Leo Delcroix leeft verder: hoe veelbelovende politici als Vanderjeugd en Engelbosch in opspraak raken

Archiefbeeld van Leo Delcroix uit 2015. © Belga
Walter Pauli

Woensdag is de uitvaart van oud-minister Leo Delcroix. Zijn personage blijft springlevend. Partijen smeken nog altijd om iemand die de centen beheert, benoemingen regelt en overheidscontracten bewaakt. En als iemand daar niet slechter van wordt, who cares?

Leo Delcroix (1949-2022) was al een levende legende nog vóór hij in de actieve politiek stapte, vanaf december 1991 als (gecoöpteerd) senator en vanaf maart 1992 als minister van Landsverdediging. Op dat departement werd hij de belangrijkste minister sinds de Tweede Wereldoorlog. Delcroix was de eerste minister op dat departement die aantrad na de val de Muur, en daar handelde hij ook naar. Op briljante wijze nog wel.

Delcroix maakte meteen een einde aan de dienstplicht (officieel gaat het om een ‘opschorting’ en geen ‘afschaffing’). De resterende troepen in (West)-Duitsland werden naar België gehaald, om van daaruit deel te nemen aan internationale operaties. Het stond Delcroix toe om fors te besparen op het kolossale budget van Defensie. En dat in de inleveringsjaren 1990, toen premier Jean-Luc Dehaene elke frank die hij vond moest sparen opdat België rond 2000 tot de eurozone zou mógen toetreden. Waarom is iemand als Leo Delcroix nooit minister van staat geworden? Waarom is hij geen certitude voor de Vlaamse canon? Waarom was het al op 8 december 1994 afgelopen met Leo Delcroix als toppoliticus, amper tweeënhalf jaar na zijn aanstelling?

Giften

Voor wie nog nooit van de man heeft gehoord: Leo Delcroix was aan het eind van de vorige eeuw de verpersoonlijking van ‘de man achter de schermen’: niemand wist wat hij precies deed, overal was men beducht voor zijn macht, en al waren er weinigen die hem echt kenden, toch had iedereen al van hem gehoord.

In 1984 trad hij aan als nationaal partijsecretaris. Ook al was hij op met zijn 36 jaar in die tijd nog relatief jong, netwerken was zijn tweede natuur. Een partijsecretaris is de verantwoordelijke voor de organisatie, en dus voor het geld.

Niemand wist wat hij precies deed, overal was men beducht voor zijn macht.

Delcroix heeft de partijfinanciering natuurlijk niet zelf uitgevonden. In een tijd dat partijen nog geen subsidies kregen, was iedereen aangewezen op eigen vormen van fundraising. Die bestond onveranderlijk uit lidgelden (daarom moesten partijen toen veel afdelingen en leden hebben), uit afdrachten van mandatarissen, en ten slotte uit ‘giften’: vrijwillige bijdragen van privépersonen, instellingen en bedrijven. Daar zat het grote geld, en elke partij aasde op zo veel mogelijk en zo hoog mogelijke giften. Bij verkiezingen vloog dat geld er namelijk door, ook al omdat partijen sinds de dagen van de exuberante partijvoorzitter en premier Paul Vanden Boeynants bij de verkiezingen waren overgeschakeld op barnumcampagnes op z’n Amerikaans. Vanaf de jaren 1960 tot ver in de jaren 1960 werden de affiches almaar groter en glanzender, en dus duurder. Zoals de socialist Louis Tobback zei: ‘Het geld droop van de muren.’

Moreel kompas

De manier waarop Delcroix zijn functie invulde, was dus van bijzonder nut voor de CVP-kopstukken, want die dure verkiezingscampagnes waren onbetaalbaar uit eigen portemonnee. Zij waren voor hun politieke succes dus afhankelijk van zijn financiële input en zijn organisatorische steun. Ze waren Delcroix daarvoor dan ook erg dankbaar. Veelzeggend is bijvoorbeeld de manier waarop ex-premier Jean-Luc Dehaene in zijn eigen Memoires dankbaar terugkeek op die zogezegd vuile job van zijn fixer: ‘Leo Delcroix was van 1984 tot 1991 nationaal partijsecretaris van de CVP. Een van zijn taken was de financiering van de partij en meer bepaald van de verkiezingscampagnes. Daar wilden de voorzitters hun handen niet aan vuilmaken. Ze wilden zelfs niet weten hoe dat in elkaar zat. In die jaren was de financiering van de politieke partijen nauwelijks gereglementeerd.’

