Veldrijder Mathieu van der Poel: ‘Zenuwen ken ik niet. Druk? Alleen in de banden’

© Jelle Vermeersch
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Er is geen kruid gewassen tegen Mathieu van der Poel, die het veldrijden op Nysiaanse wijze domineert. ‘Niemand wint zonder diep te gaan, geloof me.’

In Kapellen, vlak aan het Mastenbos, wonen twee dalmatiërs: Luna en Soly luisteren alleen wanneer je hen in het Frans aanspreekt. Corinne van der Poel, geboren Poulidor, heeft ze afgericht. Een dochter van de grote Raymond Poulidor, onsterfelijk in Frankrijk. Zo komt het dat haar zoon Mathieu van der Poel, stilaan onsterfelijk in crossland Vlaanderen, ‘Ici!’ zegt en niet ‘Hier!’ wanneer Soly wel érg familiair dreigt te worden met de bezoekende journalist.

Van der Poel wint dit jaar waar, wanneer en hoe hij maar wil. De jongste telg van dit grote wielergeslacht zit in de vorm van zijn leven, en hij is nuchter genoeg om het te beseffen. ‘Ik geniet er met volle teugen van’, zegt hij. ‘Dat moet, want zo’n superperiode blijft niet duren. Wout van Aert komt terug, zo is het altijd met die gast. Wilskracht voor tien. Nooit ben je met hem klaar.’

Voor het eerst sinds lang bent u de zomer zonder zware blessure doorgekomen. Zou het kunnen dat u daardoor pas nu helemaal tot uw recht komt?

Mathieu van der Poel: Het lijkt alsof het allemaal in de plooi valt, ja. Maar hoe langer mijn dominantie duurt, hoe meer de druk op mij en Wout toeneemt. Hij moet stilaan winnen of er komen vervelende vragen. Voor mij staat niet winnen gelijk aan falen: daar moet ik niet flauw over doen. En alles wat moet, is moeilijker.

De commentaren op het HLN.be zijn een medicijn tegen een dikke nek: Ronny C. uit Zwevezele vindt mij een totale nul!

Of ik dit seizoen zoveel sterker ben dan de vorige seizoenen, weet ik eigenlijk niet. Conditietests doe ik nooit. Ik ben een renner van de oude stempel: liever niet te veel wetenschappelijk gedoe. Ik werk ook zonder coach, en van trainingsschema’s moet ik al helemaal niet weten.

Elke sportwetenschapper die dit leest, valt nu van zijn stoel.

Van der Poel:(schaterlacht) Ze hebben me al vaak proberen te bekeren, maar ik doe wat voor mij juist voelt. Ik vertrouw op mijn pa (oud-wielrenner Adrie van der Poel, nvdr.) en mijn manager: dat zijn twee kenners, die heus weten hoe ze mij in vorm moeten krijgen. Hoe meer andere mensen zich ermee bemoeien, hoe meer je gaat twijfelen.

Hoe u de laatste weken wegrijdt: het oogt zo moeiteloos.

Van der Poel: Ik snap wat je bedoelt, maar niemand wint zonder diep te gaan, geloof me. Het is eigen aan veldrijden: de koploper kan zijn eigen ding doen, en dat maakt een enorm verschil. De achtervolgers beuken heel de tijd tegen hun limiet: zij moeten harder gaan dan hun lichaam aankan.

Sven Nys was ooit diep ontgoocheld na een cross die hij won met anderhalve minuut voorsprong: ‘Ik had beter gekund.’

Van der Poel: Dat begrijp ik. Ik heb al crossen gewonnen waarin het gevoel niet goed was. Niet-sportmensen begrijpen dat niet, dus ik vertel daar nooit iets over. Het klinkt arrogant, alsof het mij geen moeite kost. Maar daarover gaat het niet. Een sporter doet het voor zichzelf. Winnen is mooi, maar er het beste uithalen is nog veel mooier.

Bij u beider overstap naar de profs heeft Wout van Aert zich op uw niveau gehesen. Vond u dat lastig? Bij de jeugd overklaste u hem nog.

