Schrijver-filosoof Lieven De Cauter: ‘Het snelle, beweeglijke denken is mijn yoga’

Lieven De Cauter: 'Op mijn vijftigste heb ik beslist dat ik tegen mijn zestigste echt vertraagd wilde zijn. En het is me gelukt.' © foto Carmen De Vos

Overdag reflecteert hij over de ineenstorting van het antropoceen, ’s avonds betreedt hij lachend de dansvloer. ‘Het strafste bewijs van de eenheid tussen lichaam en geest’, zegt schrijver-filosoof Lieven De Cauter, ‘is voor mij het bedrijven van de liefde.’

Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

Wanneer Lieven De Cauter bijna tien minuten te laat inbelt voor ons videogesprek heeft hij een eersteklas excuus klaar. De filosoof, kunsthistoricus, schrijver en activist was even in het nalezen verzonken: hij legt de laatste hand aan een nieuw boek, zijn vijftiende al. Begin oktober zou het beschikbaar moeten zijn. De titel barst van de urgentie: Ending the Anthropocene – Essays on Activism in the Age of Collapse.

Een boek over het tijdperk van de ineenstorting? Staat uw levensmotto – ‘Pessimisme in de theorie, optimisme in de praktijk’ – onder druk?

Lieven De Cauter: Het is een beetje mijn schietgebedje geworden, ja. Het nieuwe boek zal nog pessimistischer zijn dan de vorige twee in deze trilogie over de eenentwintigste eeuw: De capsulaire beschaving uit 2004 en Entropic Empire uit 2012. Het ‘durf te weten’ van Kant is meer dan ooit een onmogelijke opdracht geworden, in deze tijden is het een hondse taak om te weten, bijna gevaarlijk voor je eigen geestelijke gezondheid zelfs. De huidige hittegolf (midden augustus, nvdr) drukt ons voor de zoveelste keer met de neus op de feiten: van nu af aan wordt de uitzonderingstoestand – met de hitterecords en de daaraan gekoppelde gevolgen, zoals de snelle sterfte van insecten en de pandemieën – de norm. Daar níét mee bezig zijn, en ik zit te zweten terwijl ik het zeg, is voor mij onbegrijpelijk.

Het “durf te weten” van Kant is meer dan ooit een onmogelijke opdracht geworden, in deze tijden is het een hondse taak om te weten, bijna gevaarlijk voor je eigen geestelijke gezondheid zelfs.

Hoe countert u de angst die u ongetwijfeld om het hart slaat wanneer u nadenkt over het veranderende klimaat en de steeds verdere indringing van de mens in de leefgebieden van de dieren?

De Cauter: Door na te denken over de wereld, activistisch in het leven te blijven staan en concrete acties op te zetten. Of het nu gaat om Palestina, Extinction Rebellion, de ggo-kwestie, urban activism of de vrije meningsuiting: ik denk erover na en ik meng me ook in het publieke debat, in de vorm van opiniestukken of door er met mijn studenten of rectoren over te discussiëren. Vanuit het inzicht dat het zo niet verder kan, ga ik tot actie over. En die acties geven dan weer energie om verder te doen, en te geloven dat je een steen in de bedding verlegt. Die bewogenheid en dat engagement heb ik van mijn moeder.

U eet minder vlees en u vliegt niet meer: te weinig, te laat?

De Cauter: Ik weet ook dat ik daarmee de wereld niet zal redden, maar het mag wat wij betreft niet bij de theorie blijven, je moet ook heel concreet je gedrag aanpassen. Het is een nieuw ethos dat we ons eigen moeten maken. Dat hebben we al gezien met de opkomst van het vegetarisme en het veganisme: Belgen, notoire vleeseters nochtans, eten nu al collectief minder vlees. Er is een verschuiving aan de gang. Op een bepaald moment, nog niet eens zo lang geleden, was het bon ton om het vliegtuig te nemen voor een citytrip. Dat is nu niet meer het geval. Ik hoop dat de coronacrisis een verdere omslag teweeg kan brengen, dat mensen denken: misschien moeten we het toch met iets minder vliegtuigreizen en citytrips proberen te doen? Hetzelfde met de globale overconsumptie: als er ergens iets positiefs te vinden is in deze crisis, dan is het de vaststelling dat we het ook met minder kunnen.

In Archeologie van de kick neemt u de moderne ervaringshonger kritisch onder de loep. ‘We moeten vertragen’, vindt u. ‘Op alle fronten.’ Hoe vertraagt u?

