Pfioew: de comeback van Caroline Gennez

Caroline Gennez, in januari 2021 in het Vlaams Parlement. © Belga
Walter Pauli

Caroline Gennez is de nieuwe minister van Ontwikkelingssamenwerking en Grootstedelijk Beleid. Het is een opmerkelijke terugkeer, en een merkwaardig signaal van Vooruit-voorzitter Conner Rousseau zelf.

De definitieve exit uit de regering De Croo van Meryame Kitir betekent tegelijk een terugkeer door de grote poort van Caroline Gennez. Gennez leek een naam uit een andere tijd, maar krijgt nu een belangrijke rol in de consolidatie van wat tot nu een succesverhaal lijkt voor de Vlaamse socialisten – het is te zeggen: sinds de komst van Conner Rousseau – in de peilingen. Dat moet straks vertaald worden in kieswinst, in het parlement in het voorjaar van 2024, en in de lokale verkiezingen van 13 oktober datzelfde jaar.

Het was een publiek geheim dat de pauze waartoe Meryame Kitir zich verplicht zag / verplicht werd op 19 oktober méér was dan zomaar een persoonlijk moment van dringende rust. Het zat echt niet goed op haar kabinet, en de vraag was toen al in hoeverre het niet vooral aan de minister lag dat de zaken zo verkeerd liepen. Wat toen werd opgeworpen, wordt nu bevestigd. Men moet niet tussen de lijnen lezen om die conclusie te vinden in de mededeling waarmee Vooruit de wissel tussen Kitir en Gennez aankondigt en uitlegt: ‘Deze moeilijke beslissing is nodig in het belang van het mentale welzijn van haar medewerkers en haarzelf. Een onderzoek naar het psychosociaal welzijn op het kabinet toonde aan dat het in de huidige omstandigheden niet mogelijk is de werkrelaties te herstellen. Over dit psychosociaal onderzoek zal verder niet gecommuniceerd worden, om evidente privacyredenen en in het belang van het mentaal welzijn van alle betrokkenen.’

Gennez zelf zegt ‘totaal verrast’ te zijn. Dat dit niet het door Rousseau ooit vooropgestelde scenario was, is zeker een feit. Dat hij uiteindelijk toevallig uitkwam bij Gennez, is dan weer niet zo.

De inmiddels 47-jarige Caroline Gennez is een taaie overlever. Zij maakte aan het einde van vorige eeuw, toen de SP nog een kleinere regeringspartij was in het kabinet Dehaene II (1995-1999), naam bij de Vlaamse socialisten als voorzitter van de Jongsocialisten (1998-2003). Zij veranderde de naam in Animo – naamsveranderingen waren toen de orde van de dag, de SP werd Socialistische Partij Anders, of Sociaal Progressief Alternatief, hoe dan ook in SP.A.

Toen sprak men nog van ‘de Limburgse’ Gennez: in 2000 werd ze eerst gemeenteraadslid en dan schepen in Sint-Truiden, de Zuid-Limburgse stad waar haar vader ooit voetballer was geweest in de legendarische ploeg van Raymond Goethals, vroege jaren zestig, en waar zijzelf had getimmerd aan een carrière in het tennis, tot een blessure haar definitief in de richting van de politiek dreef. Evident is die loopbaan nooit geweest: om allerlei redenen vroeg Steve Stevaert aan Gennez om van Sint-Truiden te vertrekken/verhuizen naar Mechelen, waar de socialisten in de hoek waren gekwakt door de opkomst van de links-liberale burgemeester Bart Somers in combinatie met het lokale succes van Agalev, nu Groen.

De tussengeneratie

Caroline Gennez leek een kind van paars, zij behoorde tot de generatie van wat toen de socialistische babes werden genoemd, samen met onder meer Freya Van den Bossche en Kathleen Van Brempt. Nadien sprak men van een ‘tussengeneratie’. Van den Bossche, Van Brempt en Gennez kregen namelijk steeds grotere verantwoordelijkheden binnen hun partij op een moment dat het met die partij slechter begon te gaan. Steve Stevaert gaf in 2005 de fakkel van partijvoorzitter door aan Johan Vande Lanotte om zelf gouverneur van Limburg te worden.

Na een zware verkiezingsnederlaag in 2007 stelde Vande Lanotte eigenhandig Gennez aan als de nieuwe partijvoorzitter en Van den Bossche als fractieleider in de Kamer. Van den Bossche kwam nog de dag zelf op haar ‘aanstelling’ terug, Gennez zette door. Het lag niet aan haar dat haar voorzitterschap onder zo’n slecht gesternte begon, maar het was een feit dat voor de Vlaamse socialisten slechte jaren aanbraken en dat zij daarvan het eerste gezicht werd.

