun argumenten eenvoudig te weerleggen.

Wat hoort er in de grondwet? Dingen die we erg belangrijk vinden. Wat vinden we erg belangrijk? Onder andere welzijn en rechten, zoals het recht op lichamelijke zelfbeschikking: jouw lichaam is van jou en anderen mogen jouw lichaam niet gebruiken tegen je wil in. Toch zeker niet als ze jouw lichaam willen gebruiken als louter middel voor hun eigen genot en jij dat helemaal niet graag hebt.

De cruciale vraag is nu: op wie heeft die grondwet betrekking? Enkel op mensen? Dat is problematisch, want er zijn ook niet-menselijke wezens die een welzijn ervaren, die een besef hebben van hun eigen lichaam en die een wil hebben. Dat zijn dus ook voelende wezens die een hoog welzijn willen en niet graag hebben dat men hun lichamen gebruikt op manieren die ze niet willen.

‘Waarom dierenrechten in de grondwet thuishoren’

Als we die niet-menselijke voelende wezens uitsluiten, moeten we daar een goede reden voor kunnen geven, want anders vervallen we in ongewenste willekeur of discriminatie. En dat is waar Reyntjens en De Dijn geen deftig antwoord op hebben. Reyntjens erkent dat ook kinderrechten en het welzijn van bijvoorbeeld baby’s en mentaal gehandicapten in de grondwet thuishoren, ook al zijn jonge kinderen geen wezens die hun rechten kunnen opeisen of beseffen dat er rechten bestaan. Dan beargumenteert hij: “Maar daar gaat het over rechten die wij als soort opeisen en beschermen, iets waartoe dieren niet in staat zijn.” Wat is het verschil met de bewering: “Daar gaat het over rechten die wij als volwassenen opeisen en beschermen, iets waartoe jonge kinderen niet in staat zijn”? Waarom zou deze tweede uitspraak niet even geldig zijn en zouden we dan niet mogen concluderen dat kinderrechten niet in de grondwet thuishoren? Waarom zouden wij wel rechten als soort opeisen, en niet rechten als volwassenen, als blanken, als primaten of als zoogdieren? Wij zijn net zo goed zoogdier als dat we mens zijn. Zonder goede reden een prioriteit geven aan een soort, is willekeur, en ongewenst door de wezens die niet tot die geprivilegieerde groep behoren.

Wat moeten we dan wel doen als we een ongewenste willekeurige verwijzing naar een bepaalde groep van exclusieve rechthebbende wezens willen vermijden? Eenvoudig: de grondwet zou van toepassing moeten zijn op alles en iedereen, inclusief stenen, speelgoedpoppen, planten, computers en dieren. Voor zover we weten hebben stenen, poppen, planten, computers waarschijnlijk geen bewustzijn en dus geen wil en geen besef van hun lichamen. Voor die objecten is de grondwet vanzelf voldaan: we kunnen nooit het welzijn schenden van een object dat geen welzijn ervaart. Vandaar dat we bijvoorbeeld nog wel planten mogen eten, computers mogen afzetten en seksuele handelingen met een sekspop moeten toelaten. We respecteren altijd het recht op lichamelijke zelfbeschikking van die pop, want die pop kunnen we nooit tegen haar wil in gebruiken. Pedofilie daarentegen keuren we sterk af. De reden die we daarvoor hebben? Omdat die pedofilie schadelijk is voor het welzijn en de minderjarigen geen geïnformeerde ongedwongen toestemming kunnen geven voor het gebruik van hun lichamen als genotsmiddelen. Maar dat geldt nu net ook voor dieren, dus keuren we ook bestialiteit af. Pedofilie en bestialiteit schenden het recht op lichamelijke zelfbeschikking.

Varkens als seksspeeltjes en honden als spekreepjes

In zijn argumentatie tegen het opnemen van dierenrechten in de grondwet maakt De Dijn veelvuldig gebruik van reductio ad absurdum stropopredeneringen: absurde conclusies trekken uit foutieve voorstellingen van de standpunten van de tegenpartij. Hij vraagt zich af of muggen en parasitaire lintwormen dan ook rechten hebben en we ze dan niet meer mogen bestrijden. Ten eerste zijn wetenschappers nog niet zeker of en in hoeverre dergelijke dieren een bewustzijn en welzijn hebben. Ten tweede veroorzaken die dieren schade en kunnen anderen dan het recht hebben om zich te verdedigen. Maar vooral: stel dat we toch een schadelijke mug doden, mag ik dan de absurde conclusie in de omgekeerde richting trekken en beweren dat we volgens De Dijn dan ook onschuldige varkens als seksspeeltjes en honden als spekreepjes mogen beschouwen? Is daar draagvlak voor?

‘Net zoals we bij een optische illusie spontaan oordelen dat één lijnstuk langer is dan een ander dat in werkelijkheid even lang is, zo zijn we vatbaar voor een morele illusie waarbij we ten onrechte intuïtief denken dat het welzijn van één wezen belangrijker is dan dat van een ander.’

Wat dan met het dierenleed in de natuur? Moeten we dan ingrijpen in de natuur en het dierenleed bestrijden als dierenwelzijn in de grondwet staat? Hier zien we een interessant fenomeen: de laatste jaren zijn plots veel moraalfilosofen hierover gaan nadenken, omdat die filosofen op een kritische en onpartijdige manier op zoek gingen naar belangrijke maatregelen om de wereld te verbeteren. Iedereen beseft dat ingrijpen in de natuur niet aangewezen is zolang we nog geen veilige, kosteneffectieve en doeltreffende methoden hebben ontwikkeld. Maar volgens die filosofen kunnen we wel stilaan beginnen met wetenschappelijk onderzoek naar dergelijke methoden, precies omdat het welzijn van iedereen, niet enkel van mensen, belangrijk is. Het idee lijkt me niet zo absurd. We doen wel onderzoek hoe we biodiversiteit in de natuur kunnen bevorderen, is het dan zo vreemd om onderzoek te starten hoe we welzijn in de natuur kunnen bevorderen? Kunnen we geen kweekvlees produceren zodat onze kat nog steeds even lekker en gezond kan eten zonder daarvoor te moeten jagen op vogels die niet graag bejaagd worden? Is het echt uitgesloten dat we ooit diervriendelijke methoden vinden om de schade veroorzaakt door ratten of muggen te bestrijden, gegeven het feit dat we al een aantal diervriendelijke methoden hebben gevonden?

De standpunten van Reyntjes en De Dijn komen uiteindelijk neer op een vorm van discriminatie genaamd speciesisme. Net zoals we bij een optische illusie spontaan oordelen dat één lijnstuk langer is dan een ander dat in werkelijkheid even lang is, zo zijn we vatbaar voor een morele illusie waarbij we ten onrechte intuïtief denken dat het welzijn van één wezen belangrijker is dan dat van een ander. Onze grondwet mogen we niet baseren op dergelijke foutieve morele intuïties.

Stijn Bruers is doctor in de moraalfilosofie

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content