De Cauter: Op mijn vijftigste heb ik beslist dat ik tegen mijn zestigste echt vertraagd wilde zijn. Het was nodig. Ik had te veel deadlines, te veel lessen, te veel acties, te veel vergaderingen, enfin: te veel van alles. En het is me gelukt. Hoe? Door op veel dingen ‘nee’ te zeggen, vergaderingen die niet absoluut verplicht zijn links te laten liggen, niet te veel hooi op mijn vork te nemen, ’s avonds niet meer aan mijn werktafel te gaan zitten maar met vrienden of familie af te spreken, al mag dat nu wel even niet. Door te wandelen ook, daarin ben ik niet erg origineel – alleen of met een vriend of vriendin, door Brussel of in de natuur. Door al die dingen leef ik nu vrij traag. En niet te vergeten: door de dagelijkse rituelen, zoals een aperitief om zes uur, dan wat kokkerellen en nadien naar de bioscoop, of een goede film op tv, of het theater – al lijkt dat nu een verre droom. Voor mij zijn de avonden sacrosancte momenten van heerlijk nietsdoen.

‘Je moet wakker zijn’, schreef u in Van de grote woorden en de kleine dingen. ‘Anders heeft het leven geen zin. Als ik moe, katerig of misselijk ben, of gewoon niet in mijn sas, dan ben ik gedeprimeerd. Omdat de hevige klaarte, alleen de hevige klaarte van de geest mij een gevoel van vervulling verschaft. Naast de roes en het feest, die voor bovenvermelde ellende zorgt.’ Is dat op uw 61e nog altijd een moeilijke evenwichtsoefening?

De Cauter: (lacht) Ik geef toe dat die evenwichtsoefening soms moeilijk is. Het durft weleens mis te gaan. Maar de laatste tijd lukt het aardig, ik heb de uitspattingen uit mijn leven gebannen. Van nu af aan geen katers meer, het is gedaan, want inderdaad: in de wakkerte, in de klaarte van het denken voel ik me het best. Maar de roes heeft me ook altijd geïnteresseerd, dat vage gebied waar lichaam en geest een nieuwe rust vinden. Een artificiële rust, oké, maar je kunt de roes niet bannen uit de menselijke cultuur. En dat hoeft niet per se altijd om alcohol te gaan, want alcohol maakt je niet intelligenter. Terwijl bijvoorbeeld cannabis wel zorgt voor inspiratie.

Van nu af aan geen katers meer, het is gedaan, want inderdaad: in de wakkerte, in de klaarte van het denken voel ik me het best.

Waar ligt voor u de grens tussen lichaam en geest?

De Cauter: Ha, we zijn er! Nu begeven we ons in de filosofie. Wacht, ik haal er even mijn voorbereiding bij. (opent een bestand op zijn computer en begint te vertellen) Ik geloof heel fel in de eenheid van lichaam en geest. Al sinds heel vroeg ben ik een fervent antidualist, via verschillende bronnen heb ik een diepgewortelde afkeer ontwikkeld van die zeer moraliserende, platoons-christelijke, cartesiaanse manier om naar de scheiding tussen lichaam en geest te kijken. Een scheiding die onze cultuur op alle vlakken heeft doordrongen – nu wel minder dan vroeger, gelukkig, maar ze is wel nog altijd aanwezig, denk gewoon maar aan de uitdrukking ‘De geest is gewillig, maar het vlees is zwak’. De geest is goed, licht, immaterieel, scherp, mannelijk; de materie is slecht, twijfelachtig, onbetrouwbaar, donker, zwaar, stomp en vaak in de geschiedenis geassocieerd met vrouwelijk. Al heel vroeg ben ik door een aantal elementen uit die gedachtegang gebonjourd. Cruciaal daarin was het moment van revelatie dat ik had toen mijn broer Frits, inmiddels gestorven, op een dag thuiskwam met het bericht dat de priester-marxist Jos Baekelant op het bord had geschreven: ‘GOD = MATERIE.’ Ik was 12 en ik werd op slag pantheïst. Als geest materie is, denk ik sindsdien, dan is materie ook geest. Er bestaat niet zoiets als passieve materie, dus weg met het positivisme en het mechanicisme. Een andere inspiratiebron was zen en taoïsme, en in het bijzonder het fabuleuze boek Tao Te Ching van Lao Tse met al die onvergetelijke wijsheden en het prachtige teken van yin en yang, waarin alles in elkaar overvloeit, het mannelijke en het vrouwelijke, de dag en de nacht, het lichaam en de geest. Een soort dialectische opvatting die later natuurlijk ook bij Hegel, Adorno, Benjamin en Marx terugkomt.

