‘Onder de noemer depressie gaat de grootste verscheidenheid schuil’

© dinoillustrations.com

‘De mens is geen biologische machine’, zegt Mattias Desmet, hoogleraar en psychotherapeut (Universiteit Gent), die op 17 december de Junior Wim Trijsburgprijs van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie ontving, voor zijn bijzonder onderzoek rond psychotherapie.

De essentie van Desmets onderzoek gaat om het streven naar objectiviteit in de psychologie. Hoe moet je daartoe komen? Desmet gelooft dat het in zijn vakgebied over een andere boeg moet. In plaats van te zoeken naar statistische verbanden in zo groot mogelijke steekproeven, zouden psychologen zich op de eerste plaats moeten toeleggen op het gedetailleerd in kaart brengen van individuele gevallen, om op grond daarvan theoretische modellen proberen te ontwikkelen.

Wat loopt er mis in de psychologie?

Mattias Desmet: Er zijn heel ernstige problemen in de psychologie en de psychotherapie, zowel op het vlak van het wetenschappelijk onderzoek als op het vlak van de klinische praktijk en hulpverlening. Neem het wetenschappelijk onderzoek. Psychotherapie wordt verondersteld een evidencebased _ wetenschappelijk gefundeerde _ behandelvorm te zijn. Maar de eisen die normaal gesproken aan wetenschappelijk onderzoek worden gesteld, bijvoorbeeld de reproduceerbaarheid van het onderzoek, worden in de psychologie zelden of nooit ingewilligd. Er is ook massaal veel fraude en slordig onderzoek. Op wetenschappelijk vlak verkeert de psychologie al vijftien jaar in een diepe crisis. Hetzelfde geldt overigens voor de geneeskunde en de economie.

Wat is de oorzaak van die crisis?

Desmet: De belangrijkste oorzaak, betoog ik in mijn boek The Pursuit of Objectivity in Psychology, is dat onderzoekers methodes hanteren die heel slecht zijn afgestemd op het onderzochte object. Het innerlijke leven en het gedrag van mensen zijn complexe en dynamische fenomenen. Die complexiteit kun je niet onderzoeken met de rigide methodes die nu vaak in de psychologie worden gebruikt. Dat doet men in de natuurwetenschappen, waaraan de psychologie graag een voorbeeld wil nemen, ook niet. In de fysica veronderstelt men alleen strikte voorspelbaarheid bij mechanistische fenomenen. Als je op de knop van een machine duwt, zal het effect in principe altijd hetzelfde zijn, en als je de machine kent, zul je dat effect ook kunnen voorspellen. Bij complexe en dynamische systemen lukt dat niet. Minimale veranderingen in de omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat zulke systemen radicaal anders reageren.

Het probleem in de psychologie is dat men de menselijke psyche _ een bij uitstek complex en dynamisch systeem _ als een mechanistisch systeem onderzoekt. Neem de vragenlijst als meetmethode. Men gaat ervan uit dat iedereen een vraag op dezelfde manier zal interpreteren. Heel vreemd. Want als je aan één persoon vraagt om op een schaal van 0 tot 4 aan te geven hoe goed hij zich voelt, zal zijn ‘2’ iets totaal anders betekenen dan de ‘2’ van een andere persoon. Psychologische tests zijn geen objectieve metingen. Als je een persoonlijkheidstrek in een groep mensen meet met één meetinstrument, en je meet dezelfde persoonlijkheidstrek in dezelfde groep, maar met een ander instrument, zul je vaak nauwelijks een verband tussen die twee metingen vinden. En het kan nog problematischer. Als je vandaag een persoonlijkheidstrek waarneemt met meetinstrument A, en je doet dat een paar dagen later opnieuw, zal het resultaat telkens helemaal anders zijn.

Het menselijk functioneren laat zich niet vatten in de vragenlijsten waarmee psychologen de zaken proberen te objectiveren?

Desmet: Nee, en soortgelijke problemen zie je in de psychologische diagnostiek. Mijn onderzoeksgroep heeft onlangs een grote studie gedaan naar psychotherapie bij depressie. Daarvoor hebben we honderd mensen geselecteerd die strikt aan de criteria van een depressieve stoornis beantwoorden. Vervolgens hebben we al die gevallen apart bestudeerd. En hoewel al die mensen volgens de criteria als depressief golden, waren ze geenszins met elkaar te vergelijken. Sommigen schreven hun depressie toe aan een trauma dat ze hadden meegemaakt. Anderen aan een enorme ontgoocheling in de liefde. Nog anderen aan het gevoel dat ze steeds maar proberen om aan idealen van anderen te beantwoorden. Nog anderen aan het feit dat ze nooit met hun homoseksualiteit naar buiten zijn durven te komen. Onder de noemer depressie ging dus de grootste verscheidenheid schuil. Daaruit volgt ook dat de lengte van de therapie en de therapeutische technieken, zelfs bij mensen met eenzelfde diagnose, heel sterk kunnen variëren.

Moet de psychologie dan elke aanspraak op objectiviteit laten varen?

Desmet: Nee, we moeten blijven streven naar objectiviteit en we moeten blijven proberen om psychische fenomenen te meten. Maar we moeten ons fundamenteel bezinnen over hoe we dat doen. En we moeten beseffen dat zelfs de allerbeste modellen nooit zullen kunnen voorspellen hoe een mens in de toekomst zal denken, voelen of zich gedragen.

Zelfs de allerbeste modellen zullen nooit kunnen voorspellen hoe een mens in de toekomst zal denken, voelen of zich gedragen.

U wilt het over een andere boeg gooien. Onderzoekers moeten zich volgens u op de eerste plaats toeleggen op gevalsstudies, uitgebreide beschrijvingen van individuele cases. Met dat doel voor ogen bent u gestart met het uitbouwen een internationaal zogenaamd ‘single case-archief’?

Desmet: Klopt. Dat is een project dat ik samen met collega-professor Reitske Meganck ben gestart. Het doel van dat online-archief, dat momenteel circa 4000 gevalsstudies bevat, is ervoor te zorgen dat onderzoekers en praktijkmensen vlot bestaande gevalsstudies kunnen opzoeken en raadplegen. De eerste stap naar betere onderzoeksmethodes en een uitweg uit de crisis is namelijk erkennen dat we mensen geval per geval en in hun totaliteit moeten beschrijven. Tot voor de Tweede Wereldoorlog déden psychologen dat ook. Toen is volgens mij ook de grootste vooruitgang in de psychologie gemaakt. Maar door het nazisme is de Europese onderzoekstraditie in de psychologie uitgewist en heeft de Angelsaksische onderzoekstraditie de overhand gekregen. Die is heel sterk gericht op het proberen te detecteren van universele wetmatigheden in het psychisch functioneren. Daartoe gaat men in grote steekproeven statistische verbanden onderzoeken, zonder ooit af te dalen tot het niveau van de individuele gevallen. Terwijl ik ervan overtuigd ben dat we juist omgekeerd te werk moeten gaan, namelijk vertrekken bij de studie van unieke gevallen, en van daaruit proberen tot universele uitspraken te komen.

De Angelsaksische onderzoekstraditie is een doodlopend spoor gebleken?

Desmet: Dat laat de huidige crisis in de psychologie in elk geval zien. Maar of het besef dat we op een doodlopend spoor zitten snel zal doordringen, is nog maar de vraag. Nogal wat onderzoekers, therapeuten en andere hulpverleners zijn het met mij eens. Maar de academische wereld is een log systeem, met veel gevestigde waarden die carrière hebben gemaakt met een vorm van onderzoek die nu weliswaar ter discussie staat, maar waarmee die mensen zich sterk identificeren. Daarom zal het roer omgooien niet makkelijk zijn.

‘De academische wereld is een log systeem met veel gevestigde waarden. Daarom zal het roer omgooien niet makkelijk zijn.’

Heeft de benadering waarvoor u pleit ook gevolgen voor het beleid?

Desmet: Zeker. Als we accepteren dat psychische processen per definitie onvoorspelbaar zijn, zal de grootste uitdaging voor beleidsmakers erin bestaan om psychologen het vertrouwen te geven dat ze nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen. Ik begrijp dat beleidsmensen garanties vragen in ruil voor het terugbetalen van psychologische zorg. Maar men zal moeten aanvaarden dat een therapeut nooit vooraf kan zeggen hoeveel sessies hij nodig zal hebben, noch welke therapeutische interventies hij zal doen of welk resultaat hij daarmee zal boeken. Een overheid mag niet de indruk wekken dat je in tien sessies van een depressie kunt genezen. Dat is onhaalbaar en werkt bovendien schuldinducerend, bij al die patiënten die daar niet in slagen.

Moeten beleidsmakers dan met middelen voor psychologische zorg over de brug komen zonder enige resultaatsverbintenis?

Desmet: Een absolute garantie op resultaat binnen een bepaald aantal sessies is gewoon onmogelijk. Maar dat geldt voor elke behandeling. Gek genoeg vraagt men die resultaatsverbintenis niet van farmaceutische benaderingen. Bij antidepressiva, waarvan er per jaar in België 330 miljoen dosissen worden geslikt, eist de overheid geen bewijs van werkzaamheid. Die behandeling wordt terugbetaald, hoe lang ze ook duurt. Terwijl er meer redenen zijn om te twijfelen aan de effectiviteit van antidepressiva dan aan de effectiviteit van psychotherapie. Dat men dit gegeven negeert, heeft te maken met ons dominante mensbeeld, dat heel reductionistisch is. Men gelooft nu eenmaal graag dat de mens een biologische gedetermineerde machine is. Wat wetenschappelijke nonsens is, is als je het mij vraagt, en eigenlijk gewoon een ordinair vooroordeel.

Uw werk wordt nu bekroond, maar uw boek The Pursuit of Objectivity stoot naar verluidt ook op sterke weerstand. Sommige collega’s zouden alles uit de kast halen om te voorkomen dat uw ideeën ingang vinden.

Desmet: Kras, niet? Dat laat wederom de lamentabele toestand van de psychologische wetenschap zien. Men voelt zich enorm kwetsbaar, en is dat in zekere zin natuurlijk ook. Mijn boek roept heftige reacties op, zowel in positieve als in negatieve zin. Het is in het buitenland in twee universitaire opleidingen meteen als verplichte literatuur op het curriculum gezet. Maar er zijn inderdaad ook collega’s die actief proberen te verhinderen dat ik mijn ideeën aan studenten kenbaar maak. Ze beweren dat ik onwetenschappelijk te werk ga. Mijn antwoord is dat hun oordeel stoelt op een verouderd, mechanistisch wetenschapsmodel waarmee je in de psychologie weinig kunt beginnen. Laten we hopen dat de universiteit ervoor zorgt dat alle meningen aan bod kunnen blijven komen, en dat er op die manier een productief debat kan ontstaan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content