Ewald Engelen

‘Om aantrekkelijk te blijven, zijn de Europese belastingparadijzen een wedren naar beneden begonnen’

Ewald Engelen Ewald Engelen, professor financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam.

De Nederlandse premier Mark Rutte liep vorige week een blauwtje toen hij zijn gecontesteerde plannen moest intrekken voor de afschaffing van een belastingvoordeel voor grote bedrijven. Professor financiële geografie Ewald Engelen legt uit waarom we ook in België dit dossier nauwgezet moeten opvolgen.

Vorige week vrijdag trok de premier van Nederland, Mark Rutte, schielijk het voornemen in om de belasting op bedrijfsdividenden af te schaffen. Die zou de Nederlandse burger per jaar pakweg twee miljard kosten, en een handvol Britse beleggers en buitenlandse schatkisten eenzelfde bedrag opleveren. Met de beslissing van Rutte kwam een einde aan een politieke slapstick die in oktober 2017 begon, toen de coalitie van christendemocraten, sociaaldemocraten en neoconservatieven aantrad die de naam Rutte 3 draagt.

Om aantrekkelijk te blijven, zijn de Europese belastingparadijzen een wedren naar beneden begonnen.

Het afschaffen van die belasting had in geen enkel verkiezingsprogramma gestaan, geen burger had er over kunnen stemmen, en niemand kon goed uitleggen waar het plan vandaan kwam. Vele nachtelijke debatten, en voor de poorten van de hel weggesleepte onthullingen later, bleek dat het eigenlijk maar een bedrijf was geweest dat er om had gevraagd: Unilever. Toevallig ook de voormalige werkgever van de zittende Nederlandse eerste minister.

Toen de Brits-Nederlandse multinational in het voorjaar van 2017 een vijandig bod van de Amerikaanse concurrent Kraft Heinz wist af te slaan, moest het aandeelhouders beloven zijn bedrijfsstructuur simpeler te maken. Het betekende dat van het binationale concern een mono-nationaal concern gemaakt moest worden. In ieder geval was dat de draai die de Nederlandse bestuursvoorzitter, Paul Polman, er aan gaf.

Achter de schermen begon vrijwel ogenblikkelijk een onsmakelijk partijtje touwtrekken tussen de Britse regering en de Nederlandse. Beide landen wilden maar wat graag de paar honderd werknemers huisvesten die in het hoofdkantoor van de multinational werkten. En waren bereid daar miljarden voor in de strijd te werpen.

Polman wist dat het Britse verzet groot zou zijn, zeker tegen de achtergrond van de brexit. En dat hij dus met een cadeautje moest komen. Een pijnpunt was de Nederlandse dividendbelasting. Aandeelhouders uit vrijwel alle andere landen konden die van hun inkomstenbelasting aftrekken. Alleen Britse aandeelhouders niet. Omdat het Verenigd Koninkrijk geen dividendbelasting kent. Als Unilever een Nederlandse onderneming zou worden, zouden zij daar nadeel van ondervinden.

.
.© IMAGEGLOBE

Rutte wilde Polman maar wat graag ter wille te zijn, was bereid zijn hele politieke kapitaal in de strijd te werpen, arrangeerde geheime ontmoetingen tussen ministers en Unilever, sprak zelf meerdere malen met de top van het bedrijf en wist het voorstel uiteindelijk met behulp van gekochte studies en rapporten in de regeringsverklaring te krijgen. Zo blijkt uit de vele reconstructies die Nederlandse kranten de afgelopen weken op basis van de bij Wet opgeëiste documenten, mails en memo’s hebben gepubliceerd.

En toen bleek het afgelopen vrijdag toch allemaal voor niets te zijn geweest. Niet vanwege het grote maatschappelijke verzet tegen een maatregel die veel zou kosten en weinig zou opleveren. Maar omdat Britse aandeelhouders de aanstaande verhuizing niet zagen zitten. Doordat Unilever door de verhuizing uit de Londense beursindex zou vallen, zouden Britse vermogensbeheerders allemaal op hetzelfde moment hun aandelen moeten verkopen. Polman koos eieren voor zijn geld, trok het verhuisplan in, en zette Rutte voor het front van de natie opzichtig voor schut.

Afgelopen dinsdag debatteerde het Nederlandse parlement over een herzien belastingplan. Rutte 3 hevelt de twee miljard euro die het niet afschaffen van de dividendbelasting oplevert over naar een verdere verlaging van de vennootschapsbelasting. Die was 25 procent en wordt nu 20,5 in plaats van 21 procent, terwijl het lage tarief niet naar 16 procent gaat zoals in het regeerakkoord stond maar naar 15 procent. Het kost de belastingbetaler pakweg twee derde van het bedrag dat het niet afschaffen van de dividendbelasting oplevert. De rest gaat naar wat klein grut maar blijft in de fiscale bedrijfskolom.

Redenen tot ongerustheid

Er zijn drie redenen om hier ongerust van te worden. Ten eerste omdat steeds duidelijker wordt dat de neoliberale economische orde die sinds het einde van de jaren zeventig is opgetuigd, het sociale contract tussen arbeid en kapitaal ernstig heeft ontwricht. In alle ontwikkelde economieen stagneert de koopkracht, blijft de loonontwikkeling achter bij de stijging van de arbeidsproductiviteit en daalt nu al veertig jaar het deel van de jaarlijks geproduceerde toegevoegde waarde dat naar werknemers gaat. Terwijl de winsten van grootbedrijven historische recordhoogtes hebben bereikt, hun oorlogskassen uitpuilen, de kloof tussen top en werkvloer nog nooit zo hoog is geweest en grootbedrijven zich verliezen in verspillende fusies en overname biedingen. Oftewel, er is iets goed mis met het gemondialiseerde kapitalisme van vandaag – en dan heb het nog niet eens gehad over de ecologische rampspoed die het heeft veroorzaakt.