Nu hoor ik de professor aan het werk.

De Cauter:(lacht) Voor mij is die diepe eenheid, het verband tussen al die filosofen, cruciaal. En het is niet zomaar toevallig, je ziet die sporen ook, je kunt ze bijna wetenschappelijk trekken: het pantheïsme van de kabbala heeft via Cordovero – nu ben ik echt professor – waarschijnlijk Spinoza beïnvloed.

Is dit hoe u altijd denkt, zelfs over iets simpels als – ik zeg maar wat – een kop koffie? Associatief en niet te stuiten?

De Cauter: Maar niets is simpel! (lacht) Ook over een kop koffie valt veel te zeggen, je kunt aan de hand van een kop koffie zelfs de hele wereldgeschiedenis uitleggen: je zit meteen in het kolonialisme, de plantages, het kapitalisme, de slavenhandel, de uitbuiting. Zie je? Pas als je aan iets schijnbaar banaals begint te krabben, wordt het interessant. Als je goed in het koffiedik kijkt, zie je de geschiedenis. Voor mij is dat de functie van filosofie: krabben aan de realiteit tot je alle onderlagen ziet schemeren, via een concrete aanleiding zoals een spreuk of een kop koffie. En dat snelle, beweeglijke denken is mijn yoga. Het houdt me ook fysiek jong en wakker. Misschien is dat bijgeloof, maar dan is het maar zo, het is tenslotte mijn bijgeloof.

Krijgt het puur lichamelijke te veel aandacht in deze tijd?

De Cauter: De verzelfstandiging van de lichaamscultuur, het prestatiegerichte, het tot elke prijs fit willen zijn, is mij als filosoof vreemd. Het is me te oppervlakkig, het is te veel een utilitair soort van zelfdiscipline om er jong, fit, mooi en ondernemend uit te zien. En het past me ook veel te goed in het neoliberale wereldbeeld van de concurrentiële, strijdvaardige, op zichzelf gerichte mens. Fitnesscentra zijn voor mij no-gogebied. Die loopbanden, ik sta er nog altijd naar te kijken als was ik een Marsmannetje. Hoe kun je nu zoiets stoms verzinnen? Een machine om te wandelen? En dan die gebouwen: ze zijn van een buitenaardse lelijkheid, ik word al ziek als ik ook maar door de vitrine kijk.

Bent u weleens op de dansvloer te vinden?

De Cauter: Tot mijn grote ergernis de laatste tijd heel weinig, door de coronamaatregelen en het afhaken van mijn vaste danspartner, die zwanger is. Mijn huidige vriendin danst helemaal niet graag, ik moet dus op zoek naar een nieuwe danspartner. Ik ben een verwoed danser. Geen formele dansen, voor alle duidelijkheid, wel het pure improviseren, het bewegen op elke impuls van de muziek. En dat allemaal toch met enige elegantie, mag ik hopen.

Ik ben uiterst sensueel, op het libertijnse af, een en al libido. Ik heb ook zeer veel erotische poëzie geschreven in mijn leven, al is er nog maar weinig van gepubliceerd.

(scrolt door zijn voorbereiding) Sensualiteit! Daar moeten we het zeker ook nog over hebben. Ik ben uiterst sensueel, op het libertijnse af, een en al libido. Het bedrijven van de liefde is voor mij het strafste bewijs van de eenheid tussen lichaam en geest. Seks zonder liefde is totaal onvolledig, en liefde zonder seks helaas ook. Ik heb ook zeer veel erotische poëzie geschreven in mijn leven, al is er nog maar weinig van gepubliceerd. Het blijft een moeilijk genre, moeilijker dan ik dacht.

Uw grootmoeder dacht dat u ‘achterlijk’ was, zo stil was u als kind. Hebt u de kracht van het denken altijd al verkozen boven de spierkracht?

De Cauter: Schrijven is mijn enige echte roeping, ja. (lacht) Die anekdote over mijn grootmoeder legt mijn fundamentele dromerigheid bloot, ik kon echt als niemand anders opgaan in het spel. Mijn moeder heeft dat vaak herhaald, dat ik zo kon verdwijnen in de zandbak dat ik niet gezien had dat alle andere kinderen intussen aan de vijver aan het spelen waren. Ik had het allemaal gemist. Die ingesteldheid van dat dromerige kind was een voorafschaduwing van de schrijver-filosoof die ik uiteindelijk geworden ben.

