Vrije Tribune

‘Waar blijft het Benelux-leger?’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Door nieuwe besparingen bij Defensie kijken sommigen over de grenzen om de kerntaken samen met de buurlanden uit te voeren. Vooral de Benelux-partners zijn in beeld’, schrijft Luc Willems.

Vorige week vierde het Benelux politieverdrag haar tiende verjaardag. Commissaris-generaal De Bolle blikte samen met de korpschefs van Luxemburg en Nederland terug op de realisaties op het vlak van bestuurlijke politie en openbare veiligheid. Voor vele landen staat deze samenwerking model. Het laaghangend fruit is ondertussen geplukt. Voor de nieuwe ambities moet er hoger geklauterd worden. Deze ambitie is ten volle aanwezig aangezien criminelen geen grenzen kennen en justitie en politie wel tegen de landgrenzen blijven aanlopen. Nu wordt er gekeken naar meer samenwerking op het vlak van gegevensuitwisseling en rechtshulpverzoeken. De vraag stelt zich waarom dit model dat bij de politie ontwikkeld is niet opgaat voor het andere veiligheidskorps nl. het leger. Waar blijft het Benelux-leger?

Nieuwe vijanden

Na de val het IJzeren Gordijn zocht defensie naar een nieuwe taakstelling. De oude vijand was verdwenen. Budgettair hadden regeringen andere zorgen en uitdagingen dan het leger. Ondertussen bleef de wereld verder draaien en zijn er nieuwe vijanden opgedoken. De nood aan internationale coalities is toegenomen waarbij de supermachten naar de kleine landen kijken om ook hun deel van de taken op te nemen. De budgettaire crisis maakt het de kleine landen knap lastig om internationaal hun steentje bij te dragen aan de veiligheid op wereldvlak. Het uitzenden van militairen moet gebeuren met materieel dat aan de hoogste eisen voldoet. En dat kost veel geld.

In 2012 ondertekenden de drie Benelux-ministers van Defensie een intentieverklaring om in de domeinen van logistiek, onderhoud, opleiding en de aanschaf van materieel samen te werken. Op politiek vlak was het een krachtig signaal en kwam het tegemoet aan de bereidheid van de militaire overheden om logistiek en operationeel samen op te trekken. Los van grote beschouwingen over internationale samenwerking was het in essentie de budgettaire krapte die tot dit resultaat geleid heeft. Net zoals in de politiesamenwerking is het laaghangend fruit snel geplukt. De druk op de Benelux-landen om hun internationale verplichtingen na te komen neemt verder toe. In het bijzonder in België vermindert de budgettaire krapte niet maar neemt integendeel nog toe. Vandaar de steeds sneller terugkerende vraag naar meer integratie met de buurlanden en zelfs een Benelux-leger.

Veiligheidsvraagstukken

De gelijkenis met de politiesamenwerking gaat niet ten volle op. Het gaat zowel bij leger als politie om veiligheidsvraagstukken. De actieradius voor politie blijft in grote mate operationeel en beperkt tot de buurlanden. Voor de aanpak van criminaliteit en de ordehandhaving is er een groot politiek draagvlak. Het is doelgericht en minder ideologisch. Bij defensie is het van een andere orde. Het leger is een instrument van het buitenlands beleid. Dit raakt aan de soevereiniteit van elk land. Een sprekend voorbeeld blijft de verschillende benadering van de Benelux-landen ten tijde van de Irak-oorlog in 2003. Eén land nam deel aan de Coalition of the Willing. De twee andere landen niet. Wat doe je in zo’n geval als er maar één leger is?

De huidige samenwerking op grond van de Intentieverklaring van 2012 heeft haar grenzen. Wanneer een militair fregat deelneemt aan een internationale operatie wordt het opgetuigd door Belgische en Nederlandse militairen. Eens op zee is het een Belgisch fregat en de deelname het gevolg van een Belgische politieke beslissing. Het uitzenden van F-16’s naar conflictgebied is complexer. De gevechtspiloten kunnen bijvoorbeeld Belgische militairen zijn. Maar kunnen zij gesteund worden door Nederlands of Luxemburgs grondpersoneel wanneer Nederland of Luxemburg in datzelfde conflict geen mandaat zou opnemen ? Dit raakt sterk aan de soevereiniteit. Willen zij wel betrokken worden in een bepaald conflict waarvoor geen politiek mandaat bestaat ?

Het is dus hoog tijd om op het hoogste politieke vlak te bekijken hoe er een nieuwe en grote stap voorwaarts kan gezet worden in de Benelux-samenwerking. De intentieverklaring van 2012 vraagt om vervolgstappen indien de landen meer willen.

Het onderliggend vertrouwen tussen de Benelux-landen is groot. Om nieuwe succesvolle stappen te zetten in de defensiesamenwerking zijn er twee belangrijke voorwaarden die moeten vervuld worden.

Scheidingslijn tussen logistiek en soevereiniteit

De eerste is het budgettaire kader. De vraag naar meer Benelux-samenwerking komt voort uit de nijpende financiële situatie van de landen. Dit samen aanpakken betekent ook een keuze om op lange termijn zoveel mogelijk samen te werken om tot schaalvoordelen te komen en specialismen te delen. De omvang van de investeringen en het daaraan gekoppelde onderhoud vragen om stevige en duurzame afspraken. Steeds wisselende coalities met andere (buur)landen behoren tot de vrijheid van de landen maar zullen budgettair geen stevig kader bieden.

De tweede voorwaarde is het aanduiden van de scheidingslijn tussen de logistieke samenwerking en de soevereiniteit. In de politiesamenwerking heeft men deze lijn zeer hoog kunnen leggen waardoor het logistieke en operationele veel ruimte gekregen heeft. In defensievraagstukken zal deze lijn ook helder moeten getrokken worden zodat duidelijk is wat strikt tot de soevereiniteit en het buitenlands beleid behoort. Hoe strikter dit omschreven wordt, hoe meer ruimte er is voor de defensie-samenwerking tussen de landen.

Het Benelux-leger zal nog niet onmiddellijk kunnen uitrukken. De gemeenschappelijke wil van onze landen om een veilige wereld te waarborgen en hiervoor de budgettaire middelen efficiënt bijeenbrengen zal toch al een mooie voorhoede zijn.

(Luc Willems is adjunct-secretaris-generaal van de Benelux Unie)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content