Line De Witte (PVDA)

‘Rik Torfs zoekt een draagvlak voor ongelijk onderwijs’

Line De Witte (PVDA) Voorzitter PVDA Leuven en auteur van 'TTIP en CETA voor beginners - Is het gevaar geweken?' (EPO)

‘Het milieu waarin je bent geboren, is enorm bepalend voor de kansen die je krijgt in het onderwijs’, schrijft Line De Witte van Comac. Ze vindt dat rector Rik Torfs die sociale ongelijkheid niet alleen negeert, maar ook legitimeert.

Rector Torfs gaat voor de zoveelste keer in de aanval tegen de democratisering van het hoger onderwijs (DS, 22/08). Hij pleit niet alleen voor een algemeen ingangsexamen om de toegang tot de universiteit nog selectiever te maken, hij beweert bovendien dat zoiets sociaal kan zijn. Torfs negeert zo niet enkel de bestaande sociale ongelijkheid, hij legitimeert ze ook. In zijn wereld wordt de universiteit een elite-instelling voor de lucky few.

Ons onderwijssysteem is één van de meest ongelijke in Europa. Het milieu waarin je bent geboren, is enorm bepalend voor de kansen die je krijgt in het onderwijs. Ben je geboren in een arm gezin? Dan heb je slechts 10 procent kans om op 15-jarige leeftijd in het ASO te zitten. Ben je geboren in een rijk gezin? Dan is die kans maar liefst 90 procent. In het hoger onderwijs vergroot die ongelijkheid nog.

Minder dan 6 procent van de studenten hoger onderwijs, heeft laagopgeleide ouders. Dat terwijl de groep in de gehele samenleving 18 procent uitmaakt. Een recent onderzoek van de FOD economie bevestigt nog eens dat jongeren met laagopgeleide ouders, jongeren met buitenlandse roots en kinderen van alleenstaande en gescheiden ouders, twee tot vier keer minder kans hebben op een diploma hoger onderwijs dan andere jongeren.

‘Rik Torfs zoekt een draagvlak voor ongelijk onderwijs’

‘Hoe kan dit?’ hoor ik u denken. Er zijn veel factoren die aan de basis liggen van dit probleem. Eigenlijk begint het al erg vroeg. Het heeft veel te maken met een meritocratische visie op onderwijs die sterk leeft, en die haar uitwerking vindt in het watervalsysteem. Een kind van zes jaar met hoogopgeleide ouders, heeft in het eerste leerjaar een voorsprong op een kind van zes jaar met laagopgeleide ouders. Toch wordt daar weinig rekening mee gehouden. Men kijkt naar de vermeende capaciteiten van de kinderen in kwestie, en op basis daarvan wordt een schoolcarrière uitgestippeld.

Kinderen van laagopgeleide, gescheiden en alleenstaande ouders en jongeren met buitenlandse roots, krijgen dan ook disproportioneel vaak het advies om af te zakken naar TSO en BSO. Onderzoekers noemen het watervalsysteem niet voor niets een ‘grote ongelijkheidsmachine’. In het hoger onderwijs vergroot die ongelijkheid nog meer. Omdat veel van de jongeren die dan toch de ‘juiste’ vooropleiding hebben, de drempel naar het hoger onderwijs als te groot aanvoelen.

Selectie op basis van sociale afkomst in plaats van op capaciteiten

Kortom, er wordt vandaag niet geselecteerd op capaciteiten van jongeren, maar wel op sociale afkomst. Jongeren uit beter gegoede milieus, hebben meer kans om door te stromen naar ASO en naar het hoger onderwijs dan andere jongeren. De sociale ongelijkheid begint al vroeg, maar wordt bij elke stap nog vergroot. In het secundair onderwijs is de sociale ongelijkheid groter dan in het lager onderwijs en in het hoger onderwijs is ze nog wat groter. Op elk niveau speelt zich dus een verantwoordelijkheid.

En ook Torfs heeft dus een verantwoordelijkheid als het over hoger onderwijs gaat. Hij kan de keuze maken om de bestaande sociale ongelijkheid verder zetten en zelfs vergroten, of hij kan kiezen om ze in te dijken in de mate van het mogelijke.

Ik beweer niet dat de universiteit de enorme sociale ongelijkheid die het middelbaar onderwijs heeft gecreëerd kan rechttrekken, dat niet. Maar je kan er wel voor zorgen dat de ongelijkheid niet nog groeit.

‘Als 90% van de jongeren uit de armste gezinnen niet doorstroomt naar het ASO, ligt dat dan in de eerste plaats aan het feit dat ‘ze niet de juiste persoonlijkheid’ hebben?’

Torfs kiest niet enkel voor de eerste optie, hij gaat zelfs nog een stap verder. Hij spreekt over ‘de juiste persoonlijkheid’, en doet alsof die volledig los staat van de sociale ongelijkheid die ik hierboven schets. Dit is een gevaarlijk discours, het is een discours dat ons wil doen geloven dat als 90 procent van de jongeren uit de armste gezinnen niet doorstroomt naar het ASO, dat in de eerste plaats ligt aan het feit dat ze ‘niet de juiste persoonlijkheid’ hebben. Torfs wil hen “begeleiden naar de plek waar ze thuishoren”.

Hij heeft het dan niet over een universiteit die jongeren op alle mogelijke manieren begeleidt en ondersteunt om hen te helpen bij het behalen van hun diploma. Nee, studenten die het moeilijker hebben wil hij vooral “begeleiden” naar de uitgang. In die visie bestaat de maatschappij uit “winnaars” die hun diploma halen en “losers” die het aan motivatie en talent ontbreekt om hun studies succesvol af te ronden. Alsof sociale ongelijkheid en al haar gevolgen plots geen barrières meer zouden opwerpen. Torfs negeert zo niet enkel de bestaande sociale ongelijkheid, hij legitimeert ze ook.

Opkomen tegen de chronische onderfinanciering

Als Torfs echt wil dat het hoger onderwijs democratisch en sociaal is, zoals hij beweert, dan zou hij mee moeten opkomen voor een hoger onderwijs dat de sociale ongelijkheid niet vergroot, maar juist doet afnemen. Daar hebben we uitgebreide omkadering en ondersteuning voor nodig, en zeker geen toegangsproef. Daarvoor zijn minder financiële drempels nodig, en meer investering in de jongeren die niet de “juiste” vooropleiding hebben.

Zo’n emancipatorisch onderwijs, van de lagere school tot de universiteit, is vandaag perfect mogelijk. Maar het vraagt natuurlijk meer middelen in plaats van agressieve besparingen. In plaats van onderwijsminister Crevits lof toe te zwaaien zou Torfs dus beter mee opkomen tegen de chronische onderfinanciering van het hoger onderwijs.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content