De (s)preekstoel van Knack.be

‘Pinksteren: wat is de kern van religie en wat is bijzaak?’

De (s)preekstoel van Knack.be Knack.be maakt ruimte voor religie en levensbeschouwing

Godsdienstleraar Ignace Demaerel (EAV) staat stil bij de betekenis van Pinksteren.

Godsdienst komt met de regelmaat van de klok in het nieuws als er bepaalde maatschappelijke controverses opduiken: of terreuraanslagen nu echt uit de islam voortkomen of niet, of dieren nu echt onverdoofd moeten geslacht worden, of moslimleerlingen echt ramadan moeten houden tijdens de examenperiode… Maar ook: is het een eeuwig onveranderlijke wet dat katholieke priesters ongehuwd moeten zijn, dat voorbehoedsmiddelen verboden zijn…?

Elk van deze discussies roept de vraag op: wat is eigenlijk de kern van deze of die godsdienst, en wat zijn secundaire (optionele) regels? Is het voor Allah bijv. essentieel dat een schaap bij bewustzijn is wanneer het gedood wordt? Is een hoofddoek een religieuze plicht of een culturele gewoonte? Moet een sikh een tulband dragen? Zal een vrouw nooit priester kunnen worden? Wat is de essentie en wat is detail? Elke godsdienst kent deze vragen en de (soms heftige) interne discussies hierrond, en simpele zwart-wit antwoorden bestaan hier zeker niet.

‘Pinksteren: wat is de kern van religie en wat is bijzaak?’

Toch loont het de moeite en is het een plicht – voor elke gelovige om regelmatig opnieuw op zoek te gaan naar de essentie, om te voorkomen dat hij levenslang al zijn ‘religieuze energie’ verliest in bijzaken en achterhoedegevechten. Jezus bijvoorbeeld verweet aan de religieuze leiders van zijn tijd (de joodse farizeeën) dat ze ‘de kameel doorslikten en de mug uitziftten’ (Mattheüs 23:24): ze waren kampioenen in de kleinste religieuze details en de façade, maar de kern van de zaak misten ze compleet (‘het recht, de barmhartigheid en het geloof’). 750 jaar eerder ging de profeet Jesaja al ongemeen heftig tekeer tegen het ‘heilige volk’ Israël, waarbij hij zelfs zei dat God hun religieuze feesten, hun offers en vrome liederen háátte (Jesaja 1:11-17): ze waren schijnheilige rituelen geworden, omdat er geen gerechtigheid mee gepaard ging en ze tijdens de week gewoon verder gingen met hun bedriegerijen en uitbuiting van de armen. Hun vroomheid was enkel een hypocriete show om zichzelf een ‘heilig gevoel’ te geven, een aframmelen van rituelen: ‘We hebben onze plicht weeral eens gedaan; God mag trots op ons zijn’. Het zijn zulke mensen – en je vindt ze in alle religies – die aan godsdienst een slechte naam geven.

Het is een tragische vergissing, net zoals de man die zijn vrouw wil plezier doen door voor haar een ‘perfect’ huis in te richten: levenslang kan hij bezig zijn er eikenhouten kastjes in te hangen, gouden klinken, satijnen gordijntjes…, maar als hij zich hier zo fanatiek in stort dat hij zijn vrouw niet meer ziet staan, verliest hij haar hart, verliest hij dus alles. Gelovigen kunnen de pedalen evengoed verliezen, dat is een ménselijk probleem. De meeste gelovigen die ’traditioneel’ geloven (‘omdat ik zo geboren ben’), blijven helaas hun hele leven bij de buitenkant steken: zij hebben een mooie schatkist in hun huis en vergulden de buitenkant, maar doen hem nooit open.

Voor hen lijkt het erop dat veel niet-gelovigen, vrijzinnigen en atheïsten, zich groen ergeren aan deze massa’s religieuze regeltjes, die in hun ogen puur irrationeel zijn, arbitrair en bijgelovig. En voor een behoorlijk deel hebben ze zeker gelijk. Ik kan hier natuurlijk niet voor de islam of anderen spreken, maar ook in christelijke kerken zie je die neiging om rond God allerlei hokjes en hekjes te bouwen, allerlei koterijen (zoals die waar de Vlaamse tuinen vol van staan). Niet alleen God wordt heilig verklaard, maar alles rond Hem, tot in de derde, zevende, tiende graad. De middeleeuwse religiositeit barstte van het bijgeloof: de hele ‘santenboetiek’ met religieuze objecten en gewijde prullaria moest blijven draaien. De buitenkant en de commerce floreerden, maar de binnenkant verdampte: enkel de cocon bleef over. Godsdiensten kunnen zo gemakkelijk verstarren door routinevorming – zoals trouwens alles wat menselijk is, kan verstarren: huwelijken, gewoonten, organisaties, overheidsapparaten…

Daarom moet een christen zich deze vraag stellen, als hij tenminste eerlijk wil zijn met zichzelf en zijn geloof: ‘Wat is ware gods-dienst?’ En hier komen we stilaan bij ‘Pinksteren’ uit: de Heilige Geest die toen in Jeruzalem uitgestort werd op de eerste christenen heeft alles te maken met kern-of-rand, buitenkant-of-binnenkant. Hij maakt alle verschil uit tussen verstarde, dode religie en een levend, blij geloof. Als je de evangelies erop zou nalezen wat de kern van de boodschap is, dan zou je uitkomen bij woorden zoals ‘geloof’, ‘liefde’, ‘God kennen’, ‘genade’, ‘verlossing’. Is het eerste gebod niet ‘God liefhebben en je naaste als jezelf’? Paulus zegt: ‘De letter doodt, de Geest maakt levend’ (2 Korinthe 3:6): hiermee bedoelt hij dat je duizend religieuze regeltjes kan maken, maar zij zijn als hekjes van ‘pas op, dit mag niet, dat is verboden’. Hekjes brengen geen léven voort, maar beperkingen. ‘Geloof, hoop en liefde’ zijn het léven waar het om gaat. Jezus belooft keer op keer vrede, leven in overvloed, kracht, vrijheid, geluk: was het maar waar dat elke christen dit elke dag uitstráálde! Wanneer atheïsten religie steevast afschilderen als ‘saaie rituelen, slaafs gehoorzamen van irrationele dogma’s’, dan blijven ook zij steken bij die buitenkant, en ze pinnen godsdienst daarop vast. Helaas zijn er nog veel mensen die aan dat plaatje beantwoorden, maar dit is niet het kloppende hart van geloof.

Regels en patronen

Natuurlijk is een godsdienst niet denkbaar zonder (een minimum aan) regels en vaste patronen: wetten zijn in eerste instantie bedoeld om het leven te beschérmen, en daarom op zich zeker niet overbodig of verkeerd. Maar de kern van geloof bestaat helemaal niet uit het houden van die regeltjes. Het is geen kwestie van ‘Ik heb mijn plicht gedaan, dat kan ik weer eens afvinken’. Geloof heeft te maken met de diepste passie van een mens. Vergelijk het met een toegewijde voetbalsupporter: als hij naar een match gaat van zijn ploeg, zegt hij toch ook niet ‘Voilà, ik heb mijn plicht gedaan, ik ben er weer vanaf’? Integendeel: hij wil voor geen geld ter wereld de match missen en gaat helemaal op in de roes van het groepsgebeuren. Als de passie van een gelovige voor God kleiner is dan dit soort passie, zit er dan niet iets heel erg scheef? En zelfs al zou misschien 90% van de gelovigen zich ongemakkelijk voelen bij deze uitspraak, elke christen moet deemoedig toegeven dat hij vér onder deze standaard leeft, dat hij nog te weinig van het ‘pinkstervuur’ in zich heeft.

Ik voel de vraag al opborrelen. ‘Religieuze passie, is dat dan niet vreselijk gevaarlijk? Leidt dat niet tot blind fanatisme en geweld?’ Volgens mij niet. Moeder Teresa was ‘fanatiek’ voor God en medemensen, en redde talloze mensen uit een uitzichtloos bestaan. Pater Damiaan gaf zich ‘fanatiek’ voor de melaatsen van Molokaï, en injecteerde hen met hoop en liefde. Wie fanatiek is in de liefde, doet geen vlieg kwaad, integendeel, hij brengt vreugde, troost, hoop, warmte. Sommigen denken dat ze hun God eren door in zijn naam dood en vernieling te zaaien, maar de ultieme liefde is bereid zijn eígen leven te geven om voor anderen léven te brengen. De onvoorwaardelijke toewijding en overgave aan God is alleen veilig als ze gepaard gaat met even grote liefde.

Wetten en regels zijn onvermijdelijk. De tien geboden van Mozes stonden gebeiteld op stenen tafels. Maar de profeten Jeremia en Ezechiël zeiden al 600 jaar vóór Jezus dat in het nieuwe verbond de Geest van God de wetten zou schrijven in de harten van mensen: aan de binnenkant dus. Als een wet uit jezélf komt, doe je die uit overtuiging, met innerlijke motivatie. Zoals de man die levenslang zijn vrouw trouw blijft, niet omdat hij moét, niet uit sociale druk, niet uit economische berekening, uit angst of schuldgevoelens, maar omdat hij hier elke dag voor kiest; of nog juister: geen haar op zijn hoofd zou zonder haar willen leven. Zo is het ook met de betekenis van Pinksteren.

Ignace Demaerel van de Evangelische Aliantie Vlaanderen (EAV) is godsdienstleraar en auteur.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content