Jean-Marie Dedecker (LDD)

‘Voor Tweestromenland België is enkel een constitutionele aardbeving nog een uitweg’

Wat is de prioriteit voor LDD qua staatshervorming na de verkiezingen van 25 mei 2014? Jean-Marie Dedecker formuleert een antwoord:

Lees ook de bijdragen van Groen, N-VA en CD&V.

Morgen komen ook Open VLD, SP.A, PVDA+ en Vlaams Belang aan bod.

Chasser le communautaire, il revient au galop!‘ Als ik voor één keer een Franse ‘proverbe’ mag aanpassen aan de tijdgeest van vandaag: het is voor mij een evidente voorspelling dat de toekomstige federale regering haar handen vol zal hebben met staatshervorming.

Het nieuwe kabinet zal vooreerst opgescheept zitten met de uitvoering van de zesde staatshervorming. Het wansmakelijk gedrocht dat water en vuur moet verzoenen, dat nieuwe bevoegdheden moet toewijzen zonder de financiële hefbomen te laten volgen, dat sociaal beleid moet regionaliseren zonder aan de sociale zekerheid te raken, dat Vlaanderen economische autonomie belooft, maar kernsectoren zoals energie, recht, justitie of sociaal overleg angstvallig federaal houdt.

Er zal meer dan één federale pompier nodig zijn om de voortdurende branden van conflicterende bevoegdheden, nieuwe transfers van noord naar zuid en onuitvoerbare beslissingen te blussen. We wonen in hetzelfde huis, maar in afzonderlijke verdiepingen, bovendien is de trap tussen de etages weggenomen. Samenwonen is dan eerder een onbegonnen evenwichtsoefening.

Maar de federale regering die na 25 mei moet worden ineengebokst, zal nog meer hinder ondervinden van de onomkeerbaarheid van enkele democratische krachten zoals inspraak, open(baar)heid van bestuur en het beginsel van de subsidiariteit. Als het kabinet Di Rupo II, of wie weet De Wever I, niet wil verzanden in het eindeloos uitstellen van beslissingen of zich beperken tot lopende zaken, zal het noodgedwongen aan een staatshervorming moeten werken. We lezen elkaars kranten niet, kijken niet naar dezelfde televisiezenders en spreken nog amper elkaars taal? Onze wederzijdse politieke kennis beperkt zich tot het demoniseren van elkaars leiders.

In het Tweestromenland België waar de mentale en ideologische bergketen tussen beide grote gemeenschappen ieder jaar hoger en langer wordt, kan alleen een constitutionele aardbeving nog voor een natuurlijke uitweg zorgen. Dat Vlaanderen zijn onafhankelijkheid uitroept is een aardschok waar een minderheid van Vlamingen van droomt, maar democratisch niet denkbaar is.

Maar diezelfde Vlamingen zullen het ‘Belgisch compromis’ niet blijven slikken tenzij het land institutioneel op een nieuwe leest wordt geschoeid, volgens een of ander confederaal model. In die staat zal niet een gekunstelde en vreemde federale overheid, maar zullen Vlamingen, Franssprekende en Duitstalige landgenoten zelf en uitsluitend, hun stempel drukken op het organiseren van hun eigen dagelijkse leven, van het moederhuis tot in het sterfhuis.

Er zijn enkele welvarende landen die bewijzen dat het samenwonen van verscheidene cultuurgemeenschappen geen obstakel dient te zijn voor het beleven van een authentieke democratie. Daarbij springt Zwitserland met zijn kantonale structuur meteen naar voor. Ook de Zwitsers hebben te maken met verschillende snelheden, zo zijn er kantons in de Jura die financieel nog niet de helft van de draagkracht van stedelijke kantons zoals Bazel, Zurich of Genève hebben.

Maar dat belet niet dat elk kanton zijn administratie zelf organiseert, zijn onderwijs, zijn gezondheidszorg, zijn politie en gerecht. En natuurlijk wordt er in Zwitserland politiek onderhandeld over fiscale verschuivingen. Maar in de praktijk zijn het de kantons en de gemeenten die voor meer dan 70 procent van de inkomsten en de uitgaven instaan. Daarenboven huldigen ze met het referendum nog een directe vorm van democratie.

De Zwitserse federale staat krijgt van de kantons zeer omschreven opdrachten, en ontvangt daarvoor de middelen. Het gaat om defensie, buitenlandse betrekkingen, een deel van de economie en de inning van de belastingen, in beperkte mate transport, voor grote infrastructuurwerken, en een basis van sociale zekerheid.

Maar het zijn de kantons die grondwettelijk alle macht uitdelen, zij beslissen waar de federale staat zich kan en mag mee inlaten, en welke belastingen daarvoor nodig zijn. Het gros van de fiscale inkomsten worden in elk kanton geheven en uitgegeven. Het is tevens opvallend dat de Duitssprekende kantons welvarender zijn dan de Franssprekende.

De baxter-economie van Wallonië en haar hulpverslaving die gefinancierd wordt met transfers uit Vlaanderen blijft de essentiële splijtzwam naar een confederaal land. En niet alleen onze economie draait op twee snelheden, er is ook een wezenlijk verschil in rechtscultuur en rechtshandhaving. Zelfs in de zachte sectoren zijn er wezenlijke discrepanties.

Het confederaal model hoeft trouwens de fervente Belgicisten niet af te schrikken. Ook in dit model staat niets de Vlamingen, Frans- en Duitstaligen in de weg om een Belgische ploeg te sturen naar de internationale evenementen zoals Olympische Spelen, een Eurosongfestival of een Wereldbeker voetbal. Dan hoeft de plaatsing van de Rode Duivels voor Brazilië voor deze nationalisten van alle pluimage geen aanleiding meer te zijn voor de krampachtige en opgefokte politieke campagne die we in de aanloop van 25 mei beleven.

Een natie die vermoeid uit lange debatten is gekomen, aanvaardt gelukkig dat men haar bedriegt, op voorwaarde dat men haar rust gunt, schreef Alexis de Toqueville al zo’n anderhalve eeuw geleden. Maar vermoeidheid verdwijnt en het bedrog leidt uiteindelijk minimaal naar een scheiding van tafel en bed.

Partner Content