‘Twitter blokkeerde mijn account. Die terugkrijgen bleek moeilijker dan verwacht’

‘We mogen niet toestaan dat Amerikaanse bedrijven, waarover we geen enkele controle hebben en die een totaal monopolie bezitten op onze gemeenschappelijke digitale ruimte, met grillige willekeur kunnen opereren’, schrijft Othman El Hammouchi. Hij pleit voor meer regulatie van grote technologiebedrijven.

Enkele weken geleden kreeg ik een melding van Twitter dat mijn account tijdelijk opgeschort was wegens ‘gedrag dat strijdig is met onze richtlijnen’. Dit bericht verbaasde me nogal, gezien ik mij niet meteen kon herinneren iets bijzonder controversieels geplaatst te hebben. Wie mij volgt op sociale media weet dat ik af en toe nogal ondiplomatisch uit de hoek kan komen – wat wil je ook, in een ecosysteem waar racistische trollen en politici welig tieren. Nihil humani a me alienum puto. En toch: sinds ik mij had voorgenomen om snel en zonder pardon te blokkeren en interacties te verminderen, is mijn digitale vurigheid aanzienlijk verminderd. Ik moest dus uitzoeken wat er aan de hand was.

Twitter als nutsvoorziening

Mijn eerste vaststelling was al meteen ontluisterend: Twitter heeft geen noemenswaardige technische ondersteuning. Er bestaat, in tegenstelling tot andere online diensten zoals webshops, geen enkel nummer, mailadres of chat waarmee je het bedrijf rechtstreeks kan contacteren. Wie beroep wil aantekenen tegen een schorsing (of met andere problemen kampt) is veroordeeld tot een reeks hulppagina’s waarop je een heleboel formulieren vindt die je kan invullen. Daarop krijg je een automatisch antwoord dat je aanvraag onder beschouwing genomen zal worden. Er is nooit enige aanwijzing dat een mens je bericht heeft gelezen.

Er zat dus niets op dan wachten. Ik was overgeleverd aan de willekeur van de Twittergoden, wiens wispelturigheid mogelijks nog groter bleek dan die van hun Olympische collegae. In één klap was ik alles kwijt: contacten, geschiedenis en toegang tot mijn voornaamste nieuwsbron. Het was een pijnlijke manier om te beseffen hoe belangrijk Twitter eigenlijk voor me was geworden, zelfs nadat ik mijn directe activiteit en interacties op de website beperkt had. Twitter en andere sociale media zijn essentieel geworden in het digitale tijdperk: zij vormen de infrastructuur die een meerderheid van onze communicatie verzorgt. En toch blijven ze, in tegenstelling tot andere basisdiensten, grotendeels vrij van regulatie en wettelijke omkadering. Dat is een probleem.

Stel je voor dat men burgers zomaar lukraak toegang kon ontzeggen tot water, gas of elektriciteit op basis van ‘interne richtlijnen’. Zouden we dat aanvaarden? Die vergelijking kan misschien wat overdreven lijken, maar het valt niet te ontkennen dat sociale media vandaag tot onze essentiële nutsvoorzieningen zijn gaan behoren. De coronacrisis heeft het primordiale belang van onze digitale infrastructuur nog maar eens getoond: een groot deel van de officiële politieke communicatie verloopt via dit kanaal. En hoewel het vermogen van het wettelijke kader om die evolutie te volgen zoals gewoonlijk nogal traag is gebleken, begint daar stilaan verandering in te komen. Vorig jaar oordeelde een rechtbank in de Verenigde Staten bijvoorbeeld dat Trump zijn critici op Twitter niet mag blokkeren. Dat is een impliciete erkenning dat burgers een recht hebben op bepaalde informatie die via sociale media wordt verspreid. Twitter is immers steeds meer het voornaamste communicatiekanaal geworden van politici en organisaties.

Orwelliaans proces

Na enkele dagen begon mijn geduld op te raken. Ik stuurde nieuwe aanvragen via het officiële formulier waarmee je beroep hoort aan te tekenen tegen een schorsing. Toen elke reactie uitbleef, besloot ik op advies van een bevriend gemeenteraadslid dat hetzelfde overkomen was om een brief te laten schrijven door een advocaat. Jawel, ik heb het Europese hoofdkwartier van Twitter in Dublin een papieren brief toegezonden met de dringende vraag mijn account te deblokkeren. Zo primitief is de ondersteuning van Twitter dus: de enige bekende manier om ze te contacteren is door ze fysiek aan te schrijven.