Van der Poel: Dat hij plots even goed als ik was, heeft mij nooit uit evenwicht gebracht. Ik zag het als een uitdaging, en nu ben ik er zelfs dankbaar voor. Zonder Wout zou ik niet de crosser zijn die ik vandaag ben. We hebben elkaar naar een hoger niveau getild.

Veldrijder Mathieu van der Poel: 'Zenuwen ken ik niet. Druk? Alleen in de banden'
© JELLE VERMEERSCH

U bent nog altijd maar 22. Tot vorig seizoen mocht u nog bij de beloften koersen.

Van der Poel: Niemand staat daar nog bij stil. Ik ook niet. Het is snel gegaan, maar dat heb ik mezelf aangedaan. In mijn eerste seizoen bij de beloften zou ik af en toe een profcross rijden. Proef er eens van en bouw rustig op, was het idee. Maar dat gaat bij mij dus niet. (lacht) Ik kreeg er zo’n kick van dat die beloftenkoersen me niet meer konden boeien. De fans kennen je naam, er is meer aandacht, je komt live op tv: daar doe je het toch voor?

U amuseert zich in de cross, terwijl Van Aert eerder op nijdigheid koerst.

Van der Poel: Voor mij is veldrijden spelen. Hoe snel kan ik die zandstrook nemen, durf ik vol gas die heuvel op? Plus modder, sneeuw of andere vettigheid: kan het leuker? (lacht) Op een fiets durf ik elke stunt aan: is er een kleine kans dat het lukt, dan probeer ik het. Ik ben daardoor al veel gevallen, maar dat hoort erbij. Liever op de limiet en veel tegen de grond gaan dan er braafjes tussen fietsen.

Peter Sagan haalt in de afdaling van Tour-cols de waanzinnigste stunts uit. Hij denkt er nooit aan dat het mis kan gaan, zegt hij, ‘en daarom blijft het lukken’.

Van der Poel: Dat is herkenbaar. Aan vallen denk ik nooit. Ik sta sowieso nogal onbezorgd in het leven. Zenuwen ken ik niet. Druk? Alleen in de banden. (lacht)

Nu overdrijft u. Op het WK in Luxemburg, in januari, was de stress van uw blik af te lezen.

Van der Poel: Nee, dat was frustratie. Niet gek, als je vier keer lek rijdt. Als ik op mijn waarde geklopt word, heb ik daar geen enkele moeite mee. Maar van materiaalpech word ik nijdig. Heel de wereld mag dat weten.

U bent geboren en getogen in Kapellen, ging naar een Belgische school en hebt een Vlaams accent. Hoe Belgisch bent u?

Van der Poel: Dat vragen ze me vaak: ‘Voel je je nu Belg of Nederlander?’ Geen van de twee. Ik voel me Mathieu. Een connectie met een nationaliteit ervaar ik niet. Mijn vader is Nederlander, en ik daarom dus ook. Meer valt er niet over te zeggen.

Op het WK in Zolder, in 2016…

Van der Poel: Toen was ik wél een Nederlander.

Een ‘Hollander’ zelfs. Schandalig, hoe u toen door het Belgische publiek bent aangepakt.

Van der Poel: Mijn slechtste herinnering als sporter. Er hing een rare sfeer in Zolder. Je had er veel voetbalsupporters – sorry dat ik ze zo noem. Mensen die we anders nooit zien op de cross. Die leken het niet leuk te vinden dat er ook niet-Belgen meereden. Het was op het hatelijke af. Ik raakte achterop, waardoor die scheldpartijen nog meer op me inwerkten. Ik had geen zin meer om op het podium te staan (wat ook niet gebeurde, hij werd vijfde, nvdr.).

Veldrijder Mathieu van der Poel: 'Zenuwen ken ik niet. Druk? Alleen in de banden'
© JELLE VERMEERSCH

Zolder was eng, want ik dacht: ‘Als het voortaan elke week zo is, hoeft het voor mij niet meer.’ Gelukkig is het bij die ene keer gebleven.

Ook Belgisch: u eet elke zondag frieten. Sportwetenschappers die nog op hun stoel zaten, donderen er bij dezen alsnog af.

