Claude Nijs

‘Nieuwe woonvormen zullen het welzijn van mensen bepalen’

Claude Nijs Voorzitter van denktank Liberales

Claude Nijs van denktank Liberales vindt dat er meer aandacht moet gaan naar de wisselwerking tussen mens en gebouwde omgeving.

Aangezien de woonomgeving van belang is voor geluk en welzijn vind ik het verwonderlijk dat er niet meer onderzoek en aandacht uitgaat naar de wisselwerking tussen mens en gebouwde omgeving. De impact van de moderne mens op zijn omgeving is enorm. We zijn dan ook voor een groot deel verantwoordelijk voor de wereld waarin we leven. Hoe we omgaan met ruimte en gebouwen moet zeker ook vanuit een moreel standpunt bekeken worden.

Oudere gebouwen, waaronder karaktervolle villa’s en herenhuizen, maken tegenwoordig in snel tempo plaats voor meer wooneenheden. Wat in de plaats komt is in veel gevallen efficiënter, duurzamer, enzovoort, maar in veel gevallen word ik er niet warmer van. Persoonlijk kijk ik dan ook met lede ogen naar het verdwijnen van sommige oudere gebouwen; die zijn heus niet allemaal rijp voor de sloop, maar veel eigenaars kunnen blijkbaar niet weerstaan aan het verzilveren van elke bruikbare vierkante meter bouwgrond. Maar ik geef toe dat het moeilijk is om mensen te overtuigen dat er wel meer waarden zijn dan de marktwaarde.

Erfgoedwaarden vormen samen met enkele selectiecriteria het afwegingskader waaraan onroerend goederen binnen de erfgoedsector worden gewaardeerd. De erfgoedwaarden zijn de archeologische, architecturale, artistieke, culturele, esthetische, historische, industrieel-archeologische, technische, ruimtelijk-structurerende, sociale, stedenbouwkundige, volkskundige of wetenschappelijke waarde waaraan onroerende goederen hun huidige of toekomstige maatschappelijke betekenis ontlenen. Iets wordt immers pas een monument als het maatschappelijke betekenis heeft.

Of een onroerend goed effectief beschermd wordt is een beleidskeuze die ultiem bij de bevoegde minister ligt, maar een eigenaar hoeft uiteraard niet steeds naar de overheid te kijken, en kan evengoed zelf een afweging maken. Moet het gezegd dat ook gebouwen die niet als erfgoed zijn geïnventariseerd of beschermd van erfgoedwaarde kunnen zijn? Dit is geen pleidooi voor het kost wat kost bewaren van oude gebouwen. Het mag duidelijk zijn dat vele oude gebouwen dienen vervangen te worden. Maar hoe we dat doen en welke impact dat heeft op de samenleving en haar welzijn is een belangrijke factor die we moeten inschatten. Misschien kunnen met wat extra denkwerk een aantal karaktervolle oude gebouwen wel van de sloop gespaard blijven.

Ruimtelijke nederigheid

Het meerjarenprogramma 2017-2020 van de Vlaamse Bouwmeester Leo Van Broeck ziet een nieuwe vorm van ‘ruimtelijke nederigheid’ als een planetaire burgerplicht. Ongeveer 70 procent van de Vlamingen woont in randstedelijk gebied in zeer lage dichtheid. Hij ziet dit als een verkwistend woonmodel. Van Broeck wil ook actief meewerken aan de realisatie van de brede doelstellingen van het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen die focussen op de creatie van een aangename, beter uitgeruste en meer inclusieve leefomgeving. De Vlaamse Bouwmeester wil er mee over waken dat open ruimte niet louter een verhaal van geprivilegieerden wordt. Werk maken van verdichting en kernversterking betekent niet zozeer dat we minder moeten gaan bouwen of kleiner wonen, maar wél dat we op zoek gaan naar nieuwe modellen, die winsten opleveren voor iedereen.

Nieuwe woonvormen zullen dan ook aan belang winnen, maar in bouwmiddens rijst – vanuit de praktijk – de vrees dat niet alle beleidsmakers daar vlot in meegaan waardoor bepaalde trajecten enorm vertragen. Nogal wat lokale overheden blijken schrik te hebben om de zaken anders te benaderen dan in het verleden. Nochtans geven zowel lokale overheden als vastgoedprofessionals te kennen dat ze nieuwe visies willen ontwikkelen.

De juiste densiteit vinden voor de steeds in ontwikkeling zijnde woonomgevingen is ook geen eenvoudige opdracht. Het is hopelijk niet de bedoeling mensen als batterijkippen te laten samenhokken. Een excuusgrasparkje en een paar verdwaalde bomen zullen daarbij ook niet het verschil maken; als we fysiek en mentaal welbevinden waarderen dan moeten we kijken naar het totaalbeeld, inclusief transportmogelijkheden, de kwaliteit van ecosystemen, privacy, direct zonlicht, enzovoort. De keuzes voor de nieuwe woonvormen die we zullen maken, bepalen voor een stuk het welzijn van mensen, van het lokaal weefsel en van de (hopelijk aangename) woonervaring.

De ideale woonomgeving

Aangezien de menselijke natuur is vastgelegd in de structuren van het menselijke brein zijn de voorkeuren voor bepaalde leefgebieden een gevolg van erfelijke regelmatigheden in de menselijke ontwikkeling. Uit studies bij kinderen die nog in een acculturatieproces zitten – en dus nog niet de specifieke voorkeuren hebben ontwikkeld die volwassenen hebben – blijkt dat hun favoriete woonomgeving wordt bepaald door drie factoren: het ideale gezichtspunt is om van een verhoging naar beneden te kijken, het vergezicht is een type parklandschap bestaande uit grasland bezaaid met bomen en bosjes, en de nabijheid van water. Wereldwijd trekken momenteel landelijke bevolkingsgroepen naar de steden. Met een beetje geluk zullen ze hun leefomstandigheden verbeteren. Maar wanneer ze zouden mogen kiezen en alle andere factoren hetzelfde zouden blijven, zouden ze dan ook die stedelijke omgeving verkiezen? We doen er goed aan de wisselwerking tussen mens en gebouwde omgeving goed te onderzoeken en onze keuzes te baseren op de best beschikbare kennis, niet enkel op de huidige marktwaarde. Ik stel voor dat om de kwaliteit van de nieuwe woonvormen in te schatten alle experten zichzelf de vraag stellen of ze zelf in hun geplande verdichte en kernversterkte omgevingen willen gaan wonen.

Partner Content