Ik verbaas me erover dat mensen zich uit de zandbak laten verjagen. Bij heel veel mensen is er een absolute breuk vast te stellen tussen hun kindertijd en hun volwassenheid, maar voor mij is dat een continuïteit. Ik voel me nog altijd even speels als toen, en mijn studenten zullen het geweten hebben. Wanneer ik een loodzware tekst over het einde van het antropoceen aan het schrijven ben, tors ik het gewicht van de wereld op mijn schouders. Maar daarna kan ik wel lachen tijdens het aperitief, in het hier en nu, ik maak de overstap naar het alledaagse nog elke dag met gemak.

Maar u bent wel nog altijd himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt?

De Cauter: Ik heb al herhaaldelijk moeten vaststellen dat ik een melancholicus ben, ja. In de zeer eminente, bijna archaïsche betekenis van het woord: iemand die houdt van het visionaire, maar ook van het nostalgische, iemand die zeer uitbundig kan zijn, maar ook stil en gauw ontroerd. Ook het ontvlambare, de woede hoort bij het melancholische type. Dat helpt me bij mijn activisme en mijn polemieken. Zowel het cholerieke als het melancholische heb ik van mijn vader geërfd, een struise industrieel uit West-Vlaanderen die ontzettend gauw ontroerd was. Lachen én wenen hoort voor mij bij een evenwichtig leven. Het zijn in eerste instantie zeer lichamelijke activiteiten, het zijn klieren en spieren die aan het werk zijn, maar het is vooral een manier om geestelijk in evenwicht te blijven. Ik zeg het vaak tegen mijn studenten: ‘Lach elke dag, ween elke dag. Durf ontroerd te zijn.’

Nog even terug naar de filosofie. Er bestaan geen echte dingen zonder lichaam, vindt u.

De Cauter: Exact. Neem nu muziek. Zonder bijvoorbeeld snaren of lucht die de geluidsgolven voortplant, zou je de muziek niet horen. En dan heb je nog de hele fysieke kant van het lichaam, je moet de muziek namelijk nog kunnen horen ook. Die spannende wisselwerking tussen het inhoudelijke, het spirituele, het mythische, de traditie, de betekenis en aan de andere kant het fysieke, tastbare, materiële en sensuele vind ik magistraal. Kunst en cultuur zijn mijn grote liefdes. Ik bezoek met uiterst groot genoegen, als een stand-in religieuze ervaring bijna, musea en tentoonstellingen. Dat is ook biografisch gekleurd: mijn ooms, de Tinels en de De Cauters, zaten in de kunst, mijn ex-vrouw is curator, mijn huidige vriendin is kunstenares. Kunst is voedsel voor de geest, dat is een evidentie en zelfs een beetje een kleffe uitdrukking, maar tegelijk is het altijd erg lichamelijk. Voor een schilderij staan is een visuele, bijna fysieke ervaring: het licht in een Van Gogh, de impact van Rothko, de kracht die je voelt in de installaties van Beuys.

(zwijgt even) In de praktijk hebben de dualisten natuurlijk gelijk. Met het ouder worden wil het lichaam steeds minder goed mee. Dus ja: het vlees is zwak en vergankelijk, het wordt ziek en gaat achteruit. Dan zijn het de wilskracht en de geest die het moeten overnemen. Maar ik denk dat de mooiste overwinning op de vergankelijkheid de symbolische onsterfelijkheid is van kinderen en kleinkinderen, de lange stroom van de soort waar we in staan. En natuurlijk ook de creatie – van boeken, gedichten of andere kunstwerken – het sporen nalaten en hopen dat die deel gaan uitmaken van de grote stroom van de cultuurproductie.

Lieven De Cauter

– 61 jaar, woont in Brussel, afkomstig uit het West-Vlaamse Koolskamp

– studeerde kunstgeschiedenis en filosofie aan de KU Leuven

– presenteerde in 1989 het filosofische praatprogramma Container op de openbare omroep

– publiceerde tot nog toe vijftien boeken, waaronder De archeologie van de kick – Over moderne ervaringshonger, De oorsprongen of het boek der verbazing en De capsulaire beschaving – Over de stad in het tijdperk van de angst

– doceert aan het RITCS in Brussel, de KU Leuven en Sint-Lucas in Gent

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content