Wouter Rogiest

‘Het is tijd voor één aanmeldsysteem voor alle Vlaamse scholen’

Wouter Rogiest Onderzoeker aan de UGent met specialisatie in ICT en wachtlijntheorie.

‘De ene wachtrij is de andere niet’, schrijven Wouter Rogiest en Bart Mesuere van de UGent. Ze pleiten voor één centraal aanmeldsysteem voor het onderwijs, en een betere timing voor de inschrijvingen.

Een week lang voor een middelbare school kamperen om een plaatsje te bemachtigen voor je kind, praktisch is dat niet. En ook niet wenselijk. Daarom doen we een oproep aan de Vlaamse regering in wording: om nu eindelijk aan hetzelfde zeel te trekken, en aan schoolkamperen een einde te maken. Met één aanmeldingssysteem. Eentje dat doordacht ineen zit, op punt gezet is na voldoende proefdraaien. Zoals dat in Gent, waar dit jaar, na een grondige update, aan 96% van de kinderen de school van eerste keus werd toegewezen. Dat is 9% meer dan vorig jaar. Een getal dat nog verder omhoog moet, met eensgezinde beslissingen. Het is tijd voor de overstap naar één systeem, met centralisatie. En ook de timing moet nog veel beter, ook in Gent. Want de ene wachtrij is de andere niet.

In het voorjaar van 2018 is veel inkt gevloeid over aanmeldingssystemen voor middelbare scholen. Met als hot spots Gent en Antwerpen. Ondergeschrevenen hebben het geweten. Mesuere stelde begin maart in een tweet enkele kritische vragen, die later dat jaar geleid hebben tot een data-analyse van het Gentse aanmeldingssysteem voor middelbare scholen, in overleg met de betrokken partijen. Rogiest maakte op vraag van Knack onafhankelijk een kritische analyse , met diverse reacties, en ook een antwoord daarop.

Uiteindelijk kreeg het Gentse systeem, o.a. met de hulp van Mesuere, een doorlichting en een update. Hierbij adviseerde Mesuere verder om mensen meer aan te moedigen om ook tweede en derde keuzes op te geven, omdat dit de ‘keuzeknoop’ minder strak maakt.

Het is tijd voor één aanmeldsysteem voor alle Vlaamse scholen.

Dit blijkt ook gevolg te krijgen, met resultaten die er mogen zijn: in het middelbaar kan in Gent, na de update, 96% van de kinderen naar een school van eerste keus, zo weten we sinds 13 mei. Vorig jaar was dit, op 2 maart 2018, nog 87%. Een update die upgrade mag heten. Best wel voorbeeldig, want inmiddels zijn de Vlaamse steden en gemeenten tientallen onafhankelijke aanmeldsystemen rijk. Een versnippering die eigenlijk wat ongelukkig is — daarover straks meer.

En dan toch: timing

En toch is ook in Gent niet alles koek en ei. De timing van de aanmeldronde van 2019 is een overduidelijk pijnpunt. In Gent werden de resultaten pas laat bekend, en loopt de inschrijving pas af op 7 juni. ‘Te laat’, vertelden de directeurs van onder meer Sint-Bavo, Sint-Barbara en Gito Groenkouter aan De Gentenaar over deze einddatum. ‘Het is bijna het einde van het schooljaar en de intakegesprekken met nieuwe leerlingen nemen veel tijd in beslag. Laat de inschrijvingen vóór de paasvakantie vallen.’ En dat vertelden ze trouwens ook in december 2018 al, tevergeefs.

Problemen van timing zijn inherent aan de problematiek van aanmelden, los van het gebruikte systeem, en kunnen na overleg aangepakt worden in 2020, zolang de politieke wil er is.