Van der Poel: (lacht) Ik schrok hoeveel reacties ik kreeg toen ik dat op Twitter postte: ‘zondag, frietdag’ blijkt goed ingeburgerd in het peloton. En waarom niet? Ik let al heel de week op mijn eten, één dag zondigen mag. Een lichaam heeft vetten nodig. Veldrijden blijft tenslotte een wintersport.

Nóg een zondags ritueel: na elke cross lees ik de commentaren op het webforum van Het Laatste Nieuws. Hoe die mensen me kunnen afbreken als ik één cross minder presteer! Het is een medicijn tegen een dikke nek: Ronny C. uit Zwevezele vindt mij een totale nul! (lacht)

U bent 22 en hebt al zo goed als alles gewonnen wat er in het veldrijden te winnen valt.

Van der Poel: Maar nog niet álles. Het klassement van de wereldbeker of de DVV-trofee (de vroegere GVA-trofee, nvdr.) bijvoorbeeld nog niet. ’t Is niet dat ik een lijstje afstreep met dingen die ik nog moet winnen voor ik overstap naar het wegwielrennen of zo. Het enige wat ik per se wilde, was wereldkampioen worden, en dat is al in mijn eerste seizoen gelukt. Die regenboogtrui heeft mentaal veel veranderd: het grote doel was bereikt.

Wanneer stapt u over naar het wegwielrennen?

Van der Poel: Het plan is dat ik minstens tot 2020 crosser blijf. Ik zal dan 25 zijn: jong genoeg om nog een mooie carrière op de weg uit te bouwen.

Op de weg valt meer geld te verdienen en het prestige is groter, maar mag ik even naar de kern van de zaak? Veldrijden is een stuk leuker, nee?

Van der Poel: Vind ik ook. En moet je met je leven doen wat je het leukst vindt? Daar ben ik nog niet helemaal uit.

Crossen is een eerlijke sport: de beste wint. En een betere ambiance vind je nergens. Maar wat mij nog het meeste tegenstaat in het wegwielrennen, is dat je zo veel moet offeren voor amper een paar koersen. Die mannen zonderen zich een halfjaar af en voor hetzelfde geld vallen ze één week voor het grote doel. Dat is hard. In de cross komt er elk weekend wel een nieuwe kans.

Thibau Nys, de zoon van Sven, is 14 en krijgt al zijn eigen documentairereeks. Dat is geen cadeau

Ik hoor vooral argumenten om in het veld te blijven.

Van der Poel:(lacht) Er is nog niets beslist. We zien wel in 2020.

Mountainbiken vind ik nog het leukste van allemaal. Dat wordt de komende jaren een belangrijk doel. Ik droom van de Olympische Spelen in Tokio. Sven Nys noemt zijn deelname aan de Spelen het hoogtepunt uit zijn carrière, en dat wil toch wel iets zeggen. Die van Tokio zijn in 2020: dat jaar moet voor mij een periode afsluiten.

Volgens Niels Albert zijn maar een paar koersen het waard om over te stappen naar de weg: het WK, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik- Bastenaken-Luik en de Tour – om er in het geel te rijden.

Van der Poel: Ik moet niet naar de weg om kermiskoersjes te winnen, nee. Mijn manager noemt me ‘een soort Greg Van Avermaet‘, iemand die op alle terreinen uit de voeten kan, maar zelf weet ik het niet zo goed. Ik heb nog nooit een klassieker gereden, dus ik kan maar beter bescheiden blijven. Parijs-Roubaix spreekt me het meeste aan, maar dat zegt elke cyclocrosser. Die koers is ook een halve veldrit.

Uw grootvader Raymond Poulidor ziet u zelfs ooit de Tour winnen.

Van der Poel: Ik denk dat opa zich vergist. (lacht) Eendagskoersen liggen me beter dan grote rondes.

Uw vader Adrie van der Poel won de Ronde van Vlaanderen, Luik- Bastenaken-Luik, de Amstel Gold Race, de Clásica San Sebastián en twee ritten in de Tour. Bent u als ‘de zoon van’ opgegroeid?

