‘OKAN-leerlingen moeten sneller in het reguliere onderwijs geïntegreerd worden’

© istock
Niels D'Haene Leerkracht en freelancejournalist. 

Na het onthaaljaar komen anderstalige nieuwkomers in het reguliere onderwijs terecht. Onderzoek wijst uit dat zij vaker dan reguliere leerlingen het advies krijgen om een technische of beroepsrichting te volgen. Taalachterstand wordt als de voornaamste reden ingeroepen om een minder theoretische richting te volgen. Een blik op het onthaalonderwijs in Zweden leert ons dat de oriëntering ook anders kan: leerlingen worden er gescreend op lees – en cijfervaardigheid waarbij kennis van de moedertaal zeer belangrijk blijft.

Uit onderzoek van socioloog Christof Bex blijkt dat ex-OKAN-leerlingen vaker dan hun Nederlandstalige studiegenoten in het technische of beroepsonderwijs terechtkomen. Bij de oriëntering na het onthaaljaar wordt een OKAN-leerling voornamelijk op zijn kennis van het Nederlands gescreend. Taalsterkere leerlingen krijgen op die manier vaker het advies een ASO-richting te volgen, taalzwakkere het advies een TSO- of BSO-richting te volgen.

‘Door leerlingen via hun taalniveau te oriënteren, komen velen onder hen niet op hun plaats terecht’, geeft Piet Van Avermaet, hoofddocent taal en diversiteit aan de UGent aan. ‘Een leerling die nog niet zo taalvaardig is in het Nederlands kan evengoed een kei zijn in abstract redeneren. Als die leerling wegens zijn taalachterstand het advies krijgt om een praktische richting te volgen, dan is de kans zeer groot dat hij gedemotiveerd geraakt. Die demotivatie zou ertoe kunnen leiden dat die leerling definitief afhaakt.’

Een gebrekkige oriëntering zou kunnen helpen verklaren waarom 35,8 procent van de ex-OKAN-leerlingen het middelbaar onderwijs zonder diploma verlaat.

Competentiegericht oriënteren

Dat OKAN-leerlingen ook op een andere manier georiënteerd kunnen worden, bewijst het onthaalonderwijs in Zweden. Daar worden leerlingen bij aankomst gedurende twee weken gescreend door een team van pedagogen.

In het Zweedse onderwijs is daarom bij wet bepaald dat elke nieuwkomer recht heeft op onderwijs in de moedertaal.

‘Eerst en vooral peilen de pedagogen naar de schoolse achtergrond en familiale situatie van de anderstalige nieuwkomer’, legt Ann Sofie Viaene, pedagogisch ondersteuner taalbeleid en taalgericht vakonderwijs bij GO! uit. ‘Belangrijk daarbij is dat de leerling begeleid wordt door een tolk in de moedertaal.’

Studies hebben immers uitgewezen dat de moedertaal een zeer belangrijke rol speelt in het verwerven van een nieuwe taal. In het Zweedse onderwijs is daarom bij wet bepaald dat elke nieuwkomer recht heeft op onderwijs in de moedertaal. Ook bij de screening wordt de moedertaal niet achterwege gelaten.

‘Na de eerste achtergrondscreening testen de pedagogen de leerlingen op wiskunde en leesvaardigheid. Alle testen gebeuren in de moedertaal. Zelfs bij de wiskundige screening wordt de moedertaal niet vergeten. Ze wordt bijvoorbeeld gebruikt om extra uitleg te geven bij geometrische figuren’, verduidelijkt Viaene.

Als laatste stap gaan de pedagogen na in welke vakken de leerlingen sterk zijn en welke vakken voor moeilijkheden zorgen. Voor sterke vakken kunnen leerlingen in een hoger niveau instromen. Zo schotelt het Zweedse onderwijs de anderstalige instromers een gedifferentieerde aanpak voor.

