Regisseur Ramsey Nasr: ‘Ik wil het publiek een ongemakkelijk gevoel geven’

Ramsey Nasr © Jan Versweynveld
Els Van Steenberghe
Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Ramsey Nasr bewerkt Thomas Manns De dood in Venetië voor het Internationaal Theater Amsterdam en het Koninklijk Concertgebouworkest. Hij speelt ook de hoofdrol.

Waarin wijkt uw versie af van de novelle?

Ramsey Nasr: Mann voert Gustav Von Aschenbach op die in Venetië verblijft, naar een jongen kijkt en overgeleverd is aan zijn gedachten en gevoelens. Er zijn nauwelijks dialogen. Luchino Visconti maakte er een film van. Dat kan. Met voice-overs en close-ups kom je in iemands hoofd. In het theater kun je niet alleen maar kijken naar een man die smacht. Dan val je in slaap. Dus had ik iets extra’s nodig. Hoe meer ik las over het leven van Thomas Mann, hoe meer zijn vrouw Katja me intrigeerde. Zij regelde alles. Hij was onthand als de baby huilde, wist niet waar het geld lag. Op praktisch vlak – enkel op dat vlak – was hij een onbenul. Hij kon schrijven omdat Katja hem onderhield. Bovendien leek hij verdacht veel op Von Aschenbach. Zo ontstond het kaderverhaal waarin ik het echtpaar Mann opvoer.

Laat u hen het gesprek voeren dat misschien ooit echt heeft plaatsgevonden?

Nasr: Daar gaat het niet om. Dit is fictie. Maar Mann schreef De dood in Venetië in 1912, een jaar na zijn verblijf in Venetië, waar hij exact hetzelfde meemaakte. Er is één belangrijk verschil: hij was er samen met Katja. Wat is daar gebeurd? Waarom vernietigde hij de dagboeken uit die periode? Wat vond Katja ervan dat hij een boek schreef over zijn homo-erotische en pedoseksuele gevoelens? Het is pijnlijk te ontdekken dat de jongen die Mann ontmoette tien was. Maar Mann consummeerde die verlangens nooit. Erover schrijven volstond. Dat is een fascinerende gedachte, dat je verboden verlangens kunt sublimeren in literatuur.

Het is een fascinerende gedachte, dat je verboden verlangens kunt sublimeren in literatuur.

Uw tekst bulkt van de regieaanwijzingen én muzieksuggesties.

Nasr: Die aanwijzingen ontstonden in overleg met regisseur Ivo van Hove, dramaturg Krystian Lada en het Koninklijk Concertgebouworkest. Muziek en theater zijn hier verweven. De muziek evolueert van apollinisch maar dionysisch, van Richard Strauss tot een zigeunerfanfare.

De Bezige Bij publiceert bij de theatertekst uw verslag van uw verblijf in Venetië. Waarom?

Nasr: Mijn uitgever was benieuwd naar mijn zoektocht in Venetië. Ik trok erheen omdat ik Von Aschenbachs en Manns sporen wilde volgen. Gaandeweg werd die voorbeschouwing een essayistisch reisdagboek. Alle clichés over Venetië kloppen en toch blijft het adembenemend. Ik verbleef zowat als enige op het eiland San Giorgio Maggiore. Mijn zintuigen gingen open. Ik werd ontvankelijk voor alles en ervoer wat Von Aschenbach – ik vertolk hem in het stuk – ervoer: je geeft je over. En ik stelde vast dat ik meer deel met de Mann dan ik dacht.

‘Alles komt samen en iemand wordt intens gelukkig door erlangs te varen en het te zien’, schrijft u wanneer de aanblik van Venetië u overmant. Dat moment lijkt op het moment waarop Von Aschenbach een laatste keer naar de jongen kijkt. Is dat toeval?

Nasr: Puur toeval. Al delen beide scènes hetzelfde gevoel: de extase waarin het afscheid besloten ligt. Dat is een voedingsbodem voor schrijvers. Zo belanden we terug bij Mann die in het schrijven over zijn gevoelens geluk vond.

We willen dat het publiek grote emoties ervaart maar ook licht ongemakkelijk naar huis gaat. Ik hoop dat niet louter het esthetische het eindresultaat zal zijn. De inhoud is namelijk absoluut niet esthetisch maar schokkend.

Dood in Venetië van Internationaal Theater Amsterdam en het Koninklijk Concertgebouworkest is van 4 april tot 13 april te zien in Koninklijk Theater Carré te Amsterdam.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content