Dehaene betreurde ook de ‘minder positieve punten’ die de aanpak van Delcroix kenmerkten. En dan ging het de ex-premier niet om eventuele dubieuze boekhoudkundige knepen, of het al dan niet vermeende gesjacher en gesjoemel van Delcroix. Néé, Dehaene viseerde… de critici van Delcroix: ‘De publieke opinie en de media konden het niet laten om het verleden retroactief te beoordelen door de bril van de nieuwe wettelijk geregelde partijfinanciering. Ze stelden praktijk uit het verleden als ongeoorloofd voor, terwijl ze op het ogenblik van de feiten perfect legaal waren.’ Dehaene besloot met de even merkwaardige als veelzeggende beoordeling: ‘Ik heb altijd vol bewondering gestaan voor de manier waarop Leo Delcroix steeds ijzig kalm bleef onder de kritiek, geen commentaar gaf en zijn voorzitters afschermde.’ (eigen cursivering, nvdr)

Het systeem van partijfinanciering was één grote grijze zone, een schemergebied qua publieke moraal.

Het is een wel bijzonder gulle en goedmoedige interpretatie van de feiten. Zeker, het ophalen van geld bij bedrijven, organisaties en privépersonen was in de Delcroix-jaren niet illegaal: het was de gangbare praktijk. Maar het wordt al veel minder koosjer als die schenkers tegelijk afhangen van diezelfde partijen voor hun inkomsten. Louis Tobback worstelde rond 1995 met het Agustaschandaal (een corruptiezaak waarbij geld van een Italiaanse helikopterbouwer naar de socialistische partijen van dit land ging) en probeerde daarom aan het grote publiek duidelijk te maken dat de SP niet de enige partij was die ‘daaraan meedeed’: ‘Ik daag iedereen uit om per partij een lijst te maken van de bedrijven die schenken, en daarnaast een kolom met welke ministers verantwoordelijk zijn voor welke departementen, en welke overheidsopdrachten vandaar uit vertrokken zijn, en dan nog een kolom met wie uiteindelijk die opdracht kreeg. En vergelijk dan maar de namen in de eerste kolom met die in de laatste.’ Het systeem was één grote grijze zone, een schemergebied qua publieke moraal. En dat bij politici en partijen, de dagelijkse beheerders van de res publica.

Hoe pijnlijk is het niet, dat de mensen die de regels bepalen waaraan de samenleving zich moet houden, van zichzelf vinden dat zij daarop een uitzondering zijn. Toch als het ‘de goede zaak’ dient. Dehaene had niet voor niets de bijnaam ‘de loodgieter’: hoe de buizen in elkaar geflanst zijn doet er niet toe, vond hij, alleen het resultaat telt. Zo beoordeelde hij ook medewerkers als Delcroix. Als het resultaat behoorlijk was, deed het er niet toe als er onderweg een paar ‘schoonheidsfoutjes’ waren gemaakt. Keer op keer komt die visie terug, en ze is bijzonder releverend voor de mindset van onze toppolitici, en eigenlijk ook voor hun morele kompas.

‘Bijzondere handigheid’

Na zijn politieke carrière zou Leo Delcroix nog een aantal publieke functies bekleden. Zo werd hij aangesteld tot commissaris van het Belgische paviljoen op de wereldtentoonstelling in Shanghai in 2010. Na afloop ervan reageerde het Rekenhof furieus: Delcroix had zowat alle denkbare regels overtreden, zodat het Rekenhof de financiën niet kón controleren. Voor Dehaene was dat geen punt. In zijn memoires haalde hij andermaal de loftrompet boven. Het kon moeilijk cynischer, want hij loofde vooral Delcroixs ‘bijzondere handigheid’. Letterlijk: ‘Hij omzeilde handig alle klassiek partijpolitieke en communautaire hindernissen en slaagde erin de Europese Unie in het Belgische paviljoen onder te brengen, wat perfect aansloot bij het Belgische voorzitterschap. Kers op de taart was dat hij de tentoonstelling afsloot met 3 miljoen euro winst. Chapeau!’

Van het Rekenhof kreeg Delcroix keer op keer kritiek, van de toppolitici van dit land applaus.

Het hield zelfs daar niet bij op. Ondanks het rapport van het Rekenhof stelde de regering van Elio di Rupo (PS) voor de nieuwe wereldtentoonstelling in Milaan opnieuw Leo Delcroix aan als commissaris. En wéér was er na afloop een vernietigend rapport van het Rekenhof, én weer kwam de kritiek neer op Delcroix die zich niets van de regels aantrok – niets hoefde aan te trekken, zo lijkt het wel.

Van het Rekenhof kreeg Delcroix keer op keer kritiek, van de toppolitici van dit land applaus. Konden ze anders? Elke partij had en heeft zijn eigen ‘Leo Delcroix’, een vertrouwensman voor ‘het zakelijke’ aspect van de politiek. Dat betekent ook: voor de concrete organisatie van de politieke macht.

Atomaschriftjes

Om te weten hoe dat er in de praktijk toeging, blijft het de moeite om De Doofpotten (1997) te herlezen van onderzoekersjournalist Georges Timmerman. Timmerman citeert rechtstreeks uit de beruchte ‘Atomaschriftjes’ waarin Delcroix al zijn discrete gesprekken noteerde. Die waren door het Hoog Comité van Toezicht in beslag genomen.

Een voorbeeld: op pagina 169 drukt Timmerman in fascimile de notitie af: ‘GIS Vlaanderen -> Stroobants bespreken -> Vautmans /Vd Bossche – Men zou een stukje willen meepikken.’ Timmerman decodeert: ‘De notitie dateert uit de aankoopperiode naar het contract voor het Geografisch Informatie Systeem (GIS), een opdracht van meer dan 2 miljard frank (50 miljoen euro, plus inflatie) die zo goed als zeker naar het privébedrijf Eurosense zou gaan (een vaste CVP-sponsor, nvdr) maar op het nippertje werd geannuleerd. Valère Vautmans (VLD) en Luc Van den Bossche (SP) geven blijkbaar aan Delcroix te kennen dat ze wilden meeprofiteren van de financiële gunsten van Eurosense.’ Eric Stroobants was als administrateur-generaal de voornaamste Vlaamse ambtenaar, natuurlijk van CVP-signatuur.

Delcroix kwam voortdurend tussenbeide in belangrijke publieke werken, bijvoorbeeld bij de aanleg van de beruchte ‘smeerpijp’ langs het Albertkanaal, of bij de bestelling van de even beruchte als nutteloze milieuboxen, een idee van de Limburgse CVP’er Theo Kelchtermans. In 2013 werd Delcroix in die laatste zaak in eerste aanleg effectief veroordeeld voor schriftvervalsing. In 2014 werd hij in beroep ‘wegens verjaring’ vrijgesproken.

Mandaten invullen

Jazeker, er zijn in de loop der jaren belangrijke hervormingen gebeurd. Politieke partijen hoeven niet meer te schooien voor hun inkomsten, ze krijgen die via subsidies van de overheid – een overheid die ze dus zelf controleren. Analyses van de (officiële) boekhouding van de partijen leert weliswaar dat zij over meer geld beschikken dan ooit. En wat gold in de tijd van Delcroix, geldt vandaag nog altijd: geld betekent macht, en veel geld betekent veel macht. Dat kruipt wel degelijk in de kleren van onze politici. Internationale vergelijkingen leren dat de (in verhouding toch zeer kleine) Vlaamse of Belgische partijen in absolute cijfers veruit de hoogste bedragen spenderen aan reclame op sociale media.

