Ondernemer wordt politicus: ‘Plots lijkt het alsof je authenticiteit mist’

Slechts 14 pro­cent – of een op de zeven – van alle Vla­min­gen die zich kan­di­daat stel­len voor een zitje in de Kamer of het Vlaams Par­le­ment, is zelf­stan­di­ge. Daniëlle Vanwesenbeeck is daar een van.

Nooit gedacht dat ik zou rondrijden met in mijn koffer een emmer met lijm en een borstel. Als ik voorbij een plakkaat rijd waarop mijn affiche nog niet hangt, stop ik en plak ik. Ik roep ’s avonds bij schemer een paar vrienden samen en we ‘doen de borden’. Wie mij overplakt, krijgt een koekje van eigen deeg. Het heeft iets van een jeugdbeweging : het is wij tegen zij. Onlangs onthulde iemand hoe je ervoor kan zorgen dat de affiches niet loskomen als het regent: je mengt houtlijm onder je behangerslijm. Ik waan me weer even in de jeugdbeweging: we moeten zorgen dat ons kamp de wimpel binnenhaalt.

Ik kom voor het eerst op voor de verkiezingen en heb zes weken campagne voeren achter de rug. En ik heb ontzettend veel geleerd. Ik sta in het gewone leven aan het hoofd van een kleine onderneming en heb 16 werknemers in dienst die ik betaal om de neuzen in dezelfde richting te laten wijzen. Ik wijs hen de weg, en zij volgen mijn strategie. Maar dat is wel even anders tijdens een politieke campagne. Er staat geen ploeg van mensen klaar die je meteen onvoorwaardelijk steunt. Die je bij nacht en ontij met raad en daad bijstaat. Als nieuweling sta je er tijdens een campagne alleen voor. De campagne begint bij het overtuigen van je eigen achterban.

In mijn enthousiasme was ik dat uit het oog verloren. Ik moest eerst credibiliteit opbouwen bij de lokale afdeling van de partij. Want die sluiten een newbie niet zomaar in hun rangen. In ondernemerskringen kennen ze me, ze weten waar ik voor sta, maar de lokale militanten, die niet. Ik moest eerst hen overtuigen van mijn engagement, van mijn goede bedoelingen, van mijn volgehouden wil om er voor te gaan. En dus ben ik opnieuw begonnen, eerst in de eigen achtertuin. Pas als de militanten mijn uitgestoken hand hadden aangenomen, was ik klaar voor de volgende stap.

Er bestaat geen handboek ‘campagne voeren’. Ik werd in het water gesmeten en moest maar zorgen dat ik boven dreef. Ik werd overstelpt met tientallen uitnodigingen voor verkiezingsmeetings, pensenkermissen en koffietafels. Op welke moest ik ingaan, en welke zijn minder relevant? Ik moest het alleen uitzoeken. En dan stap je als nieuweling zo’n zaal binnen waar niemand je kent. Moet ik nu iedereen handjes geven, of eerder een afwachtende houding aannemen? Ik deed dan maar wat ik gewoon was als bedrijfsleider: mezelf voorstellen en praten over wat mij passioneert. En dan merk je plots dat er wordt geluisterd.

En toch verandert er iets. De mensen reageren anders dan voor je politiek engagement. Alles wordt bekeken in functie van de verkiezingen. Het lijkt alsof je plots authenticiteit mist. Als ik iemand een pint trakteer, wordt smalend gezegd dat ik campagne voer. Als ik een compliment geeft, lijkt het alsof ik er iets voor wil terug krijgen. Een vriend zei me in dat verband: ‘You’ve crossed the line, my dear.’

Terwijl ik eigenlijk vooral eerder wil luisteren dan spreken. Onlangs stopte ik bij een groepje arbeiders van Infrabel. Zes stoere mannen in dikke fluo pakken, die zwetend en kromgebogen aan het spoor aan het werken waren. Ik deelde mijn kaartjes uit en vertelde hen dat ik wil opkomen voor de rechten van de ondernemers. De mannen waren niet onder de indruk en vroegen mij waarom zij in godsnaam langer zouden moeten werken, zoals in vele partijprogramma’s staat. ‘Niet vol te houden, mevrouw, in onze job’. En dan wordt je verhaal plots genuanceerder, omdat je ook andere belangen leert kennen.

Voor mij is de campagne nu al geslaagd. Mijn leven is nu al zoveel rijker geworden. Ik heb honderden verhalen gehoord, van ondernemers en van werknemers, van zelfstandigen en van bedienden, van werkenden en van werklozen. Ik heb geluisterd en ik heb gesproken. En ik heb geleerd wat ik eigenlijk al wist: dat de politiek meer de taal van de mensen moet spreken. Dat de politiek niet in stellingen mag blijven hangen, maar in concrete oplossingen moet denken.

Nog een paar dagen rij ik rond met een pot lijm in mijn auto. Iemand waarschuwde me voor plakploegen die glasscherven onder de lijm mengen, zodat je hand open ligt als je een affiche overplakt. Het schrikt me niet af, maar ik verbazing keek er wel vreemd van op. Campagne voeren is als op kamp gaan met de jeugdbeweging: één groot avontuur. Maar ik word er vooral gelukkiger van: van de sfeer, van de mensen, van het enthousiasme.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content