Dan verwacht je maatregelen die het sociale contract herstellen. Niet maatregelen die de bestaande machtsongelijkheid verder bestendigen, en het sociale contract verder ontwrichten. Wie dat toch doet, zoals Rutte 3 met de verlaging van de vennootschapsbelasting, moet niet vreemd opkijken als het zaad van het populisme verder tot wasdom komt.

Ten tweede omdat Nederland hiermee de race naar beneden op het gebied van kapitaalbelastingen een extra impuls geeft. De tarieven voor de vennootschapsbelasting zijn in de meeste West-Europese en Noord-Amerikaanse landen de afgelopen veertig jaar zo ongeveer gehalveerd, van gemiddeld veertig procent eind jaren zeventig naar twintig procent in de 21ste eeuw. En dan hebben ik het over de officiële tarieven. De feitelijk betaalde tarieven zijn door het gebruik van belastingontwijkingsconstructies en aftrekposten naar schatting een fractie daarvan.

Sinds de crisis proberen de grote landen die het meest te lijden hebben van belastingontwijking door multinationals kleine landen als Ierland, Luxemburg, België en Nederland die van het faciliteren van belastingontwijking hun verdienmodel hebben gemaakt steeds meer de duimschroeven aan te draaien. Als je moet bezuinigen telt nu eenmaal iedere euro aan gederfde belastinginkomsten.

En dus is onder de vlag van de OESO, de club van rijke landen, geprobeerd paal en perk te stellen aan de vele ontwijkingsconstructies die de Nederlandse, Luxemburgse, Belgische en Ierse wetgever in nauwe samenspraak met het grootbedrijf en hun fiscale handlangers bij PWC, EY, KPMG en Deloitte de laatste decennia hebben opgetuigd. ‘Base erosion and Profit Shifting’ heet het.

Het antwoord werd afgelopen vrijdag zichtbaar. Om aantrekkelijk te blijven voor mobiel kapitaal zijn de Europese belastingparadijzen een wedren naar beneden begonnen. Door de initiatieven van de OESO is de kloof tussen de officiële tarieven en de feitelijk betaalde tarieven fors afgenomen. Rutte 3 compenseert nu de hogere werkelijke belastingdruk voor multinationals door de officiële tarieven te verlagen. Dat is wat hier op de achtergrond speelt. En als Nederland zo’n stap zet, kan je er vergif op innemen dat de België, Luxemburg en Ierland volgen.

De derde reden gaat over welke vestigingsfactoren relevant zijn voor de locatiebeslissing van ondernemingen. Grof gezegd zijn er twee soorten motieven: sociaaleconomische en fiscale. Onder de eerste vallen zaken als een hoogopgeleide beroepsbevolking, de aanwezigheid van schaarse grondstoffen, een goede infrastructuur, diepe afzetmarkten, de aanwezigheid van clusters, goede rechtsbescherming en meer van dit soort zaken. Bij de tweede horen zaken als lage belastingtarieven, veel ontwijkingsmogelijkheden, slap toezicht, slimme fiscalisten, betruwbare trustkantoren en brievenbusfirma’s. Bedrijven die afkomen op de sociaaleconomische factoren zijn de bedrijven die je in Nederland wil hebben. Waarschijnlijk zijn zij bereid te investeren in Nederland, zitten ze hier voor de lange termijn, en leidt vestiging alhier tot werkgelegenheidsgroei. En dat is voor België, Luxemburg en Ierland niet anders.

Een receptioniste en een sanseveria

Dat geldt niet voor fiscaal gedreven vestigingen. In dat geval betreft het holdings die niet veel verschillen van brievenbusmaatschappijen. Een halve man met een paardenkop, een kamertje op een bedrijventerrein, een receptioniste en een sanseveria. Meer niet. Die wil je niet hebben. Sterker, dat hele OESO-project is gelanceerd omdat grote landen als Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten steeds beter in de gaten kregen dat de fraaie cijfers waar belastingparadijzen als Nederland, België, Luxemburg en Ierland mee schermden als het ging om buitenlandse investeringen en nieuwe buitenlandse ondernemingen zwaar waren vervuild door de massieve brievenbusindustrie die in Amsterdam, Dublin, Brussel en Luxemburg actief is. Het bezorgt deze landen in toenemende mate reputatieschade, en voedde binnenslands ongenoegen over de hoge belastingen die burgers moesten betalen en de apennootjes die (buitenlandse) multinationals moesten afdragen.

Ik kan mij voorstellen dat de Nederlandse dividendsaga aan de aandacht van de Belgische burger is ontsnapt. Toch zijn er goede redenen om op te letten. Als mijn analyse klopt kan de Belgische burger varianten hierop in eigen land verwachten. Zo werkt het nou eenmaal in de haasje-over-wereld die de neoliberale revolutie van de jaren zeventig heeft gecreëerd. Op weg naar een belastingvrije wereld voor kapitaal.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content