Jan Reynaers

‘Tweetaligheid: noodzakelijke maar onvoldoende voor de toekomst van het federale België’

Jan Reynaers Lid van het directiecomité van B Plus

‘Hoe zit het met de tweetaligheid van de modale Belgische burger’, vraagt Jan Reynaers van B Plus zich af.

Dit opiniestuk maakt deel uit van de reeks ‘De Doordenkers van Knack.be’

Heel de geschiedenis van ons land staat bol van discussies, debatten en wetsvoorstellen inzake tweetaligheid. Enerzijds eentalige regio’s en anderzijds tweetalige ambtenaren, magistraten en geneesheren in het tweetalige Hoofdstedelijk Gewest Brussel.

Vele Franstalige politici vergeten gemakshalve dat zonder die ettelijke generaties tweetalige (nationale) ambtenaren en magistraten, België de facto onbestuurbaar zou geweest zijn

Daarenboven was het voor hen een evidentie dat Vlamingen tweetalig waren wat hen toeliet eentalig te blijven. Hun taal en cultuur waren immers superieur aan dat allegaartje van Vlaamse dialecten.

De decennialange strijd van de Vlaamse Beweging heeft uiteindelijk geleid tot de Taalwetgeving, gecoördineerd in 1966: een lange lijst van verplichtingen en verbodsbepalingen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (zowel op het niveau van de 19 gemeenten als op gewestelijk niveau) hebben de meerderheid van de Burgemeesters, OCMW-Voorzitters en Regionale Ministers deze “wetten van openbare orde” omzeild door een onderscheid in te voeren tussen “tweetaligheid van de ambtenaren” en “tweetaligheid van de diensten” wat in de realiteit dan neerkwam op “un Flamand bilingue par service” en “des fonctionnaires unilingues francophones”!

‘Tweetaligheid: noodzakelijke maar onvoldoende voor de toekomst van het federale België’

Dit had kunnen vermeden worden indien de Franstalige beleidsverantwoordelijken wat realistischer en meer toekomstgericht hadden gedacht en gehandeld, quod non

Er mag ook niet vergeten worden dat de wijze waarop het Nederlands werd onderwezen in de Franstalige scholen heel “passief” was en dat dit onderwijs kon vergeleken worden met de manier waarop een “dode taal” als het Latijn werd onderwezen. Daarenboven was er geen politieke wil in Franstalig België (en zeker niet in de hoofdstad) om de Franstalige scholieren op 18 jaar effectief tweetalig te maken.

In Wallonië heeft men – tot op heden – aan de leerlingen in het secundair onderwijs de keuze gelaten tussen Nederlands en Engels als tweede taal. In Vlaanderen daarentegen was en is Frans de verplichte tweede taal in het middelbaar onderwijs.

Wel moet hier vermeld worden dat er ondertussen reeds meer dan 220 scholen in Wallonië zijn waar de leerlingen worden “ondergedompeld” in een taalbad waarbij het Nederlands stapsgewijze wordt aangeleerd door ook de “niet-taalgebonden” vakken in die taal te onderwijzen.

In Vlaanderen daarentegen was het wachten tot september 2014 vooraleer dit soort initiatieven kon starten via een decreet. Het voorbije schooljaar waren 3 scholen bereid om met dit pilootproject te starten.

Hoe is de situatie nu op het niveau van de modale Belgische burger qua tweetaligheid?

We kunnen alleen maar vaststellen dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in de brede Rand de tweetaligheid van de meeste Franstalige jongeren (tussen 12 en 25 jaar) spectaculair is toegenomen dankzij een substantiële “inhaalbeweging” via de massale inschrijving van Franstalige jongeren in Nederlandstalige scholen. De moeilijkheden die dit veroorzaakt voor het onderwijzend personeel en ook voor vele Vlaamse ouders, vallen buiten het bestek van dit artikel.

Jammer genoeg is er sinds enkele decennia een soort “omgekeerde beweging” aan de gang in Vlaanderen: de grote meerderheid van de jonge Vlamingen (dus de latere volwassenen…) spreken een soort “approximatief Frans” dat pijnlijk is om te aanhoren. Eén van de spijtige gevolgen hiervan is het feit dat zij ook geen interesse meer hebben in wat er gebeurt in Franstalig België, wat nog versterkt wordt omdat Vlamingen weinig met de Franstalige media in contact komen. Onbekend blijft onbemind.

‘Historisch omgekeerde beweging?’

Wij kunnen deze “historisch omgekeerde beweging” alleen maar betreuren.

In de politieke wereld – in elk geval op federaal niveau – is de regel van de eentaligheid van Franstalige Ministers ondertussen de uitzondering geworden. Perfect tweetalige Ministers zijn natuurlijk nog niet voor morgen.

Is deze relatief positieve evolutie in Franstalig België nu voldoende om een harmonieus samenleven als “politiek cement” voor dit federale land te verzekeren?

B Plus vreest dat dit onvoldoende zal zijn omdat deze “inhaalbeweging” veel vroeger had moeten starten, namelijk in de periode dat er nog veel meer sprake was van een “nationaal land” en de regionalisering en communautarisering in talloze domeinen nog relatief bescheiden was.

Politieke splijtzwam

Daarenboven is de politieke splijtzwam al lang niet meer de talenkwestie (behalve nog af en toe in Brussel en in de 6 faciliteitengemeenten rond de hoofdstad) maar hoe langer hoe meer een kwestie van “transfers”.

Een taal en dan in het bijzonder de moedertaal is een bijzonder gevoelig onderwerp omdat ze in veel gevallen een fundamenteel onderdeel vormt van iemands identiteit. De meerderheid van de Belgen nemen aan het culturele leven deel via hun moedertaal en aldus is er een rechtstreekse link tussen taal en cultuur. Een identiteit bestaat echter bij de meeste burgers uit meerdere lagen en kan ook variëren naargelang de leeftijd of de plaats waar men leeft en werkt. De taalextremisten en de “splitstechnologen” doen er alles aan om alle Belgen in één en slechts één “taalkamp” te klasseren en aldus hun identiteit te reduceren tot één enkel aspect ervan.

In dit verband bestaat er bij vele (vooral Franstalige) ouders nog een zekere weerstand tegen dat “anderstalige” onderwijs waarbij de thuistaal wordt losgekoppeld van de schooltaal. Zij vrezen dat hun kinderen hierdoor zullen vervreemden van hun “culture française”!

Via wetenschappelijke enquêtes hebben de experten echter kunnen aantonen dat deze vrees ongegrond is.

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er weliswaar sinds één decennium een toenemende trend om bvb. naar toneel te gaan kijken en luisteren in twee talen (via elektronische boventiteling) maar dat blijft toch de uitzondering op de regel.

Het valt op dit moment moeilijk te voorspellen of die hoger geschetste positieve evolutie bij de (Franstalige) jeugd zal doorsijpelen naar de politieke arena (de Kamer) en of zij het Belgische desintegratieproces zullen kunnen vertragen en zelfs op termijn omturnen naar een politiek model gestoeld op grotere samenwerking, meer begrip voor de andere gemeenschap en tenslotte België doen evolueren naar een echt goed functionerend coöperatief federaal land.

De weg zal lang zijn en bezaaid met veel tegenwerking. Het adagio was tot op heden steeds: “We zijn het niet eens over dit of dat… dus laten we deze materie maar splitsen”. De eerste Minister-President van Vlaanderen Gaston Geens lanceerde in dit verband wel de slogan: “Wat we zelf doen, moeten we beter doen”. Een hele uitdaging die heel moeilijk meetbaar is want het blijft te dikwijls bij een mantra!

Anders dan in de “Fédération Wallonie – Bruxelles”: ja… maar beter?

België zou als “brug” tussen de Latijnse en de Germaanse cultuur moeten kunnen uitgroeien tot een referentie inzake samenleven tussen twee volkeren met een verschillende taal en cultuur.

Bye-bye à l’unilinguisme/Bye-bye aan de eentaligheid” lijkt ons een mooie en mobiliserende opdracht.

Partner Content