Ze werd met te geringe marge verkozen boven de radicaal-linkse outsider en tegenstander, Erik De Bruyn. Het was een omen dat er de partij donkere dagen te wachten stonden, met steeds meer interne spanningen.

Zoals dat gaat in partijen die ineens niet meer goed in de markt liggen (en die dus pittig werden aangepakt door de media – zie wat vandaag Open VLD, CD&V en Groen overkomt): het waren barre tijden voor de SP.A, én de voorzitter – de eerste vrouw bovendien in die functie.

Exit Frank Vandenbroucke

Bij de daaropvolgende verkiezingen deed de SP.A het onder Gennez niet goed (vandaag zou men misschien zeggen: ook niet zo slecht). Bij de Vlaamse verkiezingen van 2009 werd afgeklokt op 14,99 procent (min 4,6 procent tegenover de 19,66 procent van 2004, toen nog onder Stevaert). Bij de vervroegde federale verkiezingen van 2010 eindigde de SP.A op ongeveer datzelfde niveau (15 procent, een kleine anderhalve procent eraf ten opzichte van de 16,3 van Vande Lanotte in 2007). Die laatste uitslag werd haar zwaar aangerekend. Vooral omdat Gennez in 2009 de partij een nieuwe boost had proberen te geven door in een zeer brutale operatie afscheid te nemen Frank Vandenbroucke, toen Vlaams minister van ongeveer alles, maar ook van de goed aangeschreven Peter Vanvelthoven. Iedereen, in de eerste plaats Vanvelthoven zelf, dacht dat hij minister zou worden, maar dat werd plots zijn niet-verkozen provinciegenote Ingrid Lieten, toen nog nummer één van De Lijn. Ook Kathleen Van Brempt moest vertrekken uit de Vlaamse regering. In haar plaats kwam voormalig vicepremier Freya Van den Bossche. Achter die operatie vermoedden vriend en vijand de hand van de zogezegd uitgerangeerde Steve Stevaert – dat was ook zo, maar later werd duidelijk dat Gennez grotendeels uitvoerde wat de wil was van de verzamelde grote namen/oude krokodillen van de partij. Als voorzitter was Caroline Gennez wel het gezicht van die operatie. Achteraf lekte uit dat de hele zaak vooraf was doorgesproken met intimi die verder niets met de partij te maken hadden. Even was de naam van advocaat Barteld Schutyser wereldberoemd in Vlaanderen: in een uitgelekte nota schreef die over Vandenbroucke: ‘Frank moet weg, daarover zijn we het eens’, zo werd – woordelijk – l’assasinat – intern voorbereid: ‘Pfioew’. ‘Pfioew’, het ongewone woord van de killer, deed een tijd de ronde.

Caroline Gennez op een partijcongres in 2009, met Ingrid Lieten en Johan Vande Lanotte. © Belga

Caroline Gennez groef haar eigen graf: niet omdat ze openlijke tegenstanders had, maar omdat werkelijk niemand haar nog wilde steunen. En dat allemaal in een politiek uiterst complexe situatie, want met de verkiezingen van 2010 was in de Wetstraat het ‘N-VA-tijdperk’ begonnen, met Bart De Wever als Vlaamse superpoliticus.

Gennez was één van de politici die na maandenlange onderhandelingen erin slaagde om de zogenaamde Zesde Staatshervorming rond te krijgen. Zij hoopte daarvoor beloond te worden met een – haar woorden – ‘toffe ministerpost’ in de nieuwe regering Di Rupo. Bruno Tobback, in 2011 haar opvolger als partijvoorzitter, koos evenwel voor het Oostende duo Johan Vande Lanotte en nieuwkomer John Crombez, plus Monica De Coninck – Monica wie?. Voor Caroline Gennez wachtte het politieke vagevuur, ze mocht haar wonden likken in de Kamer en nog eventjes als schepen in Mechelen – na 2012 vloog de SP.A ook daar in de oppositie – en ten slotte in het omineuze Vlaams Parlement, meer bepaald in de Commissie Onderwijs.

Afgedankt

Het moeten harde jaren geweest zijn. Ze was publiek ‘afgedankt’, en elke tussenkomst van haar in belangrijke debatten was door de eigen partij eigenlijk niet meer gewenst. Ze mocht zich bezighouden in de Commissie Onderwijs. Dat is maatschappelijk echt wel belangrijk, en ze weerde zich ook stevig in alle mogelijke disputen, vooral in de grote hervorming van het middelbaar onderwijs. Maar ondankbaar en vaak onzichtbaar werk was het wel in een situatie waarin haar partijgenoot Pascal Smet minister van Onderwijs werd. Klagen kon ze niet, want ook de benoeming van Smet in 2009 droeg tot zijn afscheid in 2014 haar signatuur.

Gennez moest de tunnel in. Ze deed dat soms zeer anoniem, maar wel waardig: oud-coryfeeën zijn vooral nuttig voor de media als ze al dan niet off the record de nieuwe partijleiding en –koers belasteren en bekritiseren. Daar was onder haar evenmin succesvolle opvolgers Bruno Tobback en John Crombez gelegenheid te over toe. Daartoe leende ze zich niet. Caroline Gennez schreef een boek met haar opvatting over politiek, De verschilligen. Dat geschrift werd geen tijdsbepalend document, maar het illustreerde wel de manier waarop ze over politiek dacht en ook de politiek beoefende: als een ernstige zaak, geen flauwekul ten dienste van persoonlijke promotie.

Misschien is Caroline Gennez een politica die het best gedijt buiten de schijnwerpers van de publieke belangstelling (als dat inderdaad zo is, is dat geen goede binnenkomer voor een nieuwe minister, maar wat ooit niet was, kan natuurlijk nog komen). Voor een politica die volstrekt knock-out lag, die al voor haar veertigste leek op een has been uit een vorige eeuw en een voorbij tijdperk, bleek ze merkwaardig taai: ze krabbelde terug recht, ze rechtte haar rug, ze deed verder. En ze keek niet meer achterom – of gaf toch zelden die indruk.

Er zijn al meer dan tien jaar voorbij sinds ze gestopt is als partijvoorzitter en verdween van het mediatieke podium – dat is in Wetstraat-termen meer dan één eeuw geleden. Bij haar afscheid in 2011 zou het bijvoorbeeld nog twee jaar duren voor Koen Geens (CD&V) ineens een bekende naam werd, als nieuwe minister van Financiën in opvolging van zijn partijgenoot Steven Vanackere – vandaag lijkt dat allemaal al gestolde geschiedenis. Maar Caroline Gennez deed al die jaren verder en werkte voort, en dat in een partij (SP.A, nu Vooruit), een stad (Mechelen) en een provincie (Antwerpen) waar elke verkiezing een nieuw electorale tegenvaller werd.

Ze vond een nieuwe niche. Enerzijds werd ze steeds actiever in het Brusselse culturele leven en in het bestuur van en rond de Vrije Universiteit Brussel (VUB) – Gennez is inmiddels al een paar jaar voorzitter van de Universitaire Associatie Brussel. Toen ze zelf partijvoorzitter was, had het toenmalige Europarlementslid Said El Kadraoui, tevens internationaal secretaris van de SP.A, haar helpen introduceren in de wereld van de Europese politiek. Al enige tijd is dat de nieuwe sterkte van Caroline Gennez zelf. Zij is het die de nieuwe partijvoorzitter Conner Rousseau helpt wegwijs maken in Europa, en de voorbije tijd in contact heeft gebracht met onder meer de Deense sociaaldemocratische premier Mette Frederiksen, de Portugees António Costa of de Finse Sanna Marin.

In die zin is het een bijzonder logische keuze dat Conner Rousseau ter vervanging van Meryame Kitir als minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn oog liet vallen op Caroline Gennez: er is wellicht geen partijgenoot, en zeker geen partijgenoot waarvan hij een hoge dunk heeft, die zo gepokt en gemazeld is in de internationale politiek als Caroline Gennez.

Koerswijziging

Hij zelf zal er niet de nadruk op leggen, maar voor Conner Rousseau betekent deze benoeming een (eerste?) koerswijziging met betrekking tot de doelen die hij zich ooit stelde. Toen hij in 2020 Frank Vandenbroucke aanwees als zijn nieuwe superminister, was dat een signaal aan de snel ouder wordende tussengeneratie dat zij een kruis mogen maken over mogelijke politieke ambities om ondanks het verleden toch nog eens op het politieke voorplan te geraken. Er werden zelfs namen expliciet genoemd van partijgenoten die mochten beseffen dat hun tijd echt wel voorbij was. Freya Van den Bossche. Hans Bonte. Kathleen Van Brempt. Peter Vanvelthoven. En Caroline Gennez. Maar als opvolgers als Meryame Kitir het op hun beurt onvoldoende doen, wie dan te kiezen? Blijkbaar is de jongste generatie nog niet klaar. Of misschien gewoon (nog) niet goed genoeg. 

Voor Caroline Gennez zelf is het een late maar zeker vandaag terechte promotie, en meer dan dat een verdiende blijk van waardering voor een politica die nooit de meest populaire van het land zal zijn, maar al meer dan twintig jaar lang getoond heeft dat ze hard kan werken, ook buiten de schijnwerpers, dat ze kan incasseren, en toch niet afgegleden is in sarcasme of in wat helaas bekend staat als zelfbedieningssocialisme. In die zin is de keuze van Caroline Gennez als nieuwe minister hoe dan ook een versterking van dit kabinet, en dus misschien het enige echt goede nieuws dat de regering De Croo de voorbije week kon brengen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content