Toen de Z.19 Sonja in de Noordzee verdween: ‘Een schipper vergaat meestal mee met zijn schip’

Het monument voor de overleden zeemannen in Oostende. 'En toen ging dat groene bolletje op Messenger uit.' © Saskia Vanderstichele

In de hete zomer van 2018 kapseisde de Z.19 Sonja op de Noordzee. Twee vissers kwamen om. Dit is het verhaal van hen die achterbleven. ‘Ik wilde ze redden, maar dan was ik zelf dood.’

Een flatgebouw, ergens in Oostende. Aan de muur hangen foto’s van vissersschepen. Er is nog een lege plek. ‘Daar komt een foto van de 19’, zegt hij. Hij zoekt nog een geschikte lijst.

Hij heeft al op veel schepen meegevaren. Allemaal met illustere vrouwennamen: de O.190 Renilde, de Z.90 Francine, de O.33 Marbi… Maar de laatste twee jaar had hij zijn hart verpand aan de Z.19 Sonja. Het beste schip waar hij ooit op heeft gevaren, beweert hij, al had dat ook te maken met de vaste mannen van de 19. ‘Leven op een vissersschip is een beetje zoals een huwelijk. Je moet geven en nemen. Dagenlang ben je samen op zee. Je eet, werkt en slaapt samen. Als er iets kapot is, kun je geen elektricien bellen.’ En zoals in elk huwelijk vallen er weleens woorden. Maar zelfs als je het wilt aftrappen, loop je niet ver. Vijf seconden later kijk je weer naar dezelfde gezichten. ‘Met hen moet je het doen.’ De mannen van de 19 hadden een goed vissershuwelijk. ‘Het waren allemaal oudere mensen die elkaar begrepen en vertrouwden.’

Visser Lawrence Debruyne 'En toch zal ik blijven varen. Ik kan op straat ook overreden worden.'
Visser Lawrence Debruyne ‘En toch zal ik blijven varen. Ik kan op straat ook overreden worden.’© SASKIA VANDERSTICHELE

Hij steekt een sigaret op, de zoveelste al vandaag. Onder de lege plek aan de muur staan twee doodsprentjes. Het ene is van Roger Zoete (27 maart 1958 – 25 augustus 2018), het andere over Kurt Slabinck (6 december 1969 – 25 augustus 2018).

Lawrence Debruyne is 22, en is zeven jaar visser. Maar als je met hem praat, lijkt het alsof hij al honderd jaar op zee vaart. Misschien ligt het aan zijn luide stem met Oostendse tongval, de officiële voertaal op de Noordzee. Nochtans komt Lawrence niet uit een vissersfamilie. Zijn ouders hadden een hotel op het Sint-Petrus-en-Paulusplein in Oostende. Als kind al ging hij altijd naar de boten kijken. En later, toen hij aan de visserijschool studeerde, spijbelde hij weleens om ’s nachts te kunnen meevaren met de nachtvissers. Zijn moeder vond het allemaal maar gevaarlijk, maar de zee bleef aan hem trekken. ‘Er gaat niets boven dat gevoel. Je pist in de zee, kijkt voor je uit en je ziet alleen maar water.’ Ooit had hij aan zijn vriendin gezegd: ‘Ik zie je doodgraag, maar er zal altijd ook iemand anders zijn.’

‘Wie?’ vroeg ze.

‘De zee’, antwoordde hij.

Het lief dat hij nooit zou bedriegen. Een tijd geleden wilde hij trouwen. Het feest was geregeld. En toen viel er iemand uit op de boot. Lawrence koos voor de zee, dat trouwfeest kon wachten. Zijn vriendin heeft een maand niet tegen hem gesproken, maar ‘je laat je makkers niet in de steek’.

Eén keer heeft hij moeten capituleren: vorige zomer, op 17 augustus.

Die ochtend heeft hij 40 graden koorts. Hij kijkt op zijn smartphone en leest een sms van de schipper van de 19. ‘Dag Lawrence. Maandag om negen uur aan boord. Groetjes, Kurt.’

‘Ik voelde me verschrikkelijk slecht’, zegt Lawrence. ‘Toch dacht ik eraan om alsnog mee te gaan, want een visser is nooit ziek. Dat woord bestaat niet in de visserswereld.’ Zijn dokter spreekt hem tegen. ‘Als je maandag naar zee gaat, is iedereen op de boot ziek en ligt het schip een week stil.’

Zwaar tegen zijn zin sms’t Lawrence naar de schipper van de 19: ‘Verdomme Kurt, ik ben vanmorgen wakker geworden met vliegende diarree, barstende hoofdpijn en een keel als schuurpapier. Mijn excuses, maar het zal niet lukken om te werken.’

Kurt schrijft terug: ‘Roger Zoete zal jouw plaats innemen.’ Lawrence kruipt weer in bed.

Zeven dagen later wordt hij wakker gebeld door zijn moeder. Hij hoort gehuil aan de andere kant van de lijn.

‘Wat is er, ma?’ vraagt hij.

‘De aalmoezenier schrijft op Facebook dat de 19 vannacht vergaan is’, antwoordt ze. ‘Roger en Kurt zijn dood.’

‘Mo how, zeg.’

Als ik die ochtend niet ziek geweest was, dan had Roger nog geleefd. En Kurt misschien ook.

Visser Lawrence Debruyne

Roger kent hij alleen van ziens. Een man van zestig die hij weleens tegenkwam op de kaai van de vissers.

Kurt, dat is een ander verhaal. ‘We waren maten’, zegt Lawrence. En als ze al eens boel hadden, dan was het omdat ze zo op elkaar leken. Ze deelden niet alleen de liefde voor de zee, allebei waren ze ook zot van muziek. ‘Kurt was in zijn vrije tijd radiomaker bij Radio Moerkerke. Hij draaide veel platen uit de seventies en de eighties, ook mijn favoriete muziek.’

Op de boot werd bijna nooit muziek gedraaid, daar hadden ze geen tijd voor. Alleen als de anderen sliepen, luisterden ze weleens naar een paar oude krakers. Zoals die van Ennio Morricone, de soundtrack van Once upon a Time in the West. De beste western aller tijden, daar waren ze het over eens.

‘Wat is er gebeurd op de 19?’ vraag ik.

‘Ik weet het niet’, antwoordt hij. ‘Ik was er niet bij.’ En hij bietst nog een sigaret.

Zesendertig kilometer verderop in Moerkerke, in het huis van de weduwe van Kurt, zie ik overal hetzelfde doodsprentje: in de woonkamer, op de keukentafel, naast het stuur van de auto in de garage. Overal staat dezelfde stoere man in zijn blote borst.

‘Het is een selfie’, zegt ze. ‘Deze zomer genomen op de 19. Nadat ik hem gevraagd had: “Schat, het is zo’n mooi weer. Neem nog eens een foto voor me.”‘

Muriel Goegebeur leerde Kurt Slabinck eenendertig jaar geleden kennen op de Eiermarkt in Brugge. Achttien waren ze in 1988. Een rustige jongen en een rustig meisje die weleens dansten in de Limelight op de tonen van Rick Astley, de soundtrack van hun jaren tachtig. Zij kwam van Knokke, hij van Brugge en ook een beetje van de zee. Al van zijn vijftiende voer hij. Hij was geen man van veel woorden. Maar telkens als hij over de zee vertelde, zag ze het vuur in zijn ogen.

Zij kende de visserswereld een beetje, omdat haar nonkel Freddy jarenlang op zee was geweest. Ze had gezien hoe vaak haar tante alleen thuis zat. En toch viel ze voor die mooie jongen met zijn blonde lokken en zijn grote platenkast. Op de openingsdans van hun trouw zong Harry Nilsson ‘I can’t live, if living is without you’ en daar was geen woord van gelogen.

Ze kregen kinderen en bouwden een huis. Maar om de zoveel weken keerde hij terug naar zijn oude liefde, de zee. Zij leerde leven met zijn bijgeloof. Zo mocht ze hem nooit ‘een goede vaart’ wensen. Of peperkoek meegeven. Of rozijnenbrood.

Ook zij had haar eigen bijgeloof. Elke keer als hij op zee was, stak ze een kaars aan. Niet dat ze zich echt zorgen maakte. Haar Kurt was een ervaren schipper, een ‘perfectionist’. Niemand kende de zee en haar kuren zo goed als hij.

En ook aan de lange stiltes begon ze op den duur te wennen. ‘Vroeger hadden ze een Vodafoon aan boord. De afspraak was dat hij op zaterdagavond zou bellen. Uren zat ik dan naast de telefoon te wachten, tot die drie keer rinkelde. Daarna moest ik een lang nummer indrukken, want anders kwam de factuur op de rekening van zijn baas terecht. Later kwam de gsm.’ Ook daarmee voerden ze altijd maar halve gesprekken, want op zee is er amper bereik.

Muriel Goegebeur, vrouw van schipper Kurt. '
Muriel Goegebeur, vrouw van schipper Kurt. ‘”Je hoeft niet meer naar zee te gaan”, zei ik hem. “Nu is het tijd voor ons.”‘© SASKIA VANDERSTICHELE

De laatste jaren is er veel veranderd in de visserij, zegt ze. ‘Ook op de 19 hadden ze nu wifi. We communiceerden via Messenger.’

Ze was altijd zo blij als het bolletje naast zijn naam groen werd. Toch telde ze de dagen af, tot hij weer aan wal was. ‘We dansten graag’, zegt ze. Ze moest hem altijd instructies in het oor fluisteren: ‘Een naar voren, een naar achteren…’

Ooit zouden ze een cursus tango volgen, dat hadden ze gezworen. Deze zomer leek het tijd om die belofte waar te maken. Het was er het weer voor, warm en zwoel.

Begin augustus meert de 19 aan langs de kade in Zeebrugge. De mannen hebben vakantie tot 20 augustus. Kurt en Muriel gaan naar Benenwerk op de Burg in Brugge. Ze dansen een hele avond op I Will Survive van Gloria Gaynor en andere disco, alsof ze weer achttien zijn. ‘Ik heb er zo van genoten’, zegt hij op het einde. ‘Volgend jaar komen we terug, en dan laat je je handtas thuis.’

De hitte blijft die nacht nog lang hangen op de Burg. Net zoals dertig jaar geleden op de Eiermarkt, een paar honderd meter verder, toen ze elkaar voor de eerste keer zagen. En toch is er veel veranderd. ‘Onze jongste zoon had net een huurwoning gevonden. In de herfst zou hij thuis vertrekken en zouden we weer alleen zijn. “Ik wil niet meer dat je naar de zee gaat”, zei ik hem. “Nu is het tijd voor ons.”‘

But it takes two to tango. ‘Hij beloofde dat hij nog maar 100 dagen per jaar naar de zee ging, net genoeg om een erkend visser te blijven. Of anders zou hij een job zoeken op het land.’

De dagen erna gaan ze op huizenjacht. Zij droomt van een B&B en hij ziet dat ook zitten. In afwachting daarvan zou hij nog een paar keer teruggaan naar zijn oude liefde.

‘En toen werd Lawrence ziek. Kurt was even in paniek, tot hij aan Roger dacht.’ Een vast lid van de 67, maar dat schip was in reparatie. Misschien had hij wel zin om voor één keer mee te gaan met de 19?

Op maandag 20 augustus gaat Muriel Kurt afzetten in Zeebrugge. Op de kade staan de mannen van de 19. Dirk, Luc, Pascal en invaller Roger. Geen onbekende voor de anderen. ‘Het was een beetje een reünie’, zegt visser Dirk Coolsaet. ‘Ik kende Roger al veertig jaar, van toen ik nog op de visserijschool zat. Hij was zeven jaar ouder, en ik keek naar hem op.’ Hij is altijd een stoere zeebonk geweest, met zijn oorring en zijn liefde voor AC/DC. ‘Maar ook met een hart van goud, een sympathieke vent.’

En Dirk kan het weten, want ze hadden ooit twee jaar samen de zee getrotseerd. ‘Ik ben blij dat we nog eens samen gaan vissen’, zegt Roger. ‘Zo zijn we weer eens van straat.’

Ik keek om. Toen zag ik ze drijven op het water. Dat was hartverscheurend.

Visser Dirk Coolsaet

Om 9.00 uur vaart de 19 de haven van Zeebrugge uit, de zee op. De lucht is blauw. ‘We zouden naar de oostkust van Engeland gaan’, zegt Dirk. ‘Een plaats waar we normaal nooit vissen. We hoopten daar pladijs te vangen, maar dat viel tegen. Het was te vroeg in het seizoen. De eerste vijf dagen zat er geen pladijs in onze netten. Wel wat tarbot en tong, maar veel te weinig. Kurt voer van de ene plaats naar de andere. Die vissen zeggen niet waar ze zitten, hè.’

Door die magere buit hebben de mannen van de 19 wel wat tijd. ‘Roger en ik haalden wat oude anekdotes op. “Na deze reis wil ik het wat kalmer aan doen”, zei hij. Hij was net zestig geworden en wilde meer tijd doorbrengen met zijn Sonja.’

Ook het bolletje op Messenger achter Kurt Slabinck is vaak groen. Hij chat met Muriel over de kinderen en de B&B.

De ochtend van zaterdag 25 augustus stuurt zij een foto van de zee naar hem, met het bijschrift: ‘Fijne zaterdag, word wakker met een glimlach. Zo start je een mooie dag.’

Zo’n mooie zaterdag is het niet op de Noordzee. Het weer is omgeslagen. De lucht is grijs en de wind komt uit het noordwesten. 8 beaufort. Overal hoge golven, de zee heeft weer haar nukken. ‘Vroeger gebeurde dat in de zomer niet zo vaak’, zegt Dirk. ‘Maar de laatste jaren zijn er meer zomerstormen.’

Om 15.29 uur schrijft Kurt naar Muriel: ‘Even opletten, hier in zijn tij… XXX.’

‘Hij bedoelde dat er een sterke stroming was’, zegt Muriel. ‘Dan wist ik dat ik hem met rust moest laten.’ Ze stuurt hem een hart terug.

‘Normaal laat hij even later weten hoe het geweest is.’ Maar deze keer niet, het bolletje achter zijn naam werd maar niet groen op Messenger. ‘Dat was heel vreemd, niet van zijn gewoonte. Toen begon ik me zorgen te maken. Ik wandelde naar de kaars, maar die doofde. Dat maakte een heel vreemd geluid.’

Om 16.50 uur stuurt zij hem opnieuw een bericht: ‘Keppe, alles ok daar? Is al meer dan anderhalf uur geleden dat ik nog iets gehoord heb. X.’

De Z.19 Sonja is op dat moment op 25 mijl van de Engelse badplaats Great Yarmouth, op N52 48.406 – E002 19.569. Een plek in de Noordzee waar er geen wifi is, geen verbinding met de rest van de wereld.

‘Daar is het gebeurd’, zegt Dirk. ‘Een net raakte vast in het zand en trok het schip door de hoge golven om. We zagen het gebeuren. Het duurde maar vijftien seconden, maar dat leek een eeuwigheid. Luc, Pascal en ik liepen naar achteren. “Roger,” riep ik nog, “kom naar hier.” Maar het was al te laat. Het schip lag ondersteboven, iedereen in het water. Het was niet de schuld van Kurt. Gewoon een stom ongeluk.’

De zee bij 8 beaufort, dat is geen zwembad, hè.

Dirk kan zich nog net aan het schip vastklampen. ‘Ik zag de anderen, maar miste er twee. Kurt zat in de schipperscabine en Roger onder het schip. Ik wilde ze redden. Maar als ik de boot losliet, was ik zelf dood. Het was vasthouden of verzuipen. De zee bij 8 beaufort, dat is geen zwembad, hè.’

Tien minuten lang gaat Dirk voortdurend kopje-onder. ‘Ik zag de film van mijn leven. Mijn vrouw. Mijn cafévrienden. Die ene man die ik in 1986 uit de zee gered had.’

De mens is toch een raar wezen, zegt hij dan. Dat je op zo’n momenten aan zulke dingen denkt.

Uiteindelijk slaagt Dirk erin om op het schip te kruipen. ‘Ik voelde dat de 19 aan het zinken was. En toen kwam dat vlot los.’ “Dat is onze redding”, riep ik tegen de anderen. Ik keek om en zag Roger drijven, met zijn hoofd naar beneden. Tien minuten later volgde Kurt. Dat was verschrikkelijk.’

De drie overlevenden kruipen in het reddingsvlot. Alle drie zeeziek, stinkend naar stookolie en kapot van de emoties. ‘Ik had onmiddellijk in slaap kunnen vallen, zo uitgeput was ik.’

Uren drijven ze rond op hun rode vlot. Ze schieten een vuurpijl af. In de verte zien ze een tanker, maar die vaart door.

Ze schieten nog een vuurpijl af. ‘Toen zagen we een cruiseschip. “Hij vaart weg,” riep een van ons, “hij vaart weg.”‘

Maar de kapitein van de Pacific Princess heeft de vuurpijl gezien. Hij zegt door de intercom: ‘We gaan aan een reddingsactie beginnen.’ De toeristen van de Pacific Princess zijn net aan hun laatste avondmaal begonnen. Iedereen loopt naar het dek. In die onmetelijke Noordzee zien ze een kleine rode stip. Ook de Amerikaanse studente Alexandra Rosen, die als een razende begint te tweeten.


7:54 p.m. BREAKING. Het vlot gebruikt een vuurpijl om onze aandacht te trekken. Het lijkt alsof er een paar mensen aan boord zijn.

7:55 p.m. BREAKING: De drenkelingen wuiven naar ons. Er zijn ten minste drie mensen op het schip.

7:56 p.m. BREAKING: De kapitein heeft contact gehad met de kustwacht. Een helikopter is onderweg. De zee is woelig.

7.57 p.m. BREAKING. Het lijkt alsof er drie mannen op het vlot zitten. We weten niet hoelang ze daar al ronddobberen. @cnn @FoxNews @msnbc

8.01 p.m. BREAKING. De Pacific Princess legt een reddingsboot in. We wachten nog steeds op de kustwacht. @cnn @FoxNews @msnbc

8.07 p.m. BREAKING. We brengen de drie mannen aan boord van de Pacific Princess. @cnn @FoxNews @msnbc

9.13 p.m. BREAKING. De kustwacht is gearriveerd. Je kunt de helikopter in de verte zien. @cnn @FoxNews @msnbc

Om twintig voor tien schrijft Alexandra: ‘We hervatten onze reis naar Dover in Engeland.’ Een uur later post ze nog een laatste tweet, maar die is niet breaking: ‘Er bestaan geen woorden om dat moment te beschrijven toen de kapitein zei dat er nog twee mensen op zee waren. (…) We bidden voor hun veiligheid.’


Die avond krijgen Muriel en Sonja, de vrouw van Roger, telefoon van de reder van de Z.19 Sonja. ‘De 19 is gezonken’, zegt hij. ‘Er zijn drie mensen gered, twee zijn helaas…’

‘Hij hoefde zelfs Kurts naam niet uit te spreken’, zegt Muriel. ‘Ik wist dat hij erbij was. Een schipper vergaat meestal mee met zijn schip.’ Ook dat is een visserswet die ze maar al te goed kent.

Uren later vindt een helikopter van de kustwacht de lichamen van Kurt en Roger. Hun schip was gezonken, maar zij waren blijven drijven op de Noordzee. ‘Het nieuws stond al op een paar lokale nieuwssites, maar wij kregen maar geen officiële bevestiging dat ze gevonden waren’, zegt Muriel. ‘Dat waren de moeilijkste uren van mijn leven. Om twee uur ’s middags belde de politie aan.’

Begin september worden de twee vissers ten grave gedragen. Eerst Roger, dan Kurt. In de Margaretakerk in Knokke zitten tientallen mannen van de zee, zij aan zij. Een van de zonen van Kurt zegt: ‘Het was bijna weer de tijd dat je pannenkoeken zou bakken, pa.’ En dat ze die pannenkoekengeur zo zouden missen, het teken dat hun papa weer thuis was.

En dan zingt Harry Nilsson ‘I can’t live, if living is without you’. De openingsdans van Kurt en Muriel is ook hun laatste dans. Na de viering neemt Muriel de urne mee naar huis. ‘Kurt is zo vaak op zee geweest’, zegt ze. ‘Nu blijft hij voor altijd bij mij.’

Vijf maanden later. De Z.19 Sonja ligt nog altijd op N52 48.406 – E002 19.569. Op de bodem, 36,2 meter diep in de Noordzee. Haar eeuwige graf. De mannen van de 19 zijn verhuisd naar andere boten.

Dirk Coolsaet werkt nu op de 67, de oude boot van Roger. Hij gebruikt de kast en het bed van zijn oude kompaan. ‘Mijn eigen doodservaring kan ik wel plaatsen, maar niet dat ik Kurt en Roger heb moeten laten gaan.’

Ze hebben hem psychologische hulp aangeboden, maar dat heeft hij geweigerd. ‘Ze zouden het toch niet begrijpen.’ Liever drinkt hij een koffie met zijn vrienden in café Derby in Oudenburg. ‘We praten er nooit meer over, en zo wil ik het ook.’

Op dat moment onderbreekt de vrouw van café Derby ons: ‘Wees voorzichtig met wat je vraagt aan Dirk.’

De volgende dag loop ik met Lawrence over de Hendrik Baelskaai in Oostende. Ook hij vaart nu op een nieuw schip, maar hij mist de 19 nog altijd.

We kijken naar de schepen die aan de kade liggen. Een is helemaal verwoest. ‘Dat is de 582,’ zegt hij, ‘die is twee jaar geleden gekapseisd.’

‘Het lijkt hier wel the boulevard of broken dreams’, antwoord ik.

Mijn eigen doodservaring kan ik wel plaatsen, maar niet dat ik Kurt en Roger heb moeten laten gaan.

Visser Dirk Coolsaet

‘Vroeger was dit echt de kaai van de vissers. Maar de laatste jaren hebben Marc Coucke, Bart Versluys en andere projectontwikkelaars alles opgekocht.’

Hij wijst naar hun lelijke hoogbouw. ‘Luxeappartementen die geen enkele gewone Oostendenaar kan betalen’, zegt hij. ‘Voor rijke mensen die dan klagen over het licht van de vuurtoren, dat ’s nachts in hun living schijnt. Over twintig jaar is de visserij verdwenen in Oostende.’

We wandelen Compas binnen, een mooie visserswinkel die ook moet wijken voor de projectontwikkelaars. Op een zeekaart toont Lawrence waar N52 48.406 – E002 19.569 precies ligt. Met potlood zet hij een kruisje op de kaart.

Op weg naar huis, in de auto, wankelt de stoere jongen even. Het waren moeilijke maanden, geeft hij toe. ‘Op zo’n vissersschip heb je altijd wel iets te doen. Er is geen moment tijd om na te denken.’ Maar eenmaal aan wal begint het soms te malen in zijn hoofd. ‘Als ik die ochtend niet ziek geweest was, dan had Roger nog geleefd. En Kurt misschien ook.’

‘Hoeveel mensen heb je de laatste zeven jaar verloren op zee?’ vraag ik.

‘Tien’, antwoordt hij. ‘Mijn vriendin zegt nu, als ik naar zee vertrek: “Wees voorzichtig. Ik wil je straks niet begraven.” En toch zal ik altijd blijven teruggaan naar de zee. Ik kan op straat ook overreden worden.’

Thuis neemt hij zijn altsaxofoon uit de koffer. ‘Ik ken nog maar één melodie’, verontschuldigt hij zich. En dan speelt hij My Heart Will Go On, de laatste song uit de film Titanic.

Een nummer dat Kurt ook weleens aankondigde op Radio Moerkerke. Op zolder heeft Muriel nog een paar usb-sticks met programma’s van Kurt. En, vooral, met zijn mooie radiostem erop. Eigenlijk heeft ze nog heel veel van hem: zijn kleren, zijn platen en de halsketting die hij aanhad die 25e augustus. Die draagt ze nu rond haar hals. Zoals Rose in Titanic ook altijd de ketting bleef dragen van haar Jack.

‘In 2019 zouden we dertig jaar getrouwd zijn’, zegt Muriel. ‘Voor die gelegenheid wilde hij een nieuwe ring laten maken. Hij had met zijn gsm al een foto gemaakt van een ring die hij in gedachten had.’ Maar die foto ligt nu 36,2 meter diep op de zeebodem.

Ze gaat de ring toch laten maken, want liefde stopt niet bij de dood. De laatste maanden is ze berichten blijven sturen naar haar man op Messenger, ook al zal het bolletje achter Kurt Slabinck nooit meer groen worden. Over hun verhaal, hoe het met de kinderen gaat, dat hun jongste verhuisd is. Eén beeld heeft ze hem nog niet gestuurd: de lege plek op de muur waar straks een fotolijst komt met een van zijn selfies.

Een die hij deze zomer gemaakt had op de 19, nadat zij gevraagd had: ‘Schat, het is zo’n mooi weer. Maak je nog eens een foto voor me?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content