Als prille twintiger stond ze mee aan de wieg van een freinetschool en een paar jaar later hielp ze er nog een oprichten. Vandaag blikt leerkracht Monica Joris van de Limburgse Leraarskamer van Knack tevreden terug. ‘Ik ben iets moois begonnen dat gaandeweg een eigen leven is gaan leiden’, zegt ze.
Aan het begin van de jaren negentig kwam leerkracht Monica Joris, die dit jaar deel uitmaakt van de Limburgse Leraarskamer van Knack, eerder toevallig in het freinetonderwijs terecht. Ondertussen stond ze mee aan de wieg van twee Limburgse freinetbasisscholen. ‘Of ik ook in het reguliere onderwijs zou aarden, weet ik niet. Ik heb nooit de drang gevoeld om dat uit te testen’, zegt ze.
Uw eerste baan was in de legendarische basisschool De Appeltuin, de eerste echte freinetschool in Vlaanderen.
Monica Joris: Toen ik er in 1991 als pas afgestudeerde leerkracht aan de slag ging, was de pioniersperiode achter de rug. De Appeltuin was toen al in het centrum van Leuven gevestigd en niet meer in de oude hoeve waar het allemaal begon. De school stond in die periode ook op het punt om zich bij het GO! gemeenschapsonderwijs aan te sluiten, zoals veel freinetscholen hebben gedaan.
Waarom koos u als beginnende leerkracht precies voor het freinetonderwijs?
Joris: Dat was geen bewuste keuze. Toen we in het laatste jaar van de lerarenopleiding voor het vak Nederlands een sollicitatiebrief moesten schrijven, bedacht ik dat ik die evengoed kon opsturen. De enige vacatures voor leerkrachten die ik in de krant vond, waren van freinetscholen. Bij De Appeltuin mocht ik, nog voor ik mijn examenresultaten had ontvangen, op sollicitatiegesprek gaan. Ik zag dat vooral als een kans om sollicitatie-ervaring op te doen. Op dat moment wist ik niet eens zeker of ik wel een baan wou, want ik overwoog om eerst nog pedagogie te studeren.
Kende u de freinetpedagogie toen al?
Joris: Ik had er al het een en ander over gelezen, maar ik wist niet hoe die methode in de praktijk vorm werd gegeven. Dat heb ik tijdens het sollicitatiegesprek ook eerlijk toegegeven. Toch moeten ze iets in mij hebben gezien, want de volgende dag lieten ze weten dat ik mocht beginnen. Dat was natuurlijk spannend, want het was mijn eerste job en ik had geen idee wat ik ervan moest verwachten. Gelukkig werd ik heel goed onthaald en had ik een schitterende collega die me stap voor stap de werking uitlegde. Om me een warm welkom te geven, hadden de ouders mijn klas ook in het knalblauw geschilderd. Héél fel was het. (lacht)
Hebt u er lang over gedaan om aan de specifieke aanpak te wennen?
Joris: Totaal niet. Hoewel ik dat vooraf zelf niet doorhad, bleek de freinetpedagogie me heel goed te liggen. Dingen waarover ik tijdens mijn stages een opmerking had gekregen, waren daar net pluspunten. Ik had er bijvoorbeeld geen enkel probleem mee dat kinderen die ik van de Chiro kende me op school met mijn voornaam aanspraken, maar mijn stagebegeleider vond dat echt niet kunnen. Wat ik ook heel fijn vind aan freinetonderwijs, is dat je telkens weer op zoek moet gaan naar een link tussen de leerstof die je volgens het leerplan moet geven en de leefwereld van je leerlingen. Daardoor is elk schooljaar anders. Zelfs als je dezelfde leerstof geeft.
Bent u in uw carrière vaak geconfronteerd met vooroordelen over freinetonderwijs?
Joris: Ja, en er bestaan nog altijd veel vooroordelen. In mijn huidige school kregen we geregeld ouders over de vloer die hun kind hier wilden inschrijven omdat het naar het buitengewoon onderwijs was doorgestuurd. Ze dachten dat wij dat wel zouden kunnen oplossen. De perceptie was lange tijd ook dat kinderen bij ons alles mogen doen wat ze willen. Nog altijd hoor ik mensen soms zeggen: ‘Freinet is niets voor mijn zoon, want die heeft structuur nodig.’ Terwijl wij wel degelijk structuur bieden. Het verschil is dat kinderen daar inspraak in hebben en dat we ze ook uitleggen waarom er structuur is.
U bent uiteindelijk maar twee jaar in De Appeltuin gebleven. Hoe komt dat?
Joris: Omdat ik betrokken was geraakt bij het plan van een groepje ouders om in Lommel een nieuwe freinetschool op te richten – de tweede in Limburg. Na een jaar vergaderen over de beste pedagogische en educatieve aanpak, moest ik kiezen: in De Appeltuin blijven of naar die nieuwe school overstappen. Ik besloot de sprong te wagen en ben naar Lommel gegaan.
Waarom wilden die ouders zo dringend een nieuwe school opstarten?
Joris: Destijds kon je in Lommel alleen kiezen tussen het katholiek onderwijs en het gemeenschapsonderwijs. In Nederland, dat vlakbij ligt, waren er toen wel al veel methodescholen. Dat was ook de reden waarom sommige ouders hun kinderen over de grens naar school stuurden. Ik denk dat ze vooral verlangden naar een school waar leerlingen inspraak kregen en waar er werd gezocht naar aanknopingspunten met hun eigen leefwereld. Onze ouders waren ook allemaal heel betrokken bij de school, die we De Kleine Wereld doopten. Alle ouders samen vormden samen de inrichtende macht, en daaruit werd dan het schoolbestuur gekozen. Aangezien ze heel bewust voor de school hadden gekozen, keken ze ook kritisch naar onze manier van lesgeven. Als 23-jarige leerkracht was dat best pittig. Daar staat tegenover dat we ook heel veel aan dat bestuur hadden. Vergeet niet dat we een jaar met die mensen hadden samengewerkt om de school op te starten. Dat schept natuurlijk een band.

Toch werd ook De Kleine Wereld niet uw eindstation.
Joris: Dat klopt. Het was tijdens onze dagelijkse autorit van Hasselt naar Lommel dat mijn collega’s en ik op het gekke idee kwamen om dichter bij huis een nieuwe school op te richten. Dat kwam doordat een van hen, een kleuterjuf, haar zoontje wel naar het freinetonderwijs wou sturen maar het niet zag zitten om hem elke dag helemaal naar Lommel mee te nemen. Uiteindelijk hebben we er met zes mensen – drie leerkrachten en drie ouders – werk van gemaakt. Voor ons hoefde het niet per se weer een freinetschool te worden, maar daar kwamen we uiteindelijk wel vanzelf bij uit. We zijn toen met onze plannen naar het GO! gemeenschapsonderwijs gestapt en daar zagen ze er meteen iets in. In 1997 opende De Toverfluit de deuren in Hasselt.
Klinkt dat niet veel eenvoudiger dan het in werkelijkheid was?
Joris: Wellicht wel. Dé grote uitdaging was om aan minstens 61 leerlingen te raken, want dat was het minimum om gesubsidieerd te kunnen worden. Gelukkig was er tijdens onze infoavonden meteen veel interesse. Dat kwam ook doordat er in Hasselt nog geen methodeonderwijs was – dat kun je je nu haast niet meer voorstellen. Er waren zelfs ouders uit Houthalen en Genk die hun kinderen elke dag naar onze school wilden brengen. Toch werd het op de valreep even spannend, want twee dagen voor de start van het schooljaar hadden we nog geen gebouw. Het GO! had ons wel een locatie gegeven, maar de containers werden pas heel laat geleverd. Als je een nieuwe school opricht, heb je ook geen enkele traditie. Vieren we Sinterklaas? Doen we aan carnaval? Geven we godsdienst? Kunnen leerlingen via de school hun eerste communie doen? En hoe organiseren we de zwemlessen en de naschoolse opvang? In de beginperiode kroop daar allemaal veel tijd in.
Voelt De Toverfluit na meer dan dertig jaar nog altijd als úw school omdat u ze destijds mee hebt opgericht?
Joris: (denkt na) Toen er onlangs een nieuwe directeur aantrad, heb ik lachend gezegd dat ik hem niet kon verzekeren dat ik me niet als een schoonmoeder zou opstellen. Uiteindelijk heb je schoonmoeders in alle vormen en maten, en De Toverfluit is nu eenmaal mijn vierde kind. Maar dat neemt niet weg dat het vandaag evenveel mijn school is als die van de andere leerkrachten. Ik ben destijds met iets heel moois begonnen, dat gaandeweg een eigen leven is gaan leiden. En zo hoort het ook.
‘Als je een nieuwe school opricht, heb je geen enkele traditie. Vieren we Sinterklaas? Doen we aan carnaval? Geven we godsdienst?’