Yves T'Sjoen

‘Aandacht voor taal en meertaligheid is nodig om meer kleur in de auditoria te brengen’

Yves T'Sjoen Hoogleraar moderne Nederlandse literatuur (UGent) en verbonden aan de Universiteit Stellenbosch

‘De Gentse studentenpopulatie is te weinig cultureel gedifferentieerd, geen spiegel van de gekleurde klassen in het middelbaar onderwijs waar Nederlands wordt gegeven’, schrijft professor Yves T’Sjoen bij de start van de nieuwe educatieve masteropleidingen aan de UGent.

In een veelkleurige wereld van culturele diversiteit en meertaligheid is het opmerkelijk dat universiteitsaula’s van Vlaamse universiteiten nog steeds zo wit zijn. In De Zondag van begin deze maand becommentarieerde Raymonda Verdyck (GO!) een van de pijnpunten van het onderwijs: ‘Het gebrek aan diversiteit onder leerkrachten. In de lerarenopleiding zitten vooral ‘witte middenklasse-jongeren die nauwelijks in aanraking komen met diversiteit’. Gesprekspartner in het interview, Lieven Boeve (directeur van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen), stelt dat ‘een tweede democratisering van het onderwijs’ noodzakelijk is: ‘Willen wij nieuwkomers wel alle kansen geven? Willen wij hen volwaardig opnemen in onze samenleving?’

Waren dit maar retorische vragen, dacht ik tijdens het lezen, en ik stel ze mij opnieuw nu morgen de vernieuwde edumaster aan de Universiteit Gent van start gaat.

Canon als discussiepunt

De participatie van jongeren met een migratieachtergrond in het universitair onderwijs is bedroevend laag. De universiteitsaula’s zijn geenszins een afspiegeling van het maatschappelijk weefsel. De universiteiten stellen veel in het werk om bredere lagen van de bevolking te bereiken, en dus een toenemende groep van jongeren te engageren. Jonge mensen die veelal hier zijn geboren en getogen maar de weg naar het hoger onderwijs niet of nauwelijks vinden. Mogelijk is een van de hinderpalen wat Verdyck als fait accompli naar voren schuift: ‘Wie vroeg naar school gaat, bouwt een voorsprong op. Ik denk aan de taalverwerving, maar ook de verwerving van onze cultuur.’

De hamvraag is natuurlijk wat de vertegenwoordiger van het onderwijs van de Vlaamse gemeenschap verstaat onder ‘onze cultuur’. Over de ‘Vlaamse canon’ is de afgelopen weken veel inkt gevloeid, de storm is tijdelijk gaan liggen. Uit de debatten en opiniestukken mag blijken dat geen consensus bestaat over wat een canon precies behelst. Of een canon überhaupt nodig is en wie de samenstelling bepaalt, hoe dynamisch of statisch hij dan wel is. In een geglobaliseerde wereld is cultuur geen exclusief binnenlands product, geen statisch gebouw van onomkeerbare data en onweerlegbare visies. Maar een volatiel en open biotoop waarin zogeheten nieuwkomers ook hun aandeel hebben, waarin de beeldvorming van en het discours over wat we cultuur noemen geen unisonore aangelegenheid is . Cultuur is een dialoog, of beter een onstandvastige polyfonie. De canon hoogstens een forum voor discussie, met de bedoeling ieder compromis meteen weer ter discussie te stellen. Opiniemakers en collega’s hebben de voorbije weken soortgelijke standpunten naar voren geschoven. De Vlaamse canon of Vlaamse culturele identiteit bestaat alleen in het hoofd van diegenen die zich erover uitspreken. Zij is niet het privilege van een elite, een ideologie, een geschiedenis, laat staan een politieke partij.

Masteropleiding en culturele diversiteit

Wanneer de topman van de katholieke onderwijskoepel een oproep lanceert voor ‘een tweede democratisering van het onderwijs’, ruim vijftig jaar na de jaren zestig, dan is dit niet alleen veelzeggend. De realisatie van dit voornemen is een ander paar mouwen. Indien het basis- en middelbaar onderwijs er niet in slaagt in de doelstellingen (het bewustzijn van) diversiteit hoger op de agenda te plaatsen, studenten SLO (lerarenopleiding) bewuster te maken van een volstrekt ander doelpubliek dan pakweg twee of drie decennia geleden, dan is de uitspraak een slag in het water. Niet alleen de lerarenopleiding veronderstelt een grondige herziening. De handboeken met begin- en eindcompetenties dienen grondig te worden herschreven. Startende leerkrachten, vers van de schoolbanken, ervaren naar verluidt een ware ‘cultuurshock’ wanneer ze voor een veelkleurige klas staan. Indien dat het geval is moeten het onderwijsaanbod en de verwachtingshorizon worden herzien.

De nieuw geconcipieerde Educatieve Master, dit academiejaar operationeel, biedt ongekende mogelijkheden. De masteropleiding legt de lat noodgedwongen hoog en wil tegemoet komen aan desiderata die hier en in interviews worden naar voren geschoven. Het nijpend lerarentekort, niet alleen voor talen maar ook voor wiskunde en wetenschappen, is een aanleiding om de opleiding en dus ook de job weer aantrekkelijker te maken, meer maatschappelijk respect af te dwingen. De opleidingsverantwoordelijkheid voor de nieuwe master is ontzettend groot.

Taalverwerving en cultureel bewustzijn

Taalverwerving is inderdaad een cruciaal gegeven. Het onderwijs moet de gelegenheid bieden aan ‘nieuwkomers’ en niet uitsluitend niet-Nederlandstalige moedertaalsprekers, om op jonge leeftijd de taal van onze regio te leren. Geen tussentaal of een lokale variëteit maar goed Nederlands. Een uitstekende taalbeheersing is fundamenteel om onderwijstrajecten met succes te volgen en in de maatschappij te functioneren. Het hoger onderwijs moet in die richting meegaan. Een voorwaarde voor meer kleur in de auditoria is aandacht voor taal, voor meertaligheid, te beginnen met onderwijs in het Nederlands. Wie de taal beheerst, kan ook in niet-taalvakken (in het Nederlands gedoceerd) excelleren. Het is de verantwoordelijkheid van hogescholen en universiteiten te blijven investeren in Nederlandstalig onderwijs, en de leraren van morgen een opleiding aan te bieden op maat van de superdiverse maatschappij waarin ze het beroep zullen uitoefenen.

Breek de canon open en kijk naar buiten

In het curriculum van middelbare scholen en universitair onderwijs, met aandacht voor taalvaardigheid, begrijpend lezen, kritisch denken en nieuwsgierigheid, kan niet langer worden volstaan met het doceren van de Nederlandse en Vlaamse canon. Het concept van de Nederlandse literatuur is met de maatschappelijke veranderingen ook aanzienlijk gewijzigd. Willen we belangstelling blijven generen voor de literatuur in ons taalgebied, moet de omgang met dat concept dynamischer en opener zijn. In een wereld van culturele diversiteit en meertaligheid wacht ook voor de neerlandistiek een aanzienlijke uitdaging. Collega Matthijs Sanders wees daar onlangs ook op. Nederlandse literatuur wordt voortaan beter in internationaal perspectief gelezen en bestudeerd, met aandacht voor de specificiteit van Nederlandstalige literaire teksten tegen de achtergrond van een wereld in transitie.

Het heeft geen zin vandaag alleen canonieke teksten te bespreken uit de schatkamer der Nederlandse letteren in een verondersteld maar onbestaand mono-cultureel perspectief. Studenten van de Educatieve Master, binnenkort voor een gekleurde klas waarin culturele diversiteit de samenstelling bepaalt, zijn méér gebaat bij een internationale kijk, bijvoorbeeld op literatuur, dan een eendimensionale en dus reductionistische visie op Nederlandstalige literatuur. Door hun leerlingen te prikkelen, met bijvoorbeeld spannende verhalen over cultuurtransmissies en dialogen tussen literaturen in verschillende talen, zullen zij ertoe bijdragen dat de immense kloof tussen de middelbare school en de universiteit makkelijker te overbruggen is. Laten we literatuur hoe dan ook meer ruimte bieden op school. Wat we Nederlandse literatuur noemen, is een brede passe-partout. De multiculturele belangstelling wordt erdoor aangescherpt, het blikveld verbreed, de wereld en de mensen worden rijker.

Veeltaligheid van de Nederlandse literatuur

De voorwaarde voor deelname van niet uitsluitend ‘witte middenklasse-jongeren’ aan een lerarenopleiding in het hoger onderwijs is dan wel dat die studenten (‘nieuwkomers’) zich aangesproken weten, met een opleidingsomgeving worden geconfronteerd die van deze tijd is. Een veroordeling om ‘onze cultuur’ te moeten verwerven, wat die ook moge zijn, kan niet het uitgangspunt zijn. Mijn vurige wens is over Nederlandstalige literatuur te kunnen spreken voor een veelgekleurd publiek, met studenten teksten te lezen die zij aan andere cultuur- en taalgebieden ontlenen: in een tweespraak.

De Taalunie Zomercursus Nederlands, met jaarlijks 120 buitenlandse studenten, en de vele gastcolleges op uitnodiging van buitenlandse docenten, lossen voor mij de verwachtingen in. In die tweespraak kan ik iets vertellen over wat ik beschouw als Nederlandse literatuur. De Gentse studentenpopulatie, bijvoorbeeld in de opleiding Taal- en Letterkunde (Nederlands), is te weinig cultureel gedifferentieerd, geen spiegel van de gekleurde klassen in het middelbaar onderwijs waar Nederlands wordt gegeven. Met studenten Nederlands, in de nabije toekomst hopelijk niet uitsluitend een groep bestaande uit ‘witte middenklasse-jongeren’, wens ik op die manier over onze literatuur in het meervoud te spreken. Literatuur, ook in het Nederlands, als een flonkerende regenboog van veeltaligheid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content