Guido Lauwaert

‘Sven Gatz, de man zonder bagage’

Guido Lauwaert Opiniemaker

Voor de nieuwe liberalen is cultuur een speeltuin en kunstwerken het speelgoed om de burger politiek monddood te maken.

‘Kunst en cultuur zijn ontzettend belangrijk, maar ze dienen eigenlijk tot niets, behalve de algemene tevredenheid,’ beweert Sven Gatz. Geen wonder dat de man die nog nooit een dag van zijn leven zich terdege in de kunst heeft verdiept, tot minister van Cultuur is benoemd. Nog zulk een uitspraak en het bewijs is geleverd dat zijn intellectuele kennis uit het biervat is getapt. Volgt er een derde, weten we dat liberaal niet meer staat voor ruimdenkendheid, mildheid en vrijgevigheid. Voor de nieuwe liberalen is cultuur een speeltuin en kunstwerken het speelgoed om de burger politiek monddood te maken.

Sven Gatz’ uitspraak dat kunst en cultuur tot niets dienen, is de domste die dit jaar gedaan is

Het valt te verwachten dat Sven Gatz, die dankzij de vogelpiek de troostprijs in de Vlaamse regering kreeg, kunstenaars als kooplieden zal behandelen en dat kunst op de rommelmarkt thuishoort. In het geen graten zien in de onderbelichting van cultuur bij de regeringsvorming kan afgeleid worden dat kunstenaars parasieten zijn. Met zulke uitspraken en dus denkbeelden vraag je je af waarom de kerel de ministerstoel heeft aangenomen. Het kan haast niet anders dan hij dat gedaan heeft omdat een minister weliswaar minder verdient dan een directeur van de Unie van Belgische Brouwers, maar dat hij in zijn nieuwe functie heel wat minder zorgen heeft. Dat mag een centje kosten.

Hij weet bovendien drommels goed dat in de wijk van de Wetstraat andere wetten gelden dan in de rest van het land. Het is een plek waar de geesten des vaderlands voor held spelen maar het liegen en bedriegen tot kunst hebben verheven. Laat de werknemers, werkzoekers, werkgevers maar zoeken naar het Aards Paradijs, zij bewonen het legendarische eiland Atlantis. Politici weten waar ze het moeten vinden. In de echte kunst, niet de denkbeeldige, is geen echt antwoord te vinden op de problemen van het Vlaamse gewest.

Als een minister weet dat het kunstbudget van Vlaanderen ver onder het gemiddelde ligt van dat van de medestichters van de EG, moet hij zijn nek uitsteken en er wat aan doen. Maar nee, Sven Gatz wil zijn eigen klemtonen leggen. Ze zullen rechtvaardig en transparant zijn, zegt hij. Met die bewering is de kunst als wetenschap en de cultuurwereld als vrijstaat in groot gevaar. Wat maalt de nieuwe minister om de kwaliteit van de kunst, om de waarde van de culturele wereld? Door zijn gebrek aan visie, wat hij al voldoende heeft aangetoond in zijn interviews, waarbij de ijdelheid van het blad en het scherm droop… door zijn gebrek aan visie is al voelbaar dat hij zijn taak als hoogste politieke cultuurambtenaar erin zal bestaan de kwaliteit en de waarde te ondermijnen. Door ‘onvermijdelijke’ besparingen zal hij daarin slagen en eenmaal zover kan hij de schuld van nieuwe besparingen verantwoorden. Het zou een schandaal zijn om subsidies te geven aan initiatieven zonder kwaliteit en waarde.

De echte kunstenaar heeft geen staatsgeld nodig; hij komt er zelf wel. Dat is waar, maar hij vergeet dan dat honing maar mogelijk is door de inzet van duizenden werkbijen. Grondleggers en bouwvakkers van kathedralen zijn geen slaven, dat had men in de middeleeuwen al door. Ze werden de hemel, het eeuwig leven en het aanschijn van God beloofd, niet op een groot scherm maar met hun eigen ogen, dus ze hadden tenminste iets om naar uit te kijken. Door de schemerige uitspraken van Sven Gatz is niet eens een prentje van Antonius van Padua beloofd, de hulpverlener in tijden van nood. Had Gatz in plaats van een grote mond een stevige vuist getoond meteen na zijn troonsbestijging, dan zou de kunstliefhebber ten minste nog enige hoop hebben. Maar nu heeft hij al vanaf de eerste dag dat Gatz met zijn gat in de boter is gevallen, alle hoop laten varen.

Zie hem daar zitten, op de foto’s en in de studio’s met opgetrokken schouders en een guitig gezicht. Hij is zevenenveertig jaar oud, maar voor wie verder kijkt dan zijn neus lang is en meer hoort dan wat gezegd wordt, is hij incompleet. Zijn glimlach is ontwapenend, maar tegelijk overgeleverd aan de overtuiging dat hij niets moet, niets kan en daarom niets zal doen. Hij zal enkel moeten toezien dat zijn staljongens en balmeisjes op de meubelen passen en het stof afdoen. Een man zonder bagage is een man die het verschil niet kent tussen het plafond en de vloer. Hij ziet geen ramen, geen deuken in de muren, alleen flauw blauw licht.

Het is bewezen dat elke bedrijfstak, en kunst en cultuur zijn er twee van, afhankelijk is van elke andere bedrijfstak. Dus zal hij moeten zorgen dat zijn budget geen schijntje is van dat van de collega’s. Dat de subsidies voor de artiest en zijn handlangers [de culturele werklieden], in verhouding staan met de subsidies van andere ministeries. Er wordt minder met geld gemorst in de culturele wereld dan in de economische. Hoeveel subsidies gaan er niet naar bedrijven die ze niet gebruiken om een bedrijf te redden, maar om het kapot te laten gaan en tijdig het staatsgeld elders hebben geparkeerd?

Kunst en Cultuur zijn zo nodig als water en brood, al is het maar, om met Louis Paul Boon te spreken, de mensen een geweten te schoppen. En ze zijn wel belangrijk. Want zonder kunst en cultuur is er geen algemene tevredenheid. De uitspraak van Sven Gatz, waarmee deze opinie begon, is daarom de domste die van het jaar is gezegd. Hij deed me denken aan de beginzinnen van Aantekeningen uit het ondergrondse van Dostojewski: ‘Ik ben een ziek man… Ik ben een slecht man. Een onaantrekkelijk man ben ik. Ik geloof dat ik aan een leverkwaal lijd. Ik begrijp trouwens geen lor van mijn ziekte en weet niet precies wàt mij zeer doet.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content