Het duurde nog twee weken, maar op dinsdag 14 april ontving ik een mail waarin stond dat mijn account weer toegankelijk was. Het zou per abuis zijn geïdentificeerd als een ‘spam-account’ vanwege ‘automatisch gedrag’ dat het had vertoond en dat ‘in strijd was met onze richtlijnen’. Dat was het. Zo onverwacht als de toorn van de Twittergoden was ontstoken, zo onverwacht ging ze weer liggen. Ik heb geen idee of mijn contactpogingen er voor iets tussenzaten. Het hele proces speelde zich buiten mijn invloed af, en had alles bij elkaar genomen een bijzonder orwelliaanse smaak.

De oproep om sociale media te reguleren weerklinkt al langer. Sinds het schandaal met Cambridge Analytica en de beïnvloeding van de Amerikaanse verkiezingen aan het licht kwam, hebben Europese leiders oproepen gedaan om via de EU een wetgevend kader te scheppen dat fake news en schadelijke inhouden kan beteugelen. Het wordt hoog tijd om daar werk van te maken. We mogen niet toestaan dat Amerikaanse bedrijven, waarover we geen enkele controle hebben en die een totaal monopolie bezitten op onze gemeenschappelijke digitale ruimte, met grillige willekeur kunnen opereren. Zoals de corona-crisis aantoont, wordt die ruimte alleen maar belangrijker.

Transparante richtlijnen

Dat wil niet zeggen dat ik hier pleit voor absolute vrijheid op sociale media. Het voltairiaanse model van vrije meningsuiting stamt uit een andere wereld, en is niet echt meer geschikt voor het digitale tijdperk. Dat iedereen zomaar kan schrijven wat hij wil, werkt prima als de drukpers het enige medium is en de geletterde bevolking van het land enkele tienduizenden bedraagt. Het blijkt aanzienlijk minder aangenaam wanneer zowel het bereik als de toegang drastisch worden uitgebreid, zoals de geschiedenis ons leert.

Niet voor niets droeg de krant van de voornaamste 19de-eeuwse Franse antisemiet Edouard Drumont, wiens fulmineringen tegen de Joden zo mogelijk nog pathologischer waren dan die van Julius Streicher, de markante naam La Libre Parole. Vrije meningsuiting heeft zich gaandeweg ontwikkeld tot de strijdkreet van elke antisemiet en racist, en dat wordt vandaag ook weerspiegeld op sociale media, waar elke extreemrechtse trol in zijn beschrijving aankondigt ‘vrank en vrij’ te spreken.

Het belangrijkste is dat er duidelijke en transparante Europese richtlijnen komen voor de content die toegestaan is op Twitter en andere sociale media. Deze moeten worden vergezeld door een robuuste interne beroepsprocedure die vlot en efficiënt verloopt. De financiering zowel van deze procedure als van de screening op overtredeingen moet worden gedragen door de bedrijven zelf. Dat is geen onredelijke prijs voor toegang tot een Europese markt die ze inmiddels zonder weerstand hebben gemonopoliseerd ten koste van onze eigen bedrijven en waar ze bijzonder weinig belastingen betalen. Zulke duidelijke regels zullen de beste waarborg vormen voor de vrije meningsuiting van legitieme gebruikers, die de redenen achter eventuele sancties open en duidelijk zullen kunnen zien en evalueren, in plaats van in het donker te moeten tasten en te hopen dat Twitter hen welgevallig zal zijn.

De EU is als supranationale en humanistisch geïnspireerde organisatie bijzonder goed geplaatst om zulke regelgeving te ontwikkelen en af te dwingen tegenover de betrokken multinationale giganten. De voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, heeft al aangekondigd dat er een Digital Services Act in de maak is die bijkomende beperkingen zal opleggen aan sociale media-bedrijven.

Als we onze burgerrechten willen beschermen en onze democratieën behoorlijk willen laten functioneren in het digitale tijdperk, is dat een zeer noodzakelijke stap.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content