Steden en gemeenten dreigen zichzelf tegen te komen

© PhotoNews

De Vlaamse burgemeesters zijn somber over de financiën van de steden en gemeenten. Maar om hun kansen op een nieuw mandaat gaaf te houden, trekken ze daaruit niet meteen harde conclusies.

Op de Trefdag van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) vorige week in Gent heerste niet meteen een hoerastemming. In het vooruitzicht van de gemeenteraadsverkiezingen in oktober presenteerde de VVSG er de resultaten van een bevraging waaraan 163 van 308 Vlaamse burgemeesters deelnamen.

Over de aflopende bestuursperiode geven die burgemeesters zichzelf een pluim. Bijna twee derde van hen vindt dat de huidige financiële situatie van de steden en gemeenten goed is, ondanks onder meer een forse terugval van de dividenden van energie-intercommunales en het einde van de Gemeentelijke Holding na het Dexiadebacle. Toch is in bijna 60 procent van de steden en gemeenten flink geïnvesteerd in wegen en verkeer, afvalbeleid, cultuur en andere diensten. In zeven op de tien kwam er ook aanzienlijk meer personeel. Dat was allemaal mogelijk zonder de belastingen (vooral de opcentiemen op de personenbelasting en op de onroerende voorheffing) te verhogen. Niet eens 20 procent van de burgemeesters greep in de voorbije zes jaar naar die maatregel om de begroting op orde te houden.

Over de komende bestuursperiode, tot in 2019, klinkt een heel ander geluid. Meer dan de helft van de burgemeesters vreest dat het dan (veel) slechter zal gaan met de gemeentefinanciën. Om die sombere evolutie op te vangen denken ze er vooral aan (64 procent) om de investeringen terug te schroeven. De VVSG merkt op dat de steden en gemeenten dan niet meer zullen kunnen voldoen aan de verwachtingen omtrent ouderenvoorzieningen, kinderopvang, veilige wegen, goed uitgeruste scholen enzovoort. Bovendien is dat volgens de VVSG niet goed voor de economie, want lokale besturen nemen nu 50 procent van de overheidsinvesteringen voor hun rekening.

Personeelsbeleid
Andere pijnlijke besluiten trekken de burgemeesters echter niet. Minder dan 15 procent overweegt om de lokale dienstverlening af te bouwen en een kleine 30 procent vermoedt dat het vele werk ook met iets minder ambtenaren kan worden gedaan. Hogere gemeentebelastingen zijn voor amper 20 procent denkbaar. Een even groot percentage rechtvaardigt een daling van de investeringen met een mogelijke belastingvermindering. Met de gemeenteraadsverkiezingen in zicht zijn de burgemeesters blijkbaar bang om de kiezers te hard voor het hoofd te stoten.

Dat de gemeentefinanciën onder toenemende druk komen te staan heeft vele redenen: de impact van de crisis op de belastinginkomsten en de OCMW-uitgaven, de torenhoge investeringslasten voor waterzuivering, duurdere leningen bij de banken, enzovoort. Niet te ontwijken is een forse toename van de pensioenbijdragen voor de lokale ambtenaren. Voor contractueel personeel (intussen meer dan 60 procent) kunnen de steden en gemeenten sinds 2010 bijdragen aan een aanvullende regeling om de onhoudbare pensioenverschillen met de vast benoemde ambtenaren enigszins weg te werken. Voor die laatste groep stijgen de bijdragen tot 41,5 procent van de loonkosten (in 2009 was dat nog maar 27,5 procent). Die regeling trof de vorige minister van Pensioenen Michel Daerden (PS) op de valreep, nadat hij eerst zowat alle reserves van de socialezekerheidskas van de lokale besturen had laten opgebruiken.

Behalve die verhoogde solidariteitsbijdrage moeten veel Vlaamse steden en gemeenten nog een responsabiliseringstussenkomst betalen omdat ze veel minder statutaire dan contractuele ambtenaren in dienst hebben en de eerste bijdrage alleen dus niet volstaat voor de financiering van de pensioenuitkeringen voor het vaste kader (in 2012 goed voor meer dan 520 miljoen euro). Door hun personeelsbeleid van de afgelopen decennia komen de Vlaamse steden en gemeenten zichzelf op die manier voor een deel tegen. Volgens recente cijfers van de Nationale Bank steeg het aantal personeelsleden bij de lokale overheden in de periode 2002-2010 met ruim 25 procent. Het ging daarbij vooral om mensen met een gewoon werknemerscontract. (PM)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content