Volgens Bart De Wever zijn de bevoegdheden in Duitsland wél duidelijk verdeeld. Klopt dat?

Bart De Wever © belga
Kamiel Vermeylen

Volgens Bart De Wever heerst er in Duitsland geen discussie tussen de deelstaten en Berlijn omdat de bevoegdheden duidelijk zijn afgebakend. En dat in schril contrast met België, aldus de N-VA-voorzitter. Maar dat klopt niet.

‘In Duitsland zijn er nog meer ministers, alleen klaagt niemand daarover omdat daar de bevoegdheden duidelijk afgebakend zijn’, aldus N-VA-voorzitter Bart De Wever donderdagavond op de Afspraak. In de televisiestudio’s van de openbare omroep hekelde de burgemeester van Antwerpen de complexe Belgische staatsstructuur en merkte op dat geen kat nog begrijpt waarom er in een land zoals België negen bevoegde ministers nodig zijn. Maar, aldus De Wever, niet zozeer het aantal ministers, wel de manier waarop de competenties worden verdeeld is cruciaal. Duitsland als toonvoorbeeld, België als terminale patiënt.

Concurrende bevoegdheden

Die stelling verdient enige nuance. Hoewel Duitsland uitstekende resultaten boekt op vlak van het aantal besmettingen en overlijdens, heerst er wel degelijk een heleboel discussie over de werking van het federaal systeem in crisistijd. De afgelopen weken doken er opmerkelijk veel spanningen op tussen Berlijn en de deelstaten over zowel de maatregelen als de versoepeling ervan. Discussies die passen in een interne concurrentiestrijd die al veel langer aan de gang is bij onze oosterburen. Dat schrijft Carsten Brzeski, Duits hoofdeconoom van ING, vandaag ook in De Tijd.

Hoe komt dat? In Duitsland zijn er ruwweg drie vormen van bevoegdheden: nationale, gedeelde, en deelstatelijke competenties. Sinds de hervorming van de Duitse grondwet in 2006 komt gezondheidszorg enkel de deelstaten toe. Alleszins in principe. Op vlak van gezondheidszorg kan de Bond echter ingrijpen om de gelijkwaardige levensomstandigheden en juridische of economische eenheid in heel het land te garanderen. In dat geval spreken we – niet toevallig – van concurrerende bevoegdheden. Zo vaardigde de Duitse regering in 2000 de zogenaamde wetgeving voor bescherming tegen infectieziekten uit bij mensen die het jaar daarop van kracht ging. Volgens hetzelfde principe is de Bondsregering eveneens verantwoordelijk voor de economische zekerheid van ziekenhuizen en de regulering van de dagvergoedingen voor ziekenhuizen.

De Bondsregering moest de deelstaten ertoe verplichten om na te tellen hoeveel bedden op intensieve zorg Duitsland werkelijk heeft.

Die gecompliceerde bevoegdheidsverdeling zorgt in Duitsland meer dan eens voor de nodige spanningen tussen de verschillende niveaus én tussen de deelstaten onderling. Niet onlogisch, want de voorwaarden waarop de regering kan ingrijpen zijn vanzelfsprekend voor discussie vatbaar. In dat geval is het aan het Bundesverfassungsgericht in Karslruhe om de knoop door te hakken.

Mondmaskers en quarantaine

Er zijn voorbeelden genoeg: op autoriteit van het Robert Koch Instituut, dat zowel met de Bondsregering als met de deelstaten in contact staat, waarschuwde bondskanselier Angela Merkel (CDU) enkele weken geleden nadrukkelijk voor een té snelle versoepeling van de maatregelen. Tegelijkertijd wilde onder meer minister-president van Noordrijn-Westfalen Armin Laschet, partijgenoot en kandidaat-opvolger van Merkel, niet langer wachten om zijn geïndustrialiseerde deelstaat weer aan het werk te krijgen. Federaal minister van Volksgezondheid Jens Spahn (CDU) probeerde reeds eind maart om enkele bevoegdheden naar zijn niveau te trekken. Tot weerwil van de deelstaten.

Daarnaast wist het bondsniveau tijdens de crisis eigenlijk niet goed hoeveel intensieve zorgcapaciteit er in het land beschikbaar was. Berlijn moest de deelstaten er uiteindelijk wettelijk toe verplichten om een telling te maken en daar vervolgens over te rapporteren. Aanvankelijk schatte de Bondsregering in dat er ongeveer 28.000 bedden beschikbaar waren die vervolgens tot 40.000 bedden moesten worden opgetrokken. Nadat de deelstaten al drie weken bezig waren met het tellen en optrekken van de capaciteit, wist men pas op 16 april dat er ‘slechts’ ruim 26.000 ICU-bedden waren. Vlekkeloos verliep dat dus niet.

Hetzelfde plaatje met de quarantainemaatregelen. Midden april werd er in het zogenaamde Corona-kabinet, waarin betrokken ministers van zowel de deelstaten als de Bondsregering zitten, beslist om een quarantaineplicht in te voeren voor inreizende personen uit het buitenland. Maar na een klacht van een Zweed met een tweede verblijf – jawel – besloot het Hooggerechtshof van Niedersachsen dat die maatregel onwettig was. De reden? Volgens de rechter in kwestie was de quarantaineplicht in strijd met de nationale wetgeving voor bescherming tegen infectieziekten uit 2001. Daarop moest Niedersachsen de quarantaineplicht opschorten. Nordrhein-Westfalen en Saarland – die niet aan die juridische uitspraak gebonden zijn – besloten even later om hetzelfde te doen, weliswaar om politieke redenen.

Het lappendeken van bevoegdheden vormt niet noodzakelijk een probleem.

Ook op vlak van beschermingsmaatregelen liep het meer dan eens stroef. Midden april waren er drie deelstaten, Mecklenburg-Vorpommern, Beieren en Sachsen, die samen met de stad Wolfsburg het dragen van mondmaskers op openbare plaatsen verplichtten. Op bondsniveau werd dat enkel sterk aanbevolen. Met andere woorden, ook tussen de deelstaten heerst er versnippering en discussie over de manier waarop ze de maatregelen konden versoepelen.

Voordelen

De bevoegdhedenstrijd tussen de bond en de deelstaten is helemaal niet nieuw. De ene periode voltrekt er zich een centripetale beweging waarin Berlijn stukje bij beetje bevoegdheden naar zich toe trekt. Maar zeker wanneer de Bondsregering geen meerderheid geniet in de bondsraad – waar de regeringspartijen van de deesltaten zijn vertegenwoordigd – zien we vaker een centrifugale beweging omdat de deelstaten daar nadrukkelijk op het beleid kunnen wegen.

Het lappendeken van bevoegdheden vormt niet noodzakelijk een probleem. Het zorgt ervoor dat de Bondsregering eerst moet aftoetsen bij de deelstaten om een draagvlak voor haar maatregelen te creëren. Bovendien zorgt het institutionele stelsel ervoor dat de Bondsregering steeds moet nadenken over alternatieve pistes, wat Berlijn ertoe verplicht om voortdurend creatief na te denken over oplossingen voor het land.

Wel creërt het een stroperig systeem waarin broodnodige hervormingen soms langer op zich laten wachten. Reformstau – of hervormingsfile – noemen de Duitsers dat wel eens. Maar met zijn onvermijdelijke geschiedenis in het achterhoofd weet Duitsland maar al te goed dat het liever een stroperig proces verkiest in plaats van een systeem waarin één partij de uitvoerende en wetgevende macht helemaal naar zich toetrekt. Want in dat geval kan de partij de staat worden. Nee, dán discussiëren de Duitsers liever verder.

Kortom, ook in Duitsland is de bevoegdheidsverdeling niet altijd even helder geformuleerd. In tegenstelling tot wat Bart De Wever beweert, zorgt dat bij onze oosterburen voortdurend voor conflict, debat en onduidelijkheden. Maar over België heeft hij wel een punt. In tegenstelling tot in Duitsland overlappen de bevoegdheidsverdelingen hier veel meer in geografisch opzicht. Alleen al in Brussel zijn er drie ministers voor gezondheidszorg die elkaar op vlak van taal- en bevoegdheden voortdurend doorkruisen. Maar of we die complexiteit noodzakelijk naar Duits voorbeeld moeten omvormen, is een andere kwestie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content