Nog meer dan in de tijd van Delcroix binden partijen functies en dus mensen aan zich – ze betalen die niet (meer) zelf, ze laten dat de overheid doen. Er is in Vlaanderen geen enkel theater met enige naam, geen enkel operahuis zonder dat de beheersmandaten en voorzitterschappen grotendeels politiek verdeeld zijn. De voorzitter is in regel een N-VA’er. Dat is geen verwijt naar die ene partij: de grootste partij is wettelijk zo goed als verplicht om het grootste aantal mandaten ‘in te vullen’. Dat systeem is opgestart in de vroege jaren 1970 onder de mooie naam ‘cultuurpact’. Om de ideologische diversiteit van het Vlaamse bestuur te garanderen, worden bestuursmandaten verdeeld over de politieke partijen volgens een verdeelsleutel gebaseerd op de verkiezingsresultaten. Het is uitgelopen op een ongelooflijk uitgebreid systeem waarmee partijen hun eigen leden een mooie bijverdienste gunnen, onder meer in de vorm van zitpenningen. Ze moeten daarvoor wel vergaderingen bijwonen en beslissingen nemen. In Verkavelingsvlaams gezegd: het zou er nog maar aan moeten mankeren.

Wat gold in de tijd van Delcroix, geldt vandaag nog altijd: geld betekent macht, en veel geld betekent veel macht.

Het gaat nog verder dan dat. Bij veel beslissingen die genomen worden door politici of door allerlei instellingen van algemeen nut, zijn er bijna altijd mensen of bedrijven die er goed aan kunnen verdienen: bouwbedrijven, ICT-firma’s, consultants, architecten, groenbedrijven, noem maar op. Daar is op zich niets fout mee. Maar het gevaar is inherent dat de kat bij de melk wordt gezet, dat politici bij voorkeur hun eigen vrienden willen ‘helpen’. De al bestaande grijze zone wordt dan donkergrijs. De kritische nieuwssite Apache maakte in 2017 furore – en kreeg een hoop rechtszaken erbovenop – door beelden vrij te geven van het intussen beruchte verjaardagsfeestje van projectontwikkelaar Erik Van der Paal in het Antwerpse sterrenrestaurant ‘t Fornuis. Ongebruikelijke vrienden zoals het toenmalige schepencollege van Antwerpen (N-VA’ers, CD&V’ers en Open VLD’ers) en de zogezegde aartsvijanden van de PS gaven er acte de présence, net als een paar gerenommeerde advocaten. Om het helemaal wrang te maken: nog voor de grote verkiezingsoverwinning van Bart De Wever (N-VA) in 2012 vertrouwde een topsocialist aan Knack toe: ‘De Wever gaat de verkiezingen winnen, en iedereen weet dat. Ook de bouwbedrijven en projectontwikkelaars. Ze staan nu al in file om met hem een handje te schudden. Wij socialisten merken dat nog het best, want er is geen enkele meer die naar ons komt.’

Dure wijn

We willen niet elke politicus individueel met de vinger wijzen, maar sinds de dagen van Delcroix bleef er een niet-aflatende stroom van berichten komen over corruptie, in alle vormen en varianten. De conclusie valt eigenlijk niet te negeren: de Wetstraat heeft leren leven met normvervaging. Als het echt overdreven wordt – en zeker als het gerecht tussenbeide komt – zal men zelf ook wel ingrijpen. Kijk bijvoorbeeld naar de aanklachten tegen Sihame El Kaouakibi, inmiddels ex-Open VLD. Toen de publieke opinie ineens moord en brand schreeuwde, konden haar partij en andere politici zich niet snel genoeg distantiëren van een vrouw die tot kort daarvoor abnormaal gul was bediend, met partijgelden voor haar eigen verkiezingspotje, met subsidies allerhande voor haar werking. Controle op die subsidies was er niet, of veel te weinig en veel te laat, en dus werd de grens tussen publiek en privaat zeer onduidelijk.

De conclusie valt niet te negeren: de Wetstraat heeft leren leven met normvervaging.

