Onenigheid over wettelijk kader draagmoederschap

© Thinkstock

Dat het draagmoederschap nood heeft aan een wettelijk kader, is duidelijk. Maar uit hoorzittingen in de bevoegde Senaatscommissie blijkt vooral de vraag naar toegankelijkheid moeilijk te zijn. Filosoof Michel Dupuis vindt bijvoorbeeld dat het moet voorbehouden worden voor heteroseksuele koppels.

Er is duidelijk nood aan een wettelijk kader voor het draagmoederschap, maar de vraag is in welke mate het draagmoederschap toegankelijk moet zijn voor elk koppel. Dat blijkt uit de hoorzittingen in de bevoegde Senaatscommissie met juriste Liesbet Pluym (vroeger verbonden aan de UGent), professor klinische psychologie Jozef Corveleyn (KU Leuven) en filosoof Michel Dupuis van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek. “Er moet gelegifereerd worden omdat België een internationaal knooppunt is voor medische shopping”, zei deze laatste.

Machtiging door rechter

Pluym stelde een systeem voor waarbij er voor de geboorte een machtiging door de rechter gegeven wordt voor het draagmoederschap, en de wensouders na de geboorte meteen in de geboorteakte worden geregistreerd. Het dossier wordt voorbereid door een fertiliteitscentrum (om voorafgaandelijke screening en controle mogelijk te maken), waarna de draagmoeder en wensouders naar de rechter stappen voor een preconceptieve rechterlijke machtiging. Dat vonnis wordt dan aan de ambtenaar van de burgelijke stand voorgelegd, zodat de wensouders na de geboorte in de geboorteakte geregistreerd worden als de ouders.

In het voorstel van Pluym krijgt de draagmoeder geen bedenktijd na de geboorte, wat onder meer bij Philippe Mahoux (PS) op verzet stootte. De draagmoeder heeft in dat model weinig rechten, vond hij. Maar Pluym wees erop dat er nauwelijks gevallen zijn dat de draagmoeder weigert haar kind af te staan – iets wat ook door Groen-senatrice en gynaecologe Petra De Sutter bevestigd werd.

Bovendien vond Pluym het “paternalistisch” te veronderstellen dat de draagmoeder geen vrije en geïnformeerde beslissing zou kunnen nemen. Professor Corveleyn stelde het psychologisch belang van het toekomstig kind centraal. Hij verwees naar verschillende buitenlandse studies waarin zowel het kind, de wensouders als de draagmoeder over een aantal jaren gevolgd werden. Daaruit moet blijken dat de ontwikkeling van kinderen van draagmoeders normaal verloopt. Het algemeen welbevinden van de draagmoeders verandert niet na tien jaar, ze hebben een positief zelfbeeld en hebben globaal een goede relatie met de wensouders en het kind.

‘Enkel voor heteroseksuelen’

Dupuis zei in persoonlijke naam het draagmoederschap problematisch te vinden vanuit het principe van de proportionaliteit. Daarom moet voor hem het draagmoederschap voorbehouden blijven aan heteroseksuele koppels – homokoppels worden uitgesloten – waarvan de vrouw een specifieke gynaecologische aandoening heeft waardoor ze geen kind kan baren.

Bovendien moet de bevruchting via in vitro-fertilisatie gebeuren en hebben de wensouders de verplichting om het kind de waarheid te vertellen. Vooral deze laatste voorwaarde zorgde bij de meeste juristen onder de commissieleden voor gefronste wenkbrauwen.

Laagdrempelig draagmoederschap – waarbij de draagmoeder bijvoorbeeld bevrucht wordt door de wensvader – wordt voor de drie sprekers beter uit het wettelijk kader van het draagmoederschap gehouden, omdat er geen screening is van het fertiliteitscentrum. Een verbod op deze vorm van draagmoederschap is dan weer een brug te ver, vond Dupuis. (Belga/WB)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content