Geïntegreerd en gefaseerd onderwijs

Na afloop van de screening komen de leerlingen meteen in het Zweedse reguliere onderwijs terecht. Ook worden ze via extra taallessen Zweeds verder ondersteund. Mother tongue teachers bieden hen ook verdere ondersteuning in de moedertaal. Dit zijn leraren die tweetalig zijn en het begeleiden van nieuwkomers als specifieke opdracht hebben. (aanvulling)

‘Een blijvende aandacht voor de taalontwikkeling is zeer belangrijk’, geeft Piet Van Avermaet aan. ‘Studies hebben aangetoond dat het gemiddeld 9 à 12 jaar duurt vooraleer een anderstalige het taalniveau van een native speaker benadert. Een taal kan je immers maar leren in de context waarin die gebruikt wordt.’

‘Door leerlingen sneller in het reguliere onderwijs te integreren, bouwen ze makkelijker sociale netwerken op. Die netwerken zijn cruciaal om de taal te leren én om zich in onze maatschappij te integreren.’

Door het Vlaamse onthaalonderwijs via een apart voorbereidingsjaar te organiseren, wordt die context onvoldoende aangeboden. OKAN-leerlingen hebben op die manier weinig contact met hun Vlaamse studiegenoten en hebben dus ook niet de mogelijkheid om de nieuwe taal in alledaagse situaties te gebruiken.

Een geïntegreerde en gefaseerde aanpak biedt ook andere voordelen. ‘Door leerlingen sneller in het reguliere onderwijs te integreren, bouwen ze makkelijker sociale netwerken op. Die netwerken zijn cruciaal om de taal te leren én om zich in onze maatschappij te integreren. Bovendien zorgt een geïntegreerd model voor een betere wisselwerking tussen OKAN- en reguliere leerkrachten’, verduidelijkt Van Avermaet.

Ook in het evaluatieonderzoek Cartografie en analyse van het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers wordt een dergelijke aanpak naar voren geschoven.

Het Vlaamse onthaalonderwijs zou volgens het onderzoek in drie fasen moeten verlopen: een taalbad dat beperkt wordt in de tijd, een tussenfase met OKAN-lessen én reguliere vakken en uiteindelijk de volledige integratie in het reguliere onderwijs.

Maatregelen Vlaamse regering

Over een structurele hervorming van het OKAN-onderwijs staat in het Masterplan voor de hervorming van het secundair onderwijs niets te lezen.

Wel staat er dat de Vlaamse overheid meer middelen geeft aan scholen met leerlingen met een zwakke sociaal-economische achtergrond. Daaronder zou men het verhogen van de middelen voor de vervolgschoolcoaches kunnen verstaan.

Ook trekt Vlaams onderwijsminister Hilde Crevits komend schooljaar 115 000 euro uit zodat een duizendtal studenten hoger onderwijs jaarlijks meer dan 2100 leerlingen uit het basis – en secundair als tutor kunnen begeleiden.

Toch zal het verhogen van werkingsmiddelen alleen niet volstaan. Het OKAN-onderwijs is dringend aan een structurele hervorming toe.

Heeft de Vlaamse overheid dan al plannen om het onthaalonderwijs in de toekomst anders in te richten? ‘We moeten voorzichtig zijn met de resultaten van het OKANS-onderzoek, omdat het onderzoek werd gevoerd op basis van gegevens van 2014, en er geen rekening werd gehouden met de verhoogde instroom naar aanleiding van de asielcrisis. Het onderzoek doet dus geen enkele uitspraak over het huidige beleid’, klinkt het voorzichtig bij Arne De Brabandere, persadviseur op het kabinet van Vlaams onderwijsminister Crevits.

‘Dit is een non-argument waarmee de minister haar eigen onderzoek dreigt te begraven. Of je nu onderzoek doet op een populatie van 2000 of 4000 leerlingen maakt geen verschil, want het gaat in beide gevallen om nieuwkomers’, spreekt Van Avermaet de minister tegen.

‘Met het verhogen van de middelen in september 2016 – wat een zeer goede maar ook broodnodige zaak was – los je fundamentele problemen die uit ons onderzoek naar voren kwamen niet op. Een geïntegreerd en gefaseerd onthaalonderwijs met blijvende taalondersteuning is essentieel om anderstalige nieuwkomers alle kansen te geven om te slagen’, aldus Piet Van Avermaet.

Partner Content