Dit is een geldige kritiek, maar wie er dieper op ingaat treft al snel onderliggende complicaties. Zo heeft die late datum toegelaten om de resultaten eerst intern bekend te maken aan de scholen. Vele scholen hebben dan ook bekeken of er nog extra plaatsen konden voorzien worden, nog voor het finale resultaat vast lag. Dit heeft het mogelijk gemaakt om het resultaat achter de schermen stapsgewijs te verbeteren. Die 96% kwam dus niet zomaar uit het aanmeldingssysteem gerold. Bovendien zorgde de late datum dat de resultaten pas beschikbaar werden na die van de randgemeenten. Dit liet toe om dubbelboekingen grotendeels te voorkomen: er was geen reden meer om eerst in Gent een ‘schijninschrijving’ te doen, en bij goedkeuring in de randgemeente de inschrijving in Gent te annuleren. Wat er ook van zij, problemen van timing zijn inherent aan de problematiek van aanmelden, los van het gebruikte systeem, en kunnen na overleg aangepakt worden in 2020, zolang de politieke wil er is.

Politiek: de wil en het geschil

Al is politieke wil nu net hetgeen waarover onduidelijkheid is. In De Zevende Dag verdedigde N-VA-voorzitter Bart De Wever in een debat met onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V) een paar weken geleden nog een terugkeer naar het schoolkamperen. ‘Omdat vrije schoolkeuze voor ons belangrijk is. Mensen kiezen voor een bepaalde school, een pedagogisch project.’ Hij noemt ‘[schoolkamperen] minder erg dan het idee dat je je lot overlaat aan een computersysteem waar parameters in zitten die je niet kent en waar een resultaat uit komt voor jouw kind. En dat resultaat kan dan soms zijn dat de school die je niet gekozen hebt wel de school is waar je moet naartoe gaan.’

Als we even over de overdrijving heen lezen (in werkelijkheid kan je niet naar een school kan gestuurd worden die je niet opgegeven hebt), dan lijkt De Wever dus te pleiten tegen het huidige aanmeldingssysteem omdat het te ingewikkelde en/of weinig vertrouwde parameters zou vertonen, en omdat je ‘je lot overlaat aan een computersysteem’. En hierbij gaat het wel degelijk over een fundamentele zaak, die in zijn beginsel los staat van het gebruik (al dan niet) van computers: eerst komt eerst maalt versus lottrekking.

Bij lottrekking laat je je lot over aan willekeur, en verlies je zo (het gevoel van) controle, terwijl je bij eerst komt eerst maalt net controle krijgt over de slaagkansen. Vroeger komen dan de anderen ‘volstaat’ inderdaad om een plaats te bemachtigen. Toch verwijst De Wever ook naar een voordeel van aanmeldingssystemen: ‘democratische controle‘.

‘De gemeentebesturen krijgen zeg over de parameters die in die computer worden gestopt. Dus de democratische controle erop, dat is goed.’

Ons schijnt het toe dat De Wever op zoek is naar een situatie met eenvoudige en vertrouwde parameters, waarbij je minder overgeleverd bent aan willekeurige trekking.

Crevits pleit dan weer voor gelijke kansen voor iedereen, met twee keuzes. ‘Als er dan toch, en zeker in het secundair onderwijs is dat zo, meer kandidaten zijn voor een bepaalde school dan er plaatsen zijn, dan heb je twee keuzes’. Ofwel is het eerst komt eerst maalt, ofwel geef je iedereen […] gelijke kans.’ In haar betoog tegen schoolkamperen noemde minister van Onderwijs Hilde Crevits in hetzelfde debat het voorbeeld van een ‘vrouw die alleen is en die shiften moet draaien [en zo] de kans niet heeft om daar te staan aanschuiven’. Het alternatief ziet ze desnoods zonder computer: ‘als meneer De Wever geen computer wil hé, goed, dan gaan we [naar] een bol met al de namen van de kindjes in, en mag er een onschuldige kinderhand voor mij eruit trekken, het is mij al gelijk. Maar ik wil niet dat het het recht is van diegene die het meest tijd of het meest budget heeft, dat die naar een school kan gaan.’

