Vlaamse jongeren zijn toleranter geworden voor migranten

© Belga

De Vlaamse 14-jarigen zijn toleranter geworden tegenover migranten, terwijl de trend elders in Europa omgekeerd is. Dat blijkt uit een nieuwe internationale studie over burgerschapseducatie, waaraan 2.931 Vlaamse leerlingen vorig jaar hebben deelgenomen. Zes jaar geleden scoorden Vlaamse jongeren nog heel laag op tolerantie.

Om de zes à zeven jaar wordt de ICCS-studie (International Civic and Citizenship Education Study) georganiseerd om na te gaan hoe leerlingen uit het tweede jaar secundair voorbereid worden om hun rol als burger op te nemen. Onderzoekers peilen onder meer naar politieke kennis, duurzame ontwikkeling, tolerantie en diversiteit op school. In Vlaanderen werkte de KU Leuven mee aan het onderzoek.

Het Vlaamse onderwijs kwam erg slecht uit het vorige ICCS-onderzoek van 2009. Vlaamse jongeren bleken erg apathisch te staan tegenover politiek en participatie, hechtten weinig belang aan democratische waarden en hadden weinig vertrouwen in hun eigen standpunten over maatschappelijke kwesties. Op vlak van tolerantie tegenover migranten scoorde Vlaanderen zelfs het slechtst van alle deelnemende landen.

Woor we de grote zegebulletins de wereld insturen: we zitten nog steeds onder het gemiddelde

Marc Hooghe, KU Leuven

Op verschillende punten is er inmiddels beterschap. De tolerantie tegenover migranten is bijvoorbeeld toegenomen, tegen de Europese trend in. ‘In veel Europese landen is het debat over de vluchtelingenstroom in de media met harde toon gevoerd, terwijl die toon in Vlaanderen minder hard was en er diverse standpunten aan bod kwamen. En er is ook meer aandacht aan besteed in het onderwijs’, legt onderzoeker Marc Hooghe uit.

Grote onderwijsongelijkheid

Bij gelijke rechten voor immigranten blijken vooral de stellingen over culturele aspecten, zoals het spreken van de eigen taal of het behouden van de eigen gewoonten, een probleem te vormen voor jongeren. Wel zijn ze het erover eens dat de juridische rechten voor migranten verzekerd moeten zijn. Ook het vertrouwen van de jongeren in de instellingen (regering, parlement en rechtbanken) is nu groter dan in 2009. Die trend doet zich ook voor in andere landen van de studie. Het feit dat het politieke en economische klimaat nu veel stabieler is dan toen, speelt wellicht een belangrijke rol. In 2009 zaten we volop in de crisis. Het gaat dus in het algemeen de goede kant uit.

‘Maar voor we de grote zegebulletins de wereld insturen: we zitten nog steeds onder het gemiddelde’, zegt Hooghe. ‘Zijn we als samenleving tevreden met een plek halverwege het peloton? Voor wiskunde of taal zijn we graag bij de toplanden.’ Bovendien verbergen de algemene cijfers een belangrijke ongelijkheid. De leerlingen uit de B-stroom (beroepsvoorbereidend onderwijs) scoren veel minder goed dan de leerlingen uit de A-stroom (algemeen). ‘Een hardnekkige ongelijkheid’, noemt Hooghe het. ‘De kloof is bijzonder groot en we zien niet de minste vooruitgang. Dit creëert maatschappelijke ongelijkheid voor de toekomst. Vooral in de B-stroom is er meer nood aan vorming rond burgerschapseducatie.’

Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits, aangekondigd maar niet aanwezig bij de voorstelling van de resultaten, heeft die boodschap begrepen. De verschillen tussen A- en B-stroom, maar ook tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond, ‘vragen een krachtig antwoord en bevestigen de keuzes voor de modernisering van het secundair onderwijs. De algemene vorming wordt in de eerste graad aanzienlijk uitgebreid en versterkt, zeker in de B-stroom, en eindtermen rond burgerschap en mediawijsheid worden nadrukkelijker ingevoerd in alle Vlaamse scholen’, zegt ze.

Partner Content