Lisa Fazio

‘Om desinformatie op te sporen, moeten we vechten tegen onze hersenen’

Lisa Fazio Hoogleraar Psychologie aan de Vanderbilt University

Mensen zijn erg slecht in het detecteren van fouten in de informatie die ze aangereikt krijgen. Ze zijn dus ook slecht gewapend tegen manipulatie in de vorm van nepnieuws dat door politici of anderen de wereld wordt ingestuurd. Volgens Lisa Fazio, hoogleraar Psychologie aan de Vanderbilt University, is dat vooral het gevolg van onze psychologische eigenaardigheden.

Laten we beginnen met een korte quiz:

  • In het Bijbelse verhaal: door wie werd Jona opgeslokt?
  • Hoeveel dieren van elke soort nam Mozes mee op de Ark?

Antwoordde je ‘walvis’ op de eerste vraag en ’twee’ op de tweede? Dat doen de meeste mensen, hoewel ze goed weten dat het niet Mozes, maar Noach was die de ark bouwde in het bijbelse verhaal.

Psychologen noemen dat fenomeen de ‘Mozes-illusie’. Het is een voorbeeld van hoe slecht mensen zijn in het oppikken van feitelijke fouten in de wereld rondom hen. Zelfs als ze de juiste informatie kennen, slagen ze er niet in de fouten op te merken en zullen ze de incorrecte informatie zelfs op hun beurt gebruiken in andere situaties.

Onderzoek uit de cognitieve psychologie toont aan dat mensen van nature slechte factcheckers zijn en dat het erg moeilijk is voor ons om de dingen die we lezen of horen te vergelijken met wat we al weten over een onderwerp. In wat het ’tijdperk van fake news‘ genoemd wordt, heeft die kennis belangrijke implicaties voor hoe mensen journalistiek, sociale media en andere publieke informatie opnemen.

Om desinformatie op te sporen, moeten we vechten tegen onze hersenen.

Fouten negeren

De Mozes-illusie is verschillende keren onderzocht sinds de jaren 1980, in verschillende varianten. De belangrijkste vaststelling is dat – zelfs al kennen mensen de juiste informatie – ze een fout niet opmerken en gewoon antwoorden op de vraag.

In de originele studie merkte 80 procent van de deelnemers de fout niet op, ook al antwoordden ze later juist op de vraag ‘Wie nam de dieren mee op de ark?’. Meer nog: de deelnemers waren op voorhand gewaarschuwd dat sommige vragen fouten zouden bevatten.

De Mozes-illusie is een voorbeeld van wat psychologen ‘knowledge neglect’ noemen: mensen bezitten de relevante kennis, maar ze slagen er niet in die te gebruiken.

Mijn collega’s en ik onderzochten dit mechanisme door mensen fictieve verhalen te laten lezen die juiste en foute informatie bevatten over de wereld. Zo is er bijvoorbeeld het verhaal van een personage dat een vakantiejob doet in het planetarium. Sommige informatie is correct, zoals ‘Ik moest een ruimtepak aantrekken. Misschien moest ik er wel uitzien zoals Neil Armstrong, de eerste man op de maan.’ Andere informatie is dat niet, zoals ‘Eerst moest ik alle astronomische feiten leren, zoals hoe ons zonnestelsel in elkaar zit, dat Saturnus de grootste planeet is enzovoorts.’

Vervolgens gaven we de deelnemers verschillende vragen over trivia, en onder meer ook welke planeet in ons zonnestelsel de grootste is. We stelden vast dat de informatie in het verhaal, zowel correcte als incorrect – de lezers had beïnvloed. Ze waren meer geneigd om correct te antwoorden op de vraag wie de eerste man op de maan was, en minder geneigd om Jupiter als grootste planeet te noemen, ten nadele van Saturnus.

Die negatieve effecten van de valse informatie houden ook aan wanneer die rechtstreeks in tegenspraak is met de bestaande kennis. In een andere studie lieten mijn collega’s en ik mensen vragen beantwoorden in de weken voor ze de verhalen te lezen kregen. Zo wisten we dus voor elke deelnemer wat die wist en wat niet. Ze bleken nog steeds de valse informatie op te pikken uit de stukken die ze lazen, en hun voorkennis stond het effect niet in de weg.

Wat kun je eraan doen?

Expertise en een grotere voorkennis zouden kunnen helpen, maar lijken het probleem niet op te lossen. Zelfs biologiestudenten proberen te antwoorden op de vraag ‘Water bevat twee atomen helium en hoeveel atomen zuurstof?’ – hoewel ze meer tegenstand vertonen dan geschiedenisstudenten (en het patroon is omgekeerd voor geschiedkundige vragen).

Veel van de manieren die mijn collega’s en ikzelf hebben onderzocht om de invloed van desinformatie te verminderen, mislukten of maakten de situatie zelfs erger.

Veel van de manieren die mijn collega’s en ikzelf hebben onderzocht om de invloed van desinformatie te verminderen, mislukten of maakten de situatie zelfs erger. Zo dachten we dat de deelnemers de fouten sneller zouden ontdekken als ze meer tijd krijgen om de informatie te verwerken. Daarom presenteerden we de verhalen in een gesproken boek, en vertraagden we het tempo. De deelnemers gebruikten de extra tijd niet om de fouten te detecteren, maar waren juist vatbaarder voor de desinformatie.

Vervolgens probeerden we de belangrijkste informatie extra in de verf te zetten middels een rood lettertype. We drukten de deelnemers op het hart om extra aandacht te besteden aan die informatie, in de hoop dat ze zo de fouten sneller zouden herkennen. Maar ook die strategie maakte het erger: ze waren nog meer geneigd om de fouten te herhalen in een latere proef.

Het enige dat lijkt te helpen, is een houding als professionele factchecker. Als de deelnemers wordt gevraagd om het verhaal te controleren en er fouten uit te halen, zijn ze minder geneigd om fouten over te nemen.

Maar het is belangrijk erop te wijzen dat ook die lezers nog veel fouten missen en ook zij nog desinformatie opnemen uit de verhalen. Zo detecteerden de deelnemers in de laatste test zo’n 30 procent van de fouten, terwijl ze op basis van hun voorkennis 70 procent zouden moeten vinden. Met andere woorden: de aanpak helpt, maar de lezers negeren nog steeds veel fouten en gebruiken verkeerde informatie in hun latere antwoorden.

Onze psychologie doet ons fouten maken

Hoe komt het dat mensen zo slecht zijn in het opsporen van fouten en desinformatie? Psychologen denken dat er minstens twee krachten aan het werk zijn.

Ten eerste vertonen mensen de neiging om te geloven dat dingen juist zijn (tenslotte zijn de meeste dingen die we lezen of horen correct). In feite wijzen sommige studies er op dat we alle verklaringen eerst als juist bestempelen en er vervolgens een cognitieve inspanning nodig is om ze als vals te markeren.

Een tweede oorzaak is dat mensen informatie accepteren als ze dicht genoeg aanleunt bij de correcte informatie. Natuurlijke spraak bevat vaak fouten, pauzes en herhalingen (‘Ze droeg een blauwe, euh zwarte, ja, een zwarte jurk’). Het idee is dat, om een conversatie in gang te houden, we mee moeten gaan met de stroom, en informatie die ‘goed genoeg’ is moeten aanvaarden om verder te kunnen.

Mensen vallen niet voor de illusies als de informatie duidelijk verkeerd is. Ze zullen bijvoorbeeld niet proberen te antwoorden op de vraag ‘Hoeveel dieren van elke soort nam Nixon mee op de Ark?’ en mensen geloven niet dat Pluto de grootste planeet is als ze dat lezen in een fictief verhaal.

Desinformatie detecteren en corrigeren is een moeilijke taak, waarbij we moeten vechten tegen de mechanismen waarmee onze hersenen graag informatie verwerken.

Desinformatie detecteren en corrigeren is een moeilijke taak, waarbij we moeten vechten tegen de mechanismen waarmee onze hersenen graag informatie verwerken. Kritisch denken alleen kan ons niet redden. Onze psychologische eigenaardigheden doen ons vallen voor desinformatie, desinformatie en propaganda. Professionele factcheckers bieden dan ook een essentiële dienst in de jacht op incorrecte informatie. Ze vormen onze beste hoop om fouten te detecteren en te verbeteren, voor iedereen die valse informatie te horen of te lezen krijgt en die zelf gebruikt in onze kennis van de wereld.

Dit opiniestuk verscheen oorspronkelijk bij The Conversation en werd vertaald door IPS.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content