Crevits pleit dus tegen schoolkamperen maar haalt hier niet de evidente tegenargumenten (tijdrovend, onpraktisch,…) aan. Crevits lijkt op zoek naar een situatie waarin mensen met minder tijd en/of budget niet benadeeld worden zoals dat bij schoolkamperen (hoogstwaarschijnlijk) gebeurt. En wie heeft hier geen oor naar?

En voor alle duidelijkheid: geen van beiden wil dat ouders verplicht zouden worden om hun kind te sturen naar een school die ze niet wensen. Crevits zegt hierover: ‘Je kan een paar voorkeurscholen opgeven, en dan moet je [zeker kunnen] zijn dat je kind naar één van die voorkeurscholen mag gaan.’

Willen we nu terug naar schoolkamperen, principe eerst komt eerst maalt? Of willen we, ‘desnoods zonder computer’, naar een bol met kaartjes? We durven denken van niet.

Onze analyse: een hypothetisch systeem

In beide standpunten onderkennen we veel waarheid, maar enkele zaken blijven onderbelicht. Wat zou er fundamenteel verkeerd zijn met computersystemen? Waarom zou dit onverenigbaar zijn met gelijke kansen? En is dit echt een of-ofverhaal: schoolkamperen of gelijke kansen? Is een computer dan geen praktische democratische hefboom om dagenlang wachten in de rij te voorkomen?

Een weekje schoolkamperen, dat kan je van niemand eisen, en al zeker niet van eenoudergezinnen. Computers zijn goed genoeg.

Bij onze analyse gaan we ervan uit dat alles op computer kan gebeuren. Het is nu eenmaal 2019, en een weekje schoolkamperen, dat kan je van niemand eisen, en al zeker niet van eenoudergezinnen. Computers zijn goed genoeg. Ze doen waarvoor ze geprogrammeerd zijn, en de huidige aanpak in Gent toont aan dat de computers niet eens het laatste woord hoeft te hebben. Er wordt wel degelijk door mensen nagedacht over wat er uit het systeem komt. En er worden extra plaatsen gezocht. Er wordt bijgeschaaft. Door mensen, geholpen door computers.

Verder gaan we in onze analyse uit van een gedachte-experiment, met een hypothetisch systeem. Lottrekking of eerst komt eerst maalt: wie beide kampen bezig hoort, kan nog steeds de indruk krijgen dat het hier gaat om een of-ofverhaal, terwijl het perfect een en-enverhaal kan zijn.

Nemen we u dus mee in ons “hypothetische systeem”, waarin we niet alleen met eerste en verdere keuzes werken, maar ook met onmiddellijke plaatsen. “Lottrekking en eerst komt eerst maalt: twee in één.”

Bij de huidige manier van aanmelden in Gent gaat het systeem rechtstreeks aan de slag met de eerste en verdere keuzes, waarop het algoritme dan inwerkt. Maar stel nu dat er ook onmiddellijke plaatsen zouden zijn, in een aanmeldingssysteem dat bij uitzondering ook plaatsen toewijst volgens het principe eerst komt eerst maalt, met verdeling van plaatsen vanaf een vooraf aangekondigd tijdstip.

Daarbij zouden de eersten die aanmelden ogenblikkelijk ‘beet’ hebben, met onmiddellijke plaatsen. Het is al jaren de manier van werken bij tickets voor concerten en festivals zoals Tomorrowland, maar dergelijke systemen hebben inmiddels ook ingang gevonden in organisaties die heel veel gemeen hebben met scholen: jeugdbewegingen en sportverenigingen. Dit is dus al lang geen exotisch gebeuren meer, maar integendeel een denkbare manier van werken. In dit systeem zouden plaatsen voor scholen dus in een eerste fase volgens een principe van eerst komt eerst maalt verdeeld worden, met een vooraf bepaald aantal onmiddellijke plaatsen. Dit aantal is een parameter, die in principe tegemoet zou kunnen komen aan de nood van democratische controle. Het aantal onmiddellijke plaatsen zou dan vooraf vastgelegd worden, en zou dan beslist kunnen worden op niveau van een gemeente of scholengroep, maar ook op niveau van een individuele school — dit zou dan voer voor beleidsmakers zijn. En de onmiddellijke plaatsen zouden de werking van de wachtlijsten niet in de weg staan, integendeel: de niet-onmiddellijke plaatsen zouden vervolgens in een tweede fase toegekend worden aan kinderen die intekenden op de wachtlijsten, volgens het inmiddels bekende algoritme met eerste keuzes en verdere keuzes. Schoolkamperen opgelost, en nog steeds eerst komt eerst maalt, en basta. Simpel toch?

Drie opties, en een aanbeveling

Helaas is het zo simpel niet. Bij de keuze van die beleidsparameter kan er vanalles mis gaan. Laten we ons hier toespitsen op drie opties om dit te verhelderen: “alle”, “geen enkele”, of “pakweg de helft” van de plaatsen voorzien als onmiddellijke plaatsen, nog steeds vertrekkend van ons hypothetisch systeem. De democratische controle bestaat er dan in dat scholen of scholengroepen in overleg met beleidsmakers voor één van deze opties zouden gaan.

1. Alle — Als alle plaatsen onmiddellijke plaatsen worden, dan lost men een belangrijk probleem van schoolkamperen op: er wordt geen tijd meer gespendeerd in de fysieke wachtrij, en mensen weten direct waar ze aan toe zijn. Indien ze naast een plaats grijpen, dan kunnen ze dus letterlijk een minuut later al op zoek gaan naar een nieuwe oplossing voor hun kind. Ongetwijfeld een verbetering ten opzichte van schoolkamperen. Al is dit naar onze inschatting de minst aantrekkelijke optie. Men kan dit als volgt aanvoelen: door de wachtrij aan de schoolpoort letterlijk te projecteren naar een virtuele wachtrij, blijven de extra mogelijkheden van eventuele tweede en derde keuzes onderbenut. Het is immers zo dat lang niet iedereen een strikte vaste eerste keus heeft: voor sommigen zijn twee scholen werkelijk evenwaardige of zo goed als evenwaardige kandidaten. Dit opent deuren naar een meer elegante toewijzing. Als alle plaatsen onmiddellijke plaatsen worden, dan blijft dit potentieel onderbenut, en eindigen er veel leerlingen simpelweg zonder ticket.

2. Pakweg de helft — Als pakweg de helft van de plaatsen onmiddellijke plaatsen worden, doet iedereen water bij de wijn. Het is een middenweg waarin de meest stipte aanmelders beloond worden, volgens principe eerst komt eerst maalt, zonder dat snelheid allesbepalend wordt. Een beetje zoals het huidige systeem, want daar is ook al een voorafgaande periode voorzien voor mensen die rechtstreeks kunnen intekenen (zoals broertjes en zusjes), alvorens de algemene inschrijving opengaat. En waarin tweede en derde keuzes, met hun voordelen van meer elegante toewijzing, ook aanwezig zijn. Het lijkt een sterke optie. Maar er hapert iets. Vooreerst het bezwaar dat hierboven al aangehaald is: hoe meer mensen een tweede en derde keuze opgeven, hoe eleganter de toewijzing. Wie een onmiddellijke plaats heeft, valt buiten deze rekening. Je fnuikt dus eigenlijk pakweg de helft van het potentieel van elegante toewijzing. En dan is er nog een probleem: wat met onderlinge verschillen tussen scholen? Enerzijds kunnen scholen extra leerlingen aantrekken door veel onmiddellijke plaatsen aan te bieden: wie bij ons komt, heeft direct zekerheid. Maar omgekeerd zullen er ook scholen zijn die net minder onmiddellijke plaatsen willen aanbieden.

Zolang men werkt met onmiddellijke plaatsen, dan blijft het probleem dat ook aan schoolkamperen kleeft bestaan.

Want scholen waarvan de onmiddellijke plaatsen direct de deur uit zijn, dat zijn vast goede scholen? Zolang men werkt met onmiddellijke plaatsen, dan blijft het probleem dat ook aan schoolkamperen kleeft bestaan. Scholen waar de plaatsen schaars zijn, komen beter over naar de buitenwereld. Een soort van reclame. Het is dus zeer de vraag is of alle scholen zomaar zullen kiezen voor “pakweg de helft” als onmiddellijke plaatsen. Integendeel is te vrezen dat er een strategisch spel ontstaat, waarbij sommige scholen radicaal weinig onmiddellijke plaatsen aanbieden, terwijl andere er net heel veel zouden aanbieden. En dan is de sop de kool niet waard, en kan men net zo goed naar een meer eenvoudige optie: geen onmiddellijke plaatsen.

3. Geen enkele — Als geen enkele plaats een onmiddellijke plaats is, dan komen we tot het systeem dat nu actief is in Gent: een systeem dat al een lange weg gegaan is, en dit jaar duidelijk betere resultaten voorlegt dan vorig jaar. En ook het systeem dat onze aanbeveling krijgt. Want enkel in dit systeem wordt het potentieel van eventuele tweede en derde keuzes ten volle ontgonnen. Wordt er op eenvoudige manier een alternatief geboden, als de eerste keus niet haalbaar blijkt. En dit kan de schaarste niet oplossen — in sommige scholen is er nu eenmaal meer vraag dan aanbod. Maar het helpt wel.

Conclusie

Onze aanbeveling is dus om van schoolkamperen af te stappen, en geen eerst komt eerst maalt aan te bieden, in de vorm van onmiddellijke plaatsen of in welke vorm dan ook. Enerzijds, omdat het het potentieel geboden door eventuele tweede en derde keuzes onbenut zou laten, en zo al te veel kinderen zonder ticket zou doen eindigen. Anderzijds, omdat het de deur zou openzetten naar strategische toestanden, waarbij de ene school heel veel onmiddellijke plaatsen zou kunnen aanbieden, en de andere net veel te weinig. Waardoor we, via reductio ad absurdum, moeten vaststellen dat het huidige aanmeldingssysteem zoals we het bijvoorbeeld kennen in Gent wel degelijk een geschikte vorm heeft.

Maar pleiten wij nu voor een status quo? Wel integendeel. Hierboven vermeldden we al dat de timing beter zal moeten. Maar nog belangrijk is dat de huidige wildgroei aan aanmeldingssystemen in Vlaanderen — wij telden er minstens tien — ons tot nadenken moet stemmen.

Want als we nadenken over het potentieel van tweede en derde keuzes, hebben we dan niet alle baat bij een gecentraliseerd systeem, zoals een Vlaams systeem? Zo zouden minder kinderen zonder ticket eindigen. En als we de problemen van onderlinge timing willen voorkomen, hierboven aangehaald voor de stad en de randgemeenten, hebben we dan geen nood aan een gecentraliseerd systeem?

Het zijn prangende vragen, en ondergeschrevenen durven verontwaardigd te zijn dat zelfs de meest recente regelgeving het niet heeft over gecentraliseerde aanmeldingssystemen, maar enkel over digitale aanmeldingssystemen. Dit zijn in de praktijk eilandjes van soms slechts één school groot, waardoor er geen enkel voordeel kan gehaald worden uit tweede of derde keuzes, en het probleem van onderlinge timing tussen scholen zich nog even hard als vroeger laat gelden. Afhankelijk van het beleid, beste leiders. En niet terug naar schoolkamperen, nee dat echt niet. Plus est en vous!

Wouter Rogiest is onderzoeker aan de UGent met specialisatie in ICT en wachtlijntheorie. Bart Mesuere is onderzoeker aan Ugent, vakgroep Toegepaste Wiskunde, Informatica en Statistiek. Ze schrijven dit artikel onafhankelijk en uit eigen naam.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content