Dat zulke zaken in volle continuïteit zijn gebeurd – en gebeuren – sinds de dagen van Leo Delcroix, kan wellicht het best geïllustreerd worden door de figuur van Karel Pinxten. Pinxten is de man die Delcroix in 1994 opvolgde als minister van Landsverdediging. Later liep hij over naar (Open) VLD. Daar werd hij bedankt met een mandaat bij de Europese Rekenkamer, goed voor een maandloon van 17.000 euro. Na enkele jaren werd Pinxten voorwerp van een grondig onderzoek van de Europese fraudedienst Olaf. Olaf kwam tot de vaststelling dat Pinxten voor meer dan een half miljoen euro had gefraudeerd – het bedrag werd later teruggeschroefd tot een kleine 200.000 euro, ‘omdat de regelgeving aanvankelijk onduidelijk was’. Het ging om bezoeken aan chique restaurants, de aankoop van dure wijn, privéreizen (al dan niet met zijn vrouw) naar Cuba en het Zwitserse skiresort Crans-Montana, deelname aan een jachtpartij vanuit het Loirekasteel van Chambord enzovoort. In 2021 achtte het Europees Hof van Justitie het bewezen dat Pinxten zich bewust had bezondigd aan ‘persoonlijke verrijking’. Daarom verloor hij een deel van zijn Europese pensioenrechten. Open VLD-voorzitter Egbert Lachaert liet weten dat Pinxten ‘in onderling overleg’ een einde had gemaakt aan zijn lidmaatschap van Open VLD.

Het was de enig juiste beslissing die Lachaert kon nemen. De vraag is alleen of het niet gaat om kurieren am Symptom. Natuurlijk: niet in elke politicus schuilt een Karel Pinxten. Maar politici en partijen hebben wel collectief gezorgd voor het eigen particuliere financiële welbevinden. Waarom hebben parlementsleden bijvoorbeeld recht op een opstapvergoeding die kan oplopen tot vele honderdduizenden euro’s bruto – boven op het klassieke parlementaire pensioen, dat spreekt? Die uitstapvergoeding is wettelijk vastgelegd, maar ze tart wel elk gevoel van rechtvaardigheid en fatsoen. Alleen dringt dat zo moeilijk door bij de meeste politici en partijen, de begunstigden van een systeem dat ze zelf hebben bedacht en georganiseerd. De grens tussen privaat belang en publiek geld is al lang veel te onduidelijk geworden. Het is volstrekt onduidelijk waar het stopt. Leo Delcroix zelf is gestorven, maar het politieke systeem waarin hij werkte is nog altijd levendig. Tot vandaag nodigt het voortdurend uit tot normvervaging.

Jong geleerd

Zelfs de voorbije weken en dagen zijn twee jonge, veelbelovende politici in opspraak gekomen. De 42-jarige Jelle Engelbosch is een N-VA’er uit Limburg. Hij moest als waarnemend burgemeester van Sint-Truiden al ontslag nemen (nog voor hij echt benoemd kon worden) omdat hij gronden met voorkennis zou hebben gekocht. Audit Vlaanderen sprak van ‘een schijn van voorkennis’. Engelbosch had pas de omineuze politica Veerle Heeren (CD&V) opgevolgd, die als burgemeester eindelijk ontslag nam na het zoveelste schandaal te veel. Ditmaal wegens haar rol bij onterecht toegekende gemeentelijke gelden aan haar voorganger en partijgenoot, wijlen Jef Cleeren (1934-2021) – in Sint-Truiden houdt het nooit echt op.

Een andere recente zaak is zo mogelijk nog schrijnender. Krant Van West-Vlaanderen bracht de 34-jarige Francesco Vanderjeugd (Open VLD) in nauwe schoentjes. Vanderjeugd is burgemeester van Staden, en weerom met de ‘voorkennis’ die hij opdeed in zijn functie verdiende hij in één jaar tijd een meerwaarde van 463.000 euro aan verschillende vastgoedtransacties in zijn eigen gemeente, zo berekende Audit Vlaanderen. In 2013 was Vanderjeugd landelijk bekend als ‘de jongste burgemeester van Vlaanderen’. Hij was toen amper 25 jaar oud, en gold voor de politiek in dit land als een baken van hoop. Helaas.

Partner Content