Van der Poel: Ik was vijf toen hij stopte, en herinner me niets van zijn carrière. Toch begon iedereen altijd maar over mijn pa. Af en toe vond ik dat best vervelend, en ik ben blij dat ik naam voor mezelf heb kunnen maken. Alle kinderen van bekende sporters hebben dat. Voor Max Verstappen of Axel Merckx zal het ook wel zo zijn geweest. Thibau Nys heeft het waarschijnlijk in de overtreffende trap. Die is 14 en krijgt al zijn eigen documentairereeks.

Dat is geen cadeau.

Van der Poel: Dat denk ik ook niet, nee. Als het goed gaat, is het allemaal leuk, maar wat als Thibau faalt? Hij heeft nooit rustig kunnen opbouwen. Gelijk vertrokken er bussen vol supporters die op hem rekenen. Maar iedere sporter krijgt ooit een dipje, zeker een jongere. Dipjes maken je sterker.

Veldrijder Mathieu van der Poel: 'Zenuwen ken ik niet. Druk? Alleen in de banden'
© JELLE VERMEERSCH

Wat was uw dipje?

Van der Poel: Mijn knieoperaties. Niet aan het seizoen kunnen beginnen en zien hoe Wout de zeges aaneenrijgt. Ik zat thuis, in de zetel, mijn kas op te vreten. Dat overwinnen is het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan. De onzekerheid knaagde: ‘Komt dit nog wel goed?’ Wanneer je knieën niet meewillen, kun je als wielrenner wel inpakken.

U woont nog thuis. Hebt u geen zin om uw vleugels uit te slaan?

Van der Poel: Ik heb het veel te goed, hier. Alles wordt voor mij gedaan: de fietsen gepoetst, het eten klaargemaakt, de administratie ingevuld. Ik kan me puur op mijn sport concentreren.

In de tijden van Lomme Driessens vond men dat coureurs maar beter zo snel mogelijk konden trouwen. Een gesettelde renner heeft minder afleiding.

Van der Poel: Ik ben nog niet getrouwd, en het zit er ook niet aan te komen. (lacht) Ik heb thuis niets te klagen. Wat mij betreft woon ik hier nog tien jaar.

Hoe belangrijk is uw broer David voor u?

Van der Poel: Hij is de vaste grond onder mijn voeten. Weet je wat de leukste overwinning was van dit seizoen? Zonhoven, omdat David daar vierde is geworden. Zelf winnen en een ontgoochelde David zien, blijft toch een beetje een smet. Als hij goed rijdt, wordt het dubbel zo leuk. Ik zou het fantastisch vinden als hij een keer zou winnen. Lenen de omstandigheden er zich voor, dan stop ik voor hem af.

Tot slot: zijn cortisonen nog altijd een hot topic in het veldrijden?

Van der Poel: In heel het wielrennen, denk ik. De nieuwe president van de UCI wil ze verbieden, maar dan pas in 2019. Waarom niet nu al? Overal hoor je hoe er met cortisonenspuiten gefoefeld wordt. Die dienen om blessures te behandelen, maar je kunt ze ook gebruiken als opkikker. Het erge is: wie ermee knoeit, is niet eens strafbaar. Ik vind dat een schande.

Ik heb zelf nog maar twee keer een cortisonenspuit gekregen: om het vocht uit mijn knieën te halen, vlak na de operatie. Wie een medisch probleem heeft, moet zich natuurlijk kunnen verzorgen. Je moet acht dagen aan de kant wanneer je zo’n spuit zet: één weekend overslaan en je bent al in orde. Veel te kort, hoor ik van mensen die het kunnen weten. Trek dat op naar minstens een maand. Zelf heb ik nog nooit op cortisonen gekoerst. Ik zweer het.

Kevin Pauwels tweette vorige winter het formulier van zijn dopingcontrole. Hij omcirkelde een leeg vak waarin een renner moet aangeven of hij medicatie gebruikt: een niet zo subtiele aanval op Wout van Aert, die toen uit competitie was – om de termijn voor een cortisonenspuit vol te maken, ging het gerucht.

Van der Poel: Ik heb toen ook mijn controleformulieren op de sociale media gezet. Wat mij betreft mag alles open en bloot online. Ik heb niets te verbergen. Dat Wout zich toen aangevallen voelde, snap ik, maar ik bedoelde er niets venijnigs mee. Geen idee of Wout iets misdoet. Ik denk het niet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content