Bruno Vanobbergen

Reflectie over plaats kinderrechten in onze sociale rechts- en verzorgingsstaat is nodig

Bruno Vanobbergen Kinderrechtencommissaris

In het Vlaams Parlement hebben we vandaag ons jaarverslag “Kinderen vallen tussen de plooien” gepresenteerd. Uit de verhalen van kinderen en jongeren over hun school blijkt dat de school steeds meer lijkt op onze samenleving, terwijl ze net een plek zou moeten zijn die samenleving voortdurend op haar dominante discours bevraagt.

“Mijn zoon kreeg 0 op 10 voor wiskunde, want hij sprak Turks tijdens de les. Kan dat?”. Het is een van de vele vragen die we als Kinderrechtencommissariaat het voorbije werkjaar ontvingen. We bundelden alles samen in ons jaarverslag “Kinderen vallen tussen de plooien”, dat we vandaag in het Vlaams Parlement hebben gepresenteerd. En hoewel de signalen en klachten handelen over de jeugdzorg, de sportclub, problemen in het gezin en Facebook, wil ik hier specifiek inzoomen op wat kinderen en jongeren ons over hun school vertellen. Uit deze verhalen komt een school naar voren waar bestraffing, sociale controle en uitsluiting de centrale begrippen zijn. De school lijkt zo steeds meer op onze samenleving. Terwijl de school net een plek zou moeten zijn die de samenleving voortdurend op haar dominante discours bevraagt.

Heel wat kinderen en jongeren ervaren de school als plek van uitsluiting. Dat geldt in de eerste plaats voor de groep kinderen en jongeren met bijzondere zorgbehoeften. Het stijgend aantal zorgleerlingen legt meer druk op schoolteams. Tegelijk is het onaanvaardbaar dat scholen vaak om onduidelijke redenen kinderen niet op hun school toelaten, definitief gaan uitsluiten of niet toelaten om zich opnieuw in de school in te schrijven. Karel is er 15, heeft ADHD en heeft de afgelopen twee jaar op vier verschillende scholen gezeten. We stellen vast dat ouders en de buitenschoolse professionele begeleiding nog te weinig als volwaardige partners beschouwd worden. Zelfs als professionele hulpverleners zelf de hand reiken aan schoolteams, wordt die hand niet altijd gegrepen.

GAS-boetes zijn niet meer dan het geïnstitutionaliseerd onvermogen om constructief om te gaan met samenlevingsproblemen

Uitsluiting doet zich ook voor op basis van de culturele of etnische achtergrond van kinderen en jongeren. We zien hoe leerlingen omwille van het gebruik van hun moedertaal op school soms meervoudig gestraft worden: bij de evaluatie van vakken, bij de evaluatie van attitudes en vaardigheden en als orde- en tuchtmaatregel. Op die manier krijgen we illustraties van het Oprit 14-onderzoek waaruit blijkt dat acht op tien jongeren die thuis Turks of Arabisch of Berbers spreken, straf krijgen als ze hun thuistaal op school gebruiken. Daarnaast kregen we opnieuw klachten over het niet toelaten van religieuze symbolen op school. Van moslimmeisjes, maar ook vanuit de sikhgemeenschap. Voor een negenjarige sikhjongen is een tulband immers “niet gelijk een pet die je op en af kan zetten”.

De school is een plek waar veel maatschappelijke uitdagingen en problemen samenkomen. Hoe moeten we omgaan met zwaar pestgedrag, met cyberpesten? Wat met de problematiek van drugs op school? En daarbij aansluitend, wat met de rol van politie op school? Van scholen verwachten we dat ze een antwoord bieden op deze problemen door aandacht te besteden aan verkeerseducatie, gezondheidseducatie, drugseducatie en media-educatie. Tegenover elk maatschappelijk probleem staat zo een specifiek pakket educatie. Scholen ervaren vaak een grote druk van de samenleving en hebben zo weinig tijd om zich tegenover de grote maatschappelijke uitdagingen en problemen te positioneren.

Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat heel wat scholen in de confrontatie met deze uitdagingen en problemen terugvallen op een streng sanctioneringsbeleid. Het grote aantal definitieve uitsluitingen waarmee we het voorbije schooljaar geconfronteerd werden is onrustwekkend. Ook na de paasvakantie sluiten scholen nog heel wat leerlingen definitief uit. Toch zegt de regelgeving dat dat een bijzonder drastische ingreep is voor hoogst uitzonderlijke gevallen. Navraag bij de onderwijsadministratie leert ons dat er vorig schooljaar 2.793 uitsluitingen waren. Dat is 6% meer dan vorig schooljaar. Meer dan 1000 leerlingen werden uitgesloten in de maanden mei en juni.

De school lijkt zo een spiegel van de samenleving. We zien vandaag hoe onze samenleving als geheel, inclusief vele maatschappelijke instellingen, steeds meer reageert met bestraffing en sociale controle. De roep naar een strengere regelgeving, naar meer verboden en nog meer controles zijn doorgaans gericht tegen die dingen die ons zeker niet, maar anderen juist wel raken. In Nederland heeft het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid uit 2003 deze discussie aangezwengeld. Uit de studie blijkt dat waarden en normen belangrijker gevonden worden voor de ander, maar niet voor zichzelf. Het rapport draagt dan ook de toepasselijke naam: “Waarden en normen en de last van het eigen gedrag”. De hele discussie over de leeftijdsverlaging voor de GAS-boetes van 16 naar 14 jaar illustreert deze tendens bij ons op een bijzonder pijnlijke manier. GAS-boetes zijn niet meer dan het geïnstitutionaliseerd onvermogen om constructief om te gaan met samenlevingsproblemen zoals armoede, slechte huisvesting, of gebrek aan openbare ruimte.

Scholen zouden meer de tijd en ruimte moeten nemen en krijgen om de morele dimensie van hun maatschappelijke opdracht op te nemen. De school zou een plek moeten zijn waar de dominante maatschappelijke discours kunnen bevraagd worden. Want er zijn ook scholen die er op een schitterende manier in slagen kinderen met een beperking in hun midden op te nemen. En er zijn nogal wat scholen die zich met een ontzettend groot engagement inzetten voor hun leerlingen zonder papieren. En er zijn scholen die resoluut kiezen voor herstelgericht werken. “Wat is er gebeurd?”, “Wie heeft schade geleden?” en “Hoe kan de schade hersteld worden?” zijn dan de centrale vragen en niet: “Welke regel werd overtreden?”, “Wie heeft het gedaan?” of “Welke straf komt overeen met de overtreding?”. De overheid moet de school in deze permanente oefening ondersteunen. Ze heeft de verplichting om de waarden van de democratie en de rechtsstaat en het open karakter ervan in stand te houden. Concreet betekent dit dat de overheid de waarden van pluriformiteit en de doorwerking ervan in de democratische rechtstaat zichtbaar moet uitdragen. Bescherming van mensenrechten en kinderrechten als basiswaarde van elke samenleving moet zo een prominente plaats blijven en krijgen. Dat is veel meer dan het platte “niet alleen rechten, maar ook plichten” of “ik heb niets tegen kinderrechten, want ik heb ook drie kinderen”. Dat vraagt een grondige reflectie over de plaats van mensenrechten en kinderrechten in de sociale rechts- en verzorgingsstaat van vandaag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content