‘Van taalbewuste Vlaming naar meertalige Europeër?’

In een opiniestuk doen een aantal verenigingen van ‘de Vlaamse Beweging’ hun beklag over een mogelijke toename van het aantal Engelstalige opleidingen in het Vlaamse hoger onderwijs. VUB-professor Wim Vandenbussche miste wat nuance en reageert.

Vooraf: uw dienaar is professor Nederlandse taalkunde, bestuurder van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren en voormalig algemeen secretaris van het Vermeylenfonds. De vakjes ’taalminnend’ en ‘bewegend Vlaamsgezind’ zijn dus vrij ondubbelzinnig afgevinkt, weze het in iets andere sferen dan de ondertekenaars van het voorgaande opiniestuk.

Van taalbewuste Vlaming naar meertalige Europeër?

De auteurs erkennen het nut van Engelse taalvaardigheid en het delen van Engelse onderzoeksgegevens met studenten, maar vrezen voor kwaliteitsverlies door de verengelsing van opleidingen. Afgestudeerden gaan vooral in de slag in de eigen regio, zo heet het, en de taalvaardigheid bij studenten neemt jaar na jaar af. Engelstalige lessen zouden drempelverhogend zijn (vooral voor kansengroepen) en de auteurs waarschuwen voor Hollandse toestanden, waar bepaalde instellingen enkel nog Engelstalige programma’s aanbieden en de bijbehorende taalzorg geen evidentie lijkt te zijn.

Dat alles dreigt tot een verschraling van het Nederlands te leiden en het verloochenen van de verworvenheden van de Vlaamse Beweging.

Men spreekt over kwaliteitsverlies en rendementsverlies. Niemand wil inderdaad dat er in steenkolenengels lesgegeven wordt. De Vlaamse universiteiten hebben daartoe zelf een interuniversitaire taaltest ontworpen, waarvoor elke prof die in het Engels les wil geven slagen moet. Heel wat van onze collega’s waren daar overigens niet mee opgezet: het kalende academische heir stond pal (en ook wel wat voor paal) bij de gedachte dat ze aan de andere kant van de examentafel plaats moesten nemen om hun taalbeheersing te bewijzen. Rector Torfs had het destijds over onnodige extreme regulitis en in navolging daarvan hebben universiteiten zich geweerd als duiveltjes in wijwater om nog uitzonderingen uit de brand te slepen.

Wie vandaag in het Engels doceert, heeft dus het vereiste taalniveau daarvoor, en de lat ligt in heel Vlaanderen gelijk.

Maar zie: als hoofd van een van de centra waar die moeilijke test vandaag afgenomen wordt, zie ik zeer veel collega’s slagen. Dat de test zwaar is horen we vaak, dat hij onnodig zou zijn nooit. Wie vandaag in het Engels doceert, heeft dus het vereiste taalniveau daarvoor, en de lat ligt in heel Vlaanderen gelijk.

Daar stopt het niet. Onze cursussen ‘academisch Engels’ trekken volle klaslokalen, zowel op junior- als op senior-niveau blijven collega’s schaven aan hun taalbeheersing, ook na die taaltest. In de doctoraatsopleiding is de zorg voor de beheersing van het Engels structureel ingebed in de onderzoeksleerlijn. Met dat ‘kwaliteitsverlies’ valt het vandaag dus reuze mee. Er is dus wel degelijk sprake van kwaliteitszorg in het Engelstalige onderwijsaanbod, en elk overleg tussen de universitaire talencentra bevestigt dat.

Ook nu weerklinkt het vaak gehoorde adagio dat meertaligheid enkel op Engelstalige programma’s slaat. Even kijken onder het oppervlak toont dat er binnen onze instellingen ook ruime aandacht is voor de beheersing van andere talen. Frans voor criminologen, medisch Frans voor artsen in opleiding, Frans voor communicatiespecialisten: het is maar een greep uit de colleges die structureel ingebed zitten in de 21ste-eeuwse opleidingen van mijn grootstedelijke universiteit. Ondersteuning voor Duits, Spaans en Italiaans voor deelaspecten van specifieke vakken is een realiteit. En dat is ook nodig: mijn studenten werken inderdaad vaak in de eigen Brusselse regio, maar die is met meer dan 100 verschillende thuistalen wel de meest diverse na Dubai. Universiteiten en hun talencentra nemen heus hun verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de meertalige ondersteuning ook echt kwaliteitsvol gebeurt. Dat is deel van onze sociale verantwoordelijkheid.

En nu we het toch over die anderstalige opleidingen hebben: de Vlaamse decreetgever omarmde het Brusselse surrealisme van Magritte intens bij het bepalen van wat een ‘anderstalige’ opleiding nu precies betekent. Op bachelorniveau is een opleiding niet langer Nederlandstalig wanneer 34 van de 180 studiepunten in een andere taal dan het Nederlands onderwezen worden. Om het in mensentaal te zeggen: als je volledige driejarige bacheloropleiding ongeveer 30 vakken omvat, dan is die anderstalig zodra er 6 vakken niet in het Nederlands gedoceerd worden (en de overige 24 wel…).

Of het optrekken van die drempel naar de helft van de vakken in alle gevallen wijs is, kan inderdaad betwijfeld worden. Feit blijf evenwel dat het aantal anderstalige opleidingen in Vlaanderen in de bachelor beperkt blijft tot maximaal 9% van het volledige aanbod, en in de master tot 35% (in 2018 zaten we aan 24%). Van een Engelse vloedgolf is in de realiteit dus volstrekt geen sprake.

Meewarig doen over het feit dat financiële factoren meespelen bij het oprichten van een anderstalige opleiding is bovendien makkelijk. Het bestaande financieringssysteem van de universiteiten dwingt de instellingen in een gevecht om een ‘gesloten enveloppe’, terwijl buitenlandse instellingen in pakweg Brussel Engelstalige opleidingen aanbieden waarvoor dan een Engels of Nederlands diploma uitgereikt wordt. Je kunt universiteiten bezwaarlijk verwijten dat ze die ‘markt’ zelf willen bedienen met hun bekwame onderwijsstaf, om zo hun structurele onderfinanciering te compenseren.

De auteurs pleiten ervoor dat ‘het hoger onderwijs ook werk maakt van een degelijk taalbeleid voor het Nederlands’. Met permissie: mijn instelling doet dat ook. De VUB heeft de voorbije jaren ruim 300.000 euro uit eigen middelen geïnvesteerd in de uitbouw van een talenbeleid, op een ogenblik dat andere instellingen temporiseren. En jawel, de belangrijkste doeltaal van dat beleid was overduidelijk het Nederlands. Wij bieden alle nieuwe eerstejaars sinds 2016 op vrijwillige basis een taaltest Nederlands aan in de eerste week van het academiejaar, en meer dan 90% van die generatiestudenten neemt daar ook aan deel. We analyseren op basis van die test onder andere hun niveau voor basisvaardigheden, begrijpend lezen, tekststructuur en academisch taalgebruik in het Nederlands.

De conclusie is niet de vaak gehoorde mare ‘dat het altijd maar slechter wordt’. Er is een vrij stabiele groep van 25% die ondermaats scoort op die test (we nemen een resultaat van 12 op 20 als maatstaf) en dat cijfer spoort met alle vergelijkbare onderzoeken van andere Vlaamse instellingen uit de voorbije 15 jaar. ‘Steeds slechter’ wordt het dus niet. Feit blijft wel dat een vrij vast kwart van de studenten extra ondersteuning nodig heeft, en dan vooral wat basistaalvaardigheid betreft en begrijpend lezen.

Die ondersteuning bieden we ook: er zijn workshops schrijfvaardigheid, we zetten taalcoaches in die studenten individueel begeleiden, en er is een ruim uitgebouwd aanbod oefeningen via elektronische leerplatformen. De taalzwakkere studenten kunnen bovendien 2 tot 3 uur per week extra taallessen Nederlands krijgen – helemaal geïntegreerd in hun eigen leertraject – én ze hebben bovendien toegang tot een speciaal taalondersteuningprogramma Nederlands via het internet gedurende de hele duur van hun opleiding.

Daarmee hebben we een aanbod voor de ondersteuning van Nederlandse taalvaardigheid dat ‘far beyond the call of duty‘ gaat en waar we ook trots op zijn. Met de verantwoordelijken van elke opleiding bouwen we bovendien aan een geïntegreerde taalleerlijn in iedere bacheloropleiding. Als toetje is er momenteel een instellingsbreed vak ‘academisch Nederlands’ in ontwikkeling. En het kost onze studenten niets: we kiezen er als VUB voor om die investering te doen, omdat we geloven dat het deel uitmaakt van onze missie als onderwijsinstelling, omdat het gaat om kansen geven.

Zorg dragen voor de Nederlandse taalbeheersing van studenten, en voor het Nederlands als wetenschapstaal tout court, staat helemaal niet tegenover het beredeneerd omarmen van het Engels.

Is meer steun van de overheid voor dit soort initiatieven wenselijk? Zeer zeker. Als de studentenaantallen blijven stijgen bereiken we allicht de grenzen van wat we met onze eigen middelen kunnen. En ik kan me voorstellen dat een vergelijkbare investering al helemaal geen evidente keuze is voor instellingen die het een stuk moeilijker hebben om het persoonlijke contact met de student te garanderen.

Zorg dragen voor de Nederlandse taalbeheersing van studenten, en voor het Nederlands als wetenschapstaal tout court, staat helemaal niet tegenover het beredeneerd omarmen van het Engels. Het is geen of/of-verhaal. Een internationaal georiënteerde universiteit is in Vlaanderen per definitie een instelling die een zorgvuldig omkaderde meertaligheid combineert met grote zorg voor de moedertaal.

Het categoriek afwijzen van om het even welke verdere aanwezigheid van het Engels in ons Vlaamse hoger onderwijs is even onbezonnen als het openzetten van de sluizen voor een totale verengelsing. Niemand in Vlaanderen is trouwens vragende partij voor dat laatste doemscenario.

Stellen dat het “onaanvaardbaar is dat er nog maar gedacht kan worden aan het verder verengelsen van het onderwijs” hoort mijns inziens niet thuis in een volwassen debat tussen universiteiten en beleidsmakers.

Taalbewuste Nederlandstaligen zijn onze studenten immers al lang, als stukje van hun veelgelaagde lasagne-identiteit. En we hebben de verdomde plicht om hen daarin te ondersteunen, met een goed en uitgebreid universitair taalbeleid, eerst en vooral voor het Nederlands. Maar we moeten er evenzeer voor zorgen dat onze jongeren die de toekomst hebben meertalige Europeërs worden, of dat nu om opvoedkundige, sociale of economische redenen is. Recepten uit een voorbijgestreefde fase van sociale ontvoogding zijn daarbij een kwalijke leidraad.

Wim Vandenbussche is gewoon hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Vrije Universiteit Brussel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content