Homofobie op school: ‘Alles staat of valt met wederzijds begrip’

Ann Peuteman

Uit het dossier over polarisatie op school dat deze week in Knack is verschenen, blijkt dat gender en seksualiteit vaak voor tweespalt zorgen. ‘We moeten ook leren aanvaarden dat sommige jongeren een andere mening hebben’, zegt Dries De Smet van Wel Jong.

Gender en seksualiteit zorgen in nogal wat Vlaamse scholen voor hoogoplopende conflicten tussen leerlingen. In mei haalde een middelbare school uit Borgerhout nog het nieuws omdat leerlingen er een regenboogvlag hadden bespuwd. Een goed menende leerkracht had die ter ere van de Internationale Dag tegen Homofobie en Transfobie op de speelplaats opgehangen. ‘Scholen zijn niet gebouwd om met zulke problemen om te gaan’, zegt Dries De Smet van jeugdorganisatie Wel Jong. ‘De wil om iets te doen, is er zeker. Alleen weten veel directies en leerkrachten niet goed hoe ze daaraan moeten beginnen.’

Wordt homofobie op school vandaag niet goed aangepakt?

Dries De Smet: Blijken sommige leerlingen negatief tegenover lgbtq-personen te staan, dan wordt daar vaak een nogal gemakkelijke uitleg aan gegeven. ‘Zo zijn ze gewoon’, zegt men dan. Of: ‘Dat ligt aan hun religie.’ Maar als we dieper in hun drijfveren gaan graven, blijkt het heel vaak om jongeren te gaan die het zelf moeilijk hebben. Mensen die lgbtq-personen verbaal of fysiek aanvallen, doen dat in veel gevallen omdat ze geen ander legitiem kanaal vinden om zich beter te voelen en zichzelf te bewijzen. Dat blijkt onder meer uit een Nederlands onderzoek naar homogeweld in Amsterdam. Als we iets willen doen aan de polarisatie rond gender en seksualiteit, moeten we daar een beetje begrip voor kunnen opbrengen. Zegt iemand iets negatiefs over je omdat je bijvoorbeeld homoseksueel bent, dan schiet je er niet veel mee op als je hem wegzet als een bad guy die moet worden gestraft. Daarnaast moeten we ook met onze jongeren praten over de mogelijke gevolgen van wat ze doen en zeggen. Als je op een bepaalde plek met je regenboogvlag zwaait, zal dat dan niet net averechts werken? Dat klinkt misschien een beetje als victim blaming, maar op de een of andere manier moeten we wel allemaal kunnen samenleven. Alles staat of valt met wederzijds begrip.

‘Op school een regenboogvlag ophangen, is heel top down en werkt daardoor soms contraproductief.’

Is dat niet heel veel gevraagd?

De Smet: Als iedereen in zijn eigen grote gelijk blijft vastzitten, verandert er uiteindelijk niets. Natuurlijk zijn er grenzen en mogen lgbtq-personen hun vrijheid niet laten beknotten, maar dat wil niet zeggen dat we ons er niet van bewust moeten zijn dat er dingen zijn waarmee anderen het nog moeilijk hebben. Zolang ze zich niet agressief opstellen, moeten we ook leren aanvaarden dat sommige mensen een andere mening hebben. Alleen dan kunnen we naar elkaar luisteren en stappen vooruit zetten.

Hoe kunnen we leerlingen die er radicale ideeën opna houden dan wel uit de loopgraven halen?

De Smet: Dat is precies wat Wel Jong met de Paars-campagne probeert te doen. Op de Internationale Dag tegen Homofobie en Transfobie in mei hebben we alle scholieren opgeroepen om een paars polsbandje of paarse kleren te dragen. Daarmee konden ze laten zien dat ze het belangrijk vinden dat lgbtq-personen zichzelf kunnen zijn. Heel veel jongeren hebben daaraan meegedaan, maar natuurlijk waren er ook mensen die pertinent weigerden om paars te dragen. Dat is hun goed recht. De kracht van de campagne is dat de sociale norm op een school zichtbaar wordt gemaakt. Dragen de meeste leerlingen paars? Dan wil dat zeggen dat de meerderheid lgbtq-mensen expliciet steunt. Dat heeft veel meer effect dan het ophangen van een paar regenboogvlaggen, want daarmee geeft de school eigenlijk het signaal dat iedereen lgbtq-personen móét steunen. Dat is heel top down en werkt daardoor soms contraproductief.

Raadt u scholen dan af om een regenboogvlag op de speelplaats te hangen of en zebrapad in regenboogkleuren voor de poort te schilderen?

De Smet: Nee, want zulke dingen kunnen wel degelijk een meerwaarde hebben. Sommige lgbtq-jongeren voelen zich daardoor gesteund en zullen ook sneller het gevoel hebben dat ze de directie kunnen aanspreken als er iets gebeurt. Alleen mag het daar niet bij blijven.

Wat moet er dan wel gebeuren?

De Smet: De sociale norm in een school veranderen, is een lang proces. Empathie voor lgbtq-personen zou subtiel in alle lessen moeten worden meegegeven. Dat heeft veel meer effect dat één expliciet gesprek in de les godsdienst of zedenleer. Het kan bijvoorbeeld ook helpen om met de klas naar een film over een lgbtq-persoon te kijken, zoals nu soms al gebeurt. Belangrijk is wel dat de directie de leerkrachten heel duidelijk laat weten dat homo- en transfobie geen plaats heeft op school. Dan zullen zij zich gesteund voelen om die boodschap op alle mogelijke manieren tegenover hun leerlingen te blijven herhalen. Dat vergt tijd, maar heeft vaak veel meer impact dan een harde of directe aanpak.

Is het probleem niet dat veel mensen, ook jongeren, veel te weinig kennis hebben over gender en seksualiteit?

De Smet: Die concepten zijn sinds de jaren negentig heel erg aan het veranderen. We kunnen niet verwachten dat iedereen al helemaal mee is. Natuurlijk moet de kennis van leerkrachten, leerlingen en de rest van de bevolking worden bijgespijkerd, maar volgens mij is dat op dit moment niet het prangendste probleem. Uit onderzoek blijkt ook dat kennis op zich geen vooroordelen wegneemt. Integendeel zelfs. We kunnen gewoon niet nog tien jaar wachten tot iedereen voldoende kennis heeft over gender en seksualiteit. Ik heb dus liever dat een leraar al eens iets verkeerd aanpakt dan helemaal niets doet.

Lees meer in ons dossier op Knack.be/clashindeklas

Partner Content