‘Nederlandstalige kritiek wordt door Franstalige politici nog te vaak afgedaan als “Brussel-bashing”‘

‘Blijkbaar is het op momenten van crisis, als het er echt toe doet, dat men ziet wat politici echt waard zijn’, schrijft Luckas Van der Taelen over de aanpak van de coronacrisis door de Brusselse regering. Hij heeft geen begrip voor de manier waarop Brussels minister Alain Maron deze week zijn beleid verdedigde.

De Brusselse minister-president Rudi Vervoort (PS) is de afgelopen maanden vooral opgevallen door niet op te vallen. Op een moment dat de coronacijfers deze zomer door het dak gingen, bleef hij beweren dat er niet moest worden ingegrepen omdat het in Brussel niet zo erg was als in Antwerpen. In Brussel was er geen reden tot paniek, de ministers van de Brusselse regering waren in vakantiestemming.

Nu geeft één van zijn ministers, Sven Gatz (Open VLD) toch toe dat de Brusselse regering veel vroeger maatregelen had kunnen nemen. ‘Wat men ons kan verwijten, is dat we sneller hadden moeten ingrijpen op het moment dat de scholen terug opengingen en de reizigers terugkeerden.’ vertelde Gatz aan Bruzz. ‘Maar het is gewoon ‘aartsmoeilijk om het juiste maatschappelijk ritme te vinden om dit virus onder controle te houden’. Het siert Gatz dat hij in eigen hart durft te kijken, een eigenschap die hij voor heeft op zijn collega’s in de regering. Hij kon moeilijk zeggen dat ook hij niet begreep waarom Vervoort zo vrijblijvend bleef.

Nederlandstalige kritiek wordt door Franstalige politici nog te vaak afgedaan als ‘Brussel-bashing’.

Gatz heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat het niemand goed wist hoe dit moordend virus aan te pakken. Maar burgers mogen van bestuurders verwachten dat ze ook ‘aartsmoeilijke’ problemen durven aan te pakken. Daarvoor hebben ze zich laten verkiezen en worden ze goed betaald.

Blijkbaar is het op momenten van crisis, als het er echt toe doet, dat men ziet wat politici echt waard zijn. Hoe onvoorspelbaar de corona-tegenstander ook was, het is tijdens dit soort omstandigheden dat de bevolking behoefte heeft aan moedige en inspirerende leiders. Dit is een heel klein beetje een oorlogssituatie. Maar in Brussel had Vervoort geen Churchill-moment. Hij zei dat er geen reden was tot paniek. Dat Brussel niet gepenaliseerd mocht worden door te strenge maatregelen. En dat hij niet geloofde in de wettelijke mogelijkheid van een avondklok.

Drie maanden te laat kon Vervoort niet anders dan zijn gewest dan toch een strenge lockdown op te leggen. Tegen een avondklok had hij plots geen wettelijke bezwaren. Too little, too late, verzuchtten vele deskundigen…

Nadien verviel Vervoort in gemakkelijke beschuldigingen aan het adres van Nederlandstaligen. Hij had niet meer gecommuniceerd, zei hij, omdat hij toch maar te horen kreeg dat alles slecht ging in Brussel. