Van de sloppen van Tanger naar de Spelen van Tokio: Belgiës medaillehoop Jaouad Achab

Jaouad Achab: 'De Belgische vlag maakt mij telkens weer emotioneel.' © Jonas Lampens

Hij heeft moeten vechten om zo ver te komen, en nu hij er is, wordt er niet meer gevochten door corona. Jaouad Achab telt de dagen af tot de Olympische Spelen. ‘Een taekwondoka zeurt niet over een paar tanden.’

Op een Zweeds toernooi, begin 2020: daar beoefende hij voor het laatst zijn Koreaanse sport. Jaouad Achab pakte brons op de Presidents Cup van 18 februari in Helsingborg. Sindsdien werden alle grote taekwondotoernooien afgeblazen. Achab probeert de moed erin te houden, maar een jaar zonder competitie is lang. En beterschap is niet in zicht. ‘De Internationale Taekwondofederatie stelde een toernooikalender op, maar hoeveel zal daarvan echt plaatsvinden? Realistisch gezien vrees ik dat het doorbijten wordt tot aan de Olympische Spelen’, zegt de gewezen wereldkampioen. Ook het lot van de Spelen is onzeker, maar die gedachte probeert Achab te ontwijken. ‘Daar rekening mee houden, helpt mij niet. Ik train met de passie van een leeuw. Gaat Tokio door, dan zal ik klaarstaan. Trekken de Japanners er de stekker uit, dan heeft het zo moeten zijn.’

Af en toe spar ik met mijn vrouw. Trappen en slaan, en twee uur later liggen we samen gezellig op de sofa.

De onzekerheid weegt niet op uw gemoed?

Jaouad Achab: Nee, ik ben een optimist. Corona is voor iedereen lastig, maar ik heb ervaren dat het helpt als je er kansen in ziet. Het geeft me bijvoorbeeld de gelegenheid om te werken aan nieuwe moves en tactische verrassingen. De tegenstanders zullen niet weten wat ze meemaken! (lacht) Mijn geluk is dat ik in een competitieve trainingsgroep zit. Si Mohamed Ketbi en mijn broer Badr zijn wereldtoppers. Met hen kan ik sparren op hoog niveau. In een moeilijke tijd zoals deze moet je stilstaan bij je zegeningen, en wat dat betreft zit het me mee. Natuurlijk mis ik de adrenaline van een echte wedstrijd en het klaarstomen naar een doel. Maar dat probleem hebben mijn concurrenten ook.

We vormen een kleine taekwondobubbel, intiem en afgesloten. Buiten de trainingsmakkers heb ik met niemand contact.

Toch raakte u besmet met corona.

Achab: Ik had al een paar dagen een wazig gevoel in mijn hoofd. Omdat ik te veel op mijn gsm had getokkeld, dacht ik – hoe houdt een mens zich anders bezig tijdens een lockdown? Na een training spoot ik deodorant, en toen besefte ik dat ik mijn deo niet rook. En mijn shampoo en mijn parfum ook niet – ik ben proefondervindelijk heel mijn toiletzak afgegaan. (lacht) Ik wist meteen dat ik het zitten had, en mijn broer en mijn vrouw Indra bleken ook positief. Het is raar hoezeer de gevolgen van het virus verschillen van mens tot mens. Ik had een beetje hoofdpijn, niets dramatisch, maar Indra was totaal van de kaart. Badr heeft dan weer niets gemerkt. Geen idee hoe we het hebben opgelopen. Het team is heel voorzichtig geweest.

U trok als topfavoriet naar de Spelen van 2016, maar u werd er vijfde. Gaat u met een andere ingesteldheid naar Tokio?

Achab: Ik heb veel geleerd van Rio. Je moet jezelf nooit uitroepen tot favoriet. Niet dat ik mezelf overschatte. Ik mikte op goud en dat was een logische, terechte ambitie. Maar je moet niet focussen op het doel, wel op de prestatie. Ik wil klaar zijn om te kampen tot het uiterste. Als ik mij perfect voorbereid, worden de Spelen van Tokio hoe dan ook een succes, ongeacht het resultaat.

Was u lang teleurgesteld na Rio? Is er spijt?

Achab: Niet meer. Van mijn halve finale had ik spijt, maar dat is intussen omgezet in een les. Het was tegen de Rus Alexey Denisenko. Ik sla naar zijn hoofd en kijk vanuit mijn ooghoek naar het scorebord of mijn slag telt. Denisenko profiteert en trapt me vol in mijn gezicht. Boeken toe. En je zou het bijna niet geloven maar in de match voor brons overkomt me hetzelfde. Die fout maak ik in Tokio niet meer. No way.

Uw echtgenote, Indra Craen, is ook proftaekwondoka. Een getrouwd koppel dat topsport beoefent: is dat makkelijk of juist moeilijk?

Achab: Indra heeft de mentaliteit van een topper. Ze is razend ambitieus en is niet te genieten wanneer het minder loopt. Net als ik. Het is bij ons thuis de clash der titanen, ik overdrijf niet. (lacht) We trekken een muur tussen onze relatie en de sport. Het leven van een profatleet loopt niet altijd over rozen. Na een training of een misgelopen toernooi kunnen er frustraties woekeren, maar we waken erover dat die niet doorsijpelen naar onze huiskamer. Daar komt nog bij dat ik af en toe met haar spar. Trappen en slaan, en twee uur later liggen we samen gezellig op de sofa.

Er wordt niet ingehouden? U mept uw vrouw vol op het gezicht?

Achab: O, Indra zou woest zijn als ik te lief was voor haar. Ik hou niet in, nee. Aan de pijn denken we pas na de training. Indra wil naar de top. Om haar te helpen, moet ik haar tot het uiterste drijven. Ooit zei ik, om te plagen: ‘Gemerkt dat ik je spaarde vandaag?’ Ze ontplofte. (lacht) Als tiener behoorde Indra tot de wereldtop, maar ze had veel pech met blessures. Ze moest afvallen om de interessantste gewichtsklasse te halen, en dat is niet vanzelfsprekend voor een jong meisje. Corona komt niet slecht uit, want het geeft ons tijd om haar opspelende knieën te versterken. Lastig is wel dat we geen idee hebben wanneer haar olympisch kwalificatietoernooi wordt gehouden.

Jaouad Achab: 'Op mijn vierde dacht ik al: via taekwondo ga ik mezelf een toekomst bezorgen, weg uit Tanger.'
Jaouad Achab: ‘Op mijn vierde dacht ik al: via taekwondo ga ik mezelf een toekomst bezorgen, weg uit Tanger.’© Jonas Lampens

Een blank meisje met een Marokkaanse Belg: worden daar in 2021 nog vervelende opmerkingen over gemaakt?

Achab: (denkt na) Wanneer we samen zijn, valt dat mee. Racistische opmerkingen doen pijn, maar het overkomt me wanneer ik alleen op stap ben. Nooit met Indra erbij, besef ik nu je ernaar vraagt. Niet dat het een verschil maakt. Wij zijn blij met elkaar. Wat anderen vinden, interesseert ons niet.

In de eerste lockdown zette u trainingssessies vanuit uw tuin op YouTube. Ze werden 158.000 keer bekeken!

Achab: Het is ongelooflijk hoezeer dat is ontploft. Het begin van de eerste lockdown vond ik nog prettig. Even onthaasten, niks hoefde. Maar daarna! Ik liep de muren op. Ik kon mijn energie niet meer kwijt en sliep slecht omdat ik niet meer moe was. Ik kon ook niet bij Indra zijn, want zij zat bij haar mama in de bubbel. Ik dacht: als ík er al niet tegen kan om niets omhanden te hebben, hoe erg moet het dan zijn voor jongeren? Die breken het kot af, dat kan niet anders. Ik bedacht manieren om me zo moe mogelijk te maken op zo’n klein mogelijke ruimte. Vanuit mijn tuintje, zonder sparringpartner en zonder materiaal. De trainingen filmde ik met mijn gsm. Ik was bijna vergeten dat ik het online had gezet toen ik plots overstelpt werd met mails. Vooral de reacties van jonge ouders waren tof: ‘Merci, mijn zoon was depressief aan het worden voor hij jouw filmpjes ontdekte.’ Ik stopte met dat YouTube- kanaal toen de situatie met corona beter leek, maar het lijkt tijd om het weer op te pikken. De tweede lockdown duurt lang. De filmpjes zijn ook een manier om mijn sport iets terug te geven. Alles wat ik heb, dank ik aan taekwondo.

U groeide op in Tanger en hebt geen makkelijke jeugd gehad. Voor bootvluchtelingen is Tanger vaak de laatste stop in Afrika voor ze via de Straat van Gibraltar Europa proberen te bereiken.

Achab: Wanneer je de kaart van Marokko neemt, dan is Tanger het uiterste puntje. In het uiterste puntje van dat uiterste puntje woonden wij, bij de ingang van de haven. Mensen uit heel Afrika slapen er op straat. Mindert een vrachtwagen vaart, dan werpen ze zich tussen de wielassen, in de hoop zo mee op de boot te raken. Die radeloze jongeren waren mijn vrienden. Ik ging met hen voetballen, stopte ze wat eten toe en luisterde naar hun verhaal.

Zelf hadden we het ook niet breed, integendeel. Ik was een energiek kind, moeilijk stil te krijgen. Mijn moeder hoopte dat taekwondolessen me zouden kalmeren, maar ik zag meteen de mogelijkheden. Je zult dat raar vinden, maar zelfs op mijn vierde dacht ik al: via taekwondo ga ik mezelf een toekomst bezorgen, weg uit Tanger. De trainers zeiden dat ik een ‘niet te blussen ambitie’ had. ‘Dat kind is te goed voor ons, vanuit Marokko kun je geen wereldkampioen worden.’ Mijn vader reed als vrachtwagenchauffeur naar België. Het was hartverscheurend, maar mijn ouders hebben toen gekozen om het gezin op te splitsen. Het duurde jaren voordat mijn vader iedereen in België kreeg.

Ik was toen al zeventien, maar mijn taekwondodroom brandde als nooit tevoren. Ik belandde in een Brusselse school. Ik werd vier leerjaren teruggezet en volgde automechanica met dertienjarigen. Er was geen andere keus. Ik voelde me uitgelachen, en ook wel opstandig omdat ik zo veel tijd verloor. Aan autotechniek dan nog, wat mij geen moer interesseert. Het was een zware tijd, moet ik bekennen, maar het wakkerde mijn honger naar succes verder aan. Het inschrijvingsgeld voor een taekwondoclub kon ik onmogelijk betalen. Ik bood aan om elk vies klusje te doen, maar ze lachten me weg: ‘Het is hier Marokko niet.’ Eén klein Brussels clubje nam me aan. Ik ben die mensen er nog altijd dankbaar voor. Toen brak de zon door de wolken. Ik leerde Frans, begon kleine toernooien te winnen en werd opgepikt door het Vlaamse topsportprogramma. Dat betekende verhuizen en opnieuw een vreemde taal leren, maar eindelijk had ik een perspectief. De weg naar boven was ingezet.

Hebt u nooit aan opgeven gedacht?

Achab: In de aanloop naar de Spelen van 2012 was ik sparringpartner van de Belgische atleten die zich uiteindelijk niet hebben kunnen plaatsen. Ik beledig niemand wanneer ik zeg dat ik tien keer beter was dan die jongens. Onze trainer werd gek: ‘We gooien een kans op een olympische medaille weg, Jaouad, want je hebt geen Belgisch paspoort.’ Dat hakte erin. Maar opgeven? Nee, zelfs niet in mijn donkerste dagen. Niet lang na de Spelen van Londen kreeg ik, compleet onverwacht, het bericht dat mijn naturalisatie in orde was. Ik kon wel huilen van geluk.

De vrienden met wie ik opgroeide in Marokko zitten aan de drugs of in de gevangenis. Mijn beste maat is bedelaar.

Nieuwe Belgen zijn doorgaans trotser op ons land dan autochtone Belgen. Wij zijn niet zo patriottisch.

Achab: Telkens als ik de Belgische vlag zie, word ik emotioneel. Die vlag symboliseert voor mij de kansen die ik in jullie land kreeg. Ik ben trots op mijn Marokkaanse wortels, begrijp me niet verkeerd, maar in België werd mijn sportdroom werkelijkheid. Ik groeide op zonder perspectieven, vergeet dat niet. In België lagen er kansen om vooruit te komen. Wanneer ik na het winnen van een medaille met de vlag zwaai, dan is dat een eerbetoon aan de onbegrensde mogelijkheden van België.

De vrienden met wie ik opgroeide in Marokko zitten aan de drugs of in de gevangenis. Mijn beste maat is bedelaar. Ik zit met hem in en bid dat het snel beter gaat. Die jongens hadden geen keuze. Als je geen kansen krijgt, dan beland je daar. Als ik in Marokko was gebleven, dan was het mij ook overkomen. Maar in België heb je alle mogelijkheden om iets van je leven te maken: topscholen, fijne werkgevers en zelfs werklozensteun wanneer je in de problemen komt. Belgen vinden dat vanzelfsprekend, maar die waaier aan mogelijkheden is niet normaal. Het is uitzonderlijk, als je eens rondkijkt in de wereld.

Waarom stapte u over naar de Waalse federatie?

Achab: Na de Spelen van 2016 vertrok mijn trainer. Omdat hij toe was aan een nieuwe uitdaging, maar ook omdat er strubbelingen waren met de federatie. Wat of wie het probleem precies was, zeg ik liever niet. Het is geen leuk verhaal en ik hang de vuile was niet graag buiten. Het kwam erop neer dat de problemen op mijn bord belandden. Sport Vlaanderen probeerde nog te bemiddelen, maar het water bleek te diep. De Waalse federatie ontving mij, mijn broer Badr, Indra en Raheleh Asemani met open armen. Alle toptaekwondoka’s zijn overgestapt.

Ik ben geen moeilijke jongen, maar in Vlaanderen had ik het gevoel dat mijn mening niet van tel was. Het doet pijn om dat te zeggen, want ik heb veel te danken aan de Vlaamse federatie. Ik ben blij dat ik vandaag geen energie meer hoeft te steken in conflicten.

In principe kun je in het taekwondo winnen met knock-out, al komt dat niet vaak voor. Is het u ooit overkomen?

Achab: Eén keer bijna. Een trap tegen mijn gezicht en het licht ging uit. ‘Hoeveel vingers tel je?’ vroeg de scheidsrechter. Het klonk zo absurd dat ik erom moest lachen. Dat ik zelf een tegenstander ko trap, is al vaker gebeurd. Jammer genoeg. Ik wil winnen, maar het hoeft geen pijn te doen. De laatste jaren gebruikt men voor profkampen elektronische sensoren, die wij als een harnas op ons lijf dragen. Wie het pantser raakt, krijgt een punt. Vroeger besliste de scheidsrechter. Je moest de ander hard raken om nadrukkelijk te tonen dat je een punt verdiende. Taekwondo is een vechtsport en is dus stoer en agressief, maar grote blessures hou je er niet aan over. Ik zie er toch niet uit als een kooivechter? (lacht) Aan ongelukkige trappen ben ik een paar tanden kwijt, dat wel. Maar daar zeurt een taekwondoka niet over.

Taekwondo, letterlijk te vertalen als ‘de weg van de voet en de vuist’, ziet er cool uit en is verbazend elegant. Het heeft iets van hiphopdans.

Achab: Het is een complete sport. Je hebt lenigheid nodig, explosiviteit, een beetje kracht, maar vooral een scherpe geest en een doordacht wedstrijdplan. Het voetenwerk is sierlijk, ja. Als een stoere vorm van dansen. De sport groeit internationaal enorm. Vroeger maakten Zuid-Korea en Iran de dienst uit, maar op de laatste Spelen wonnen het Verenigd Koninkrijk, Ivoorkust en Azerbeidzjan gouden medailles. Een Ethiopiër is een van de grootste talenten van het moment. En er is België: ons kleine land telt veel toppers, onderschat ze niet. Ik was de eerste die doorbrak en vind het mijn taak om mijn sport in ons land te promoten. De Belgen moeten het goed doen in taekwondo, ook wanneer ik ooit stop.

Zou uw carrière onvolledig zijn zonder olympische medaille?

Achab: Ik wil het supergraag, maar als het niet voorbestemd is, zal ik daar vrede mee hebben. Als je ziet waar ik vandaan kom en wat ik heb bereikt, dan moet ik trots zijn. Mijn tegenstanders werden van jongs af professioneel begeleid, ik heb het allemaal zelf uitgezocht. Van de straten van Tanger naar de Olympische Spelen is een mooi parcours. Misschien ging het begin van mijn carrière te snel. Ik werd prof op mijn 21, één jaar later was ik Europees kampioen, nog een jaar later wereldkampioen. Die olympische medaille zal nog zo zoet smaken nu ik er langer op moet wachten dan gepland.

Jaouad Achab

-1992: geboren in Tanger, Marokko

-2009: verhuist naar België

-2014: Europees kampioen in de gewichtsklasse -63 kg

-2015: wereldkampioen

-2016: vijfde op de Olympische Spelen in de gewichtsklasse -68 kg

-2019: derde keer Europees kampioen, brons op het WK

-2020: verlaat het Vlaamse topsportprogramma voor het Waalse Adeps

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content