Ann Peuteman

‘Om mensen langer aan het werk te houden, moeten we hen respecteren in plaats van gedogen’

Loopbanen moeten flexibeler worden en iedereen moet langer werken. ‘Mooie theorie’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman. ‘Maar moeilijk in de praktijk te brengen in bedrijven waar je als late veertiger al te oud bent om in dienst genomen te worden en als late vijftiger op niet al te veel respect meer hoeft te rekenen.’

Weet u waarover Ann Peuteman zou moeten schrijven? Stuur uw voorstel dan naar schrijfdaareensietsover@knack.be en misschien leest u er volgende week op deze plek wel een column over.

‘Als je nog van job wil veranderen, moet je het nú doen. Over vijf jaar zit niemand meer op je wachten.’ Het is een waarschuwing die elke veertiger bekend in de oren zal klinken. Rond die leeftijd, als je loopbaan ongeveer halverwege is, vraag je je op een onbewaakt moment wel eens af of je tot aan je pensioen op dezelfde stoel wil blijven zitten. Krijg je er later geen spijt van dat je niet meer voor die laatste carrièreswitch bent gegaan? Een collega-journalist verklaarde zijn overstap naar een ander medium onlangs met de woorden: ‘Ik moest dit wel doen, want het is mijn laatste kans.’ Hij was net 50, had nog minstens vijftien jaar werken voor de boeg, maar was er toch van overtuigd dat er zich geen nieuwe kansen meer zouden aandienen. En wellicht had hij het nog bij het rechte eind ook.

Zo ergens rond je 45ste ben je voor sommige werkgevers al niet meer zo interessant. Door je anciënniteit ben je dan al behoorlijk duur, je bent niet meer zo kneedbar en hebt ook minder zin om bij de minste aanleiding in het diepe te springen omdat je baas dat nu eenmaal een goed idee vindt. Een vriend van 47, met een behoorlijk indrukwekkend cv, die onlangs solliciteerde voor een job bij een multinational kreeg onomwonden te horen dat hij het perfecte profiel had maar wel een beetje oud was. Dat zal ook wel te maken hebben gehad met het feit dat de baas die hij zou krijgen minstens tien jaar jonger was dan hij. ‘Niet alleen leert de ervaring dat nogal wat werknemers het moeilijk hebben om te werken voor een leidinggevende met veel minder ervaring, het maakt de chef zelf soms ook heel onzeker’, legde een HR-manager me een tijd geleden uit.

'Om mensen langer aan het werk te houden, moeten we hen respecteren in plaats van gedogen'
© iStock

Mag ik dan even glimlachen als ik weer eens een politicus hoor beweren dat iedereen nu wel heeft begrepen dat we langer zullen moeten werken? Het klopt dat de meeste mensen de noodzaak daarvan inzien. Toch worden werknemers nog in veel bedrijven, van banken tot voedingsproducenten, zo rond hun 58ste bij een zalvende dame van de personeelsdienst geroepen met de vraag hoe ze de rest van hun loopbaan zien. Met andere woorden: wanneer zijn ze van plan om op te hoepelen? Niet dat hun inzet en ervaring niet wordt gewaardeerd, maar ze kosten wel erg veel geld, het is weinig rendabel om hen nog die dure bijscholing te laten volgen en het lijkt ook verloren energie om nog een rol voor hen te verzinnen bij de volgende reorganisatie of verhuizing. Sommigen gaan daar – al dan niet opgelucht – op in, andere houden voet bij stuk en blijven. Maar erg gewenst voelen ze zich dan meestal niet meer. Natuurlijk zijn er meer en meer bedrijven die echt werk maken van uitbolbanen en mentorschappen, maar op behoorlijk wat plaatsen blijft het nog vooral een langgerekt afscheid. En dan heb ik het nog niet eens over vijftigers en zestigers die de pech hebben om hun baan te verliezen doordat hun bedrijf failliet gaat of een grote besparingsoperatie doorvoert.

Natuurlijk zijn de tijden veranderd, is er minder geld en moet iedereen langer werken. En ja, misschien is het een goed idee om lonen niet meer gelijk te laten opgaan met anciënniteit en loopbanen ook op andere manieren flexibeler te maken. Dat staat buiten kijf voor iedereen onder de veertig. Maar laten we niet vergeten dat honderdduizenden mensen iets anders is voorgehouden: als ze maar hard werkten en bijdragen betaalden, zou alles in orde komen. In ruil zouden ze een degelijk pensioen krijgen, maar vooral ook respect. En dat laatste is bijlange niet altijd meer het geval. Nog niet zo lang geleden interviewde ik een jonge zestiger voor een reportage. Hij sprak vol vuur, leek gedreven, allesbehalve uitgeblust. Achteraf vroeg ik hem nieuwsgierig waarom hij op zijn zestigste was gestopt met werken. ‘Op een bepaald moment merkte ik dat de anderen me welwillend lieten uitspreken tijdens vergaderingen’, antwoordde hij. ‘Een beetje zoals kleinkinderen glimlachend toekijken als hun oude opa voor de honderdste keer hetzelfde verhaal vertelt. Ik zag dat ik werd gedoogd in plaats van gerespecteerd, en daar heb ik vriendelijk voor bedankt.’

De hele zomer lang schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman úw verontwaardiging, woede of vervoering neer. Deze week kwam de inspiratie van Gust Van Humbeeck.


Beste Ann,

Zo te zien ben jij nog een jonge mens, in de volle bloei van je leven en zeker van het beroepsleven. Zo was ik ooit ook. Nu word over enkele weken 61. Erg genoeg ben ik al lang afgeschreven. Ik ben de 55 dan ook al voorbij en dat was ooit een gevaarlijke grens. Die grens blijkt nu zelfs veel lager te liggen: mensen van 35 à 40 jaar moeten zich al zorgen beginnen maken.

In 2008 gebeurde wereldwijd, wat niemand ooit gedacht had: ons financieel bestel stortte in of veranderde drastisch. Na 38 jaar hard werken, viel ik op 1 januari 2009 zonder job. Ervaring met hopen, maar niemand had die nog nodig.

Je begint na je schooltijd met geld verdienen en op dat moment sluit je een waterdicht contract met de overheid. Je betaalt heel je loopbaan lang, zonder dat je er iets tegen kan inbrengen, een flink stuk van je inkomen aan Vader Staat. Daartegenover staat: ‘Als het misloopt, zorgen we voor jou. Wees gerust. Slaap op je twee oren. Wees niet bang.’ Ik heb hard gewerkt en goed geboerd. Ik klaag niet. Ik werkte me op van ogenschijnlijk kansloze arbeider tot bedrijfsleider. Ik was dynamisch, flexibel, multifunctioneel, en nog meer van die holle slogans. Ik eerde mijn contract met Vader Staat, betaalde ten volle mijn bijdragen en deed nooit iets in het zwart.

Maar sinds 2008 hebben politici constant de spelregels rond werkloosheid en werklozen veranderd, pensioenleeftijden en -rechten werden aangepast. Van het levenscontract, dat ik en duizenden anderen jarenlang hebben gerespecteerd, hebben ze brandhout gemaakt.

Ik heb nooit meer werk gevonden. Ik trek mijn plan en heb gelukkig in mijn leven goed gespaard. En ik hou me al sinds 2009, met bijzonder veel voldoening, bezig met sociaaleconomische projecten in Congo. Al mijn vergaarde talenten, die hier ter plekke nutteloos blijken te zijn, geef ik nu volledig gratis aan hen die het heel hard nodig hebben.

Voor mezelf hoef ik dus niet te klagen. Ik schrijf je dit voor al diegenen die in dezelfde boot zijn terechtgekomen en misschien niet het geluk gevonden hebben.

Gust

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content