David De Pue
‘Net nu we meer wetenschappers nodig hebben, staan STEM-uren op de helling’
‘Dat leerkracht natuurwetenschappen een knelpuntberoep geworden was, was één van de redenen waarom ik er recent voor koos om nog een educatieve master te volgen’, schrijft zij-instromer David De Pue. Hij heeft geen goed oog in de plannen om in het middelbaar minder uren wetenschappen te organiseren. ‘Van een groeiende aandacht voor STEM in het onderwijs is voorlopig geen sprake.’
Toen de nieuwe Eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs werden voorgesteld in 2021, heette het dat er meer aandacht zou zijn voor wetenschappen, techniek en wiskunde, vaak afgekort met het hippe letterwoord STEM (Science, Technology, Engineering and Mathematics). Een uitspaak van het Grondwettelijk Hof vernietigde die eindtermen, waardoor we nu in soort curriculair vagevuur verkeren. De onderwijskoepels zijn in anticipatie van de aangepaste eindtermen alvast begonnen met basislessentabellen op te stellen voor volgend schooljaar, en na discussies over de vakken geschiedenis en aardrijkskunde blijken nu ook de wetenschapsvakken fysica, chemie en biologie aan uren te moeten inboeten, zo bericht De Standaard.
Van de groeiende aandacht voor STEM in het onderwijs blijkt in deze dus geen sprake. Is dit een cynische manier om het tekort aan leraren wetenschappen op te lossen? Alle drie de vakken staan immers, net als het overkoepelende vak natuurwetenschappen, op de lijst van ‘knelpuntvakken’.
Dat laatste is een van de redenen waarom ik er voor koos om een educatieve masteropleiding aan de UGent te volgen: de gedachte dat jonge mensen hun broek zouden zitten te verslijten in alweer een uur studie, in plaats van meegenomen te worden in de wondere wereld van de chemie en de biologie, werd voor mij te ondraaglijk. Het nieuws over het lerarentekort maakte me niet enkel bezorgd als ouder en burger, maar ik voelde me hoe langer hoe meer persoonlijk aangesproken.
Intussen heb ik in de eerste semester al het pedagogische vak ‘Krachtige Leeromgevingen’ achter de kiezen, een vak waarover sommige van mijn medestudenten zich openlijk de vraag stellen wat ze er in godsnaam concreet mee kunnen aanvangen. Wel, wat ik er op dit moment alvast mee kan doen, is beargumenteren waarom een sterke vertegenwoordiging van wetenschapsvakken in het curriculum op zijn plaats is. De Amerikaanse onderwijsgeschiedkundige Herbert Kliebard benoemde vier verschillende invalshoeken die aan de basis kunnen liggen voor een specifieke invulling van het curriculum.
(Lees verder hieronder.)
De eerste invalshoek wordt de humanistische benadering genoemd, en vertrekt vanuit het belang van de traditionele kennis en cultuur die het onderwijs aan opgroeiende mensen dient mee te geven. Fysica, chemie en biologie maken sinds jaar en dag deel uit van die traditionele kennisbasis, niet enkel in het leerplichtonderwijs, maar evenzeer in het hoger onderwijs. Daar vormen ze het fundament voor diverse fundamenteel-wetenschappelijke en toegepast-wetenschappelijke academische en professionele opleidingen. Als de wetenschappen in het secundair onderwijs aan belang inboeten, dan zullen professoren, docenten en lectoren meer werk hebben met het bijspijkeren van de noodzakelijke wetenschappelijke basiskennis van hun studenten. In zekere zin wordt hiermee een stuk van het werk doorgeschoven naar het hoger onderwijs.
Een tweede benadering legt de nadruk op wat kinderen nodig hebben om zich te ontwikkelen als volwassene. Wie jonge kindjes bezig ziet, kan vaststellen dat we in zekere zin ons leven allemaal beginnen als wetenschapper. Als een peutertje, tot wanhoop van de ouders, een voorwerp keer op keer op de grond gooit, doet het niet anders dan herhaaldelijk de hypothese testen dat dingen naar beneden vallen. Je ziet het ook als kinderen gefascineerd zijn door alle kriebelbeestjes in de tuin, of als je kleuters het principe van statische elektriciteit demonstreert aan de hand van een plastieken meetlat, een fleecedeken en een blaadje papier. Toen ik dit laatst deed met mijn zoontje, zette hij het onderzoek voort door het experiment te herhalen met andere materialen dan papier. Jammer genoeg erodeert dit aangeboren vermogen tot verwondering en experiment naarmate we opgroeien. Het is mede aan het onderwijs om die vlam brandende te houden.
De derde opvatting over het curriculum benadrukt in welke mate de leerinhouden bijdragen aan wat later van leerlingen wordt verwacht als ze participeren in de samenleving in brede zin, en specifiek in de economie. Dit perspectief van ‘sociale efficiëntie’ is sterk vertegenwoordigd in het publieke debat, onder andere bij onderwijsspecialist Dirk Van Damme die op Twitter stelt dat het verminderen van het aantal uren wetenschappen neerkomt op ‘spelen met de toekomst van onze welvaart’. Ook Essenscia, de Belgische federatie van de chemische industrie en technologiefederatie Agoria uiten er hun ongenoegen over, omwille van het belang van stemcompetenties op de arbeidsmarkt.
(Lees verder hieronder.)
Een laatste perspectief op het curriculum, die van het sociaal meliorisme, kijkt naar leerinhouden vanuit de mate waarin ze bijdragen aan een betere wereld. Ook hier valt wat te zeggen voor een behoud van voldoende uren wetenschappen in het curriculum. In een wereld waarin desinformatie over onder andere klimaatverandering, Coronapandemie en vaccins zich als een virus verspreidt op sociale media, is een burger best bewapend met het vermogen om kritisch te denken, en daar kan het wetenschapsonderwijs zeker aan bijdragen. We hoeven niet alles te parkeren in een vak ‘burgerschap’, zeker als dat ten koste gaat van burgerschapsvormende elementen in andere vakken, zoals ook leerkrachten geschiedenis en aardrijkskunde terecht aankaartten.
Dat we het nu beter hebben dan alle generaties voor ons, hebben we te danken aan talloze wetenschappelijke ontdekkingen en technologische innovaties. Ook voor de grote uitdagingen waar we nu en in de nabije toekomst voor staan zullen we de wetenschappen nodig hebben, niet in het minst voor de ecologische uitdaging van biodiversiteitsverlies en klimaatverandering. Maar zelfs los van alle toepassingen zijn wetenschappen van waarde. We hebben als mens het unieke vermogen om ons te verwonderen over de omgeving waarin we leven, en zuiver vanuit nieuwsgierigheid alles in het werk te stellen om onze fysische omgeving nog beter te begrijpen. Laten we dit unieke vermogen koesteren in ons onderwijs.
David De Pue is landbouwonderzoeker, en student in de verkorte educatieve master wetenschappen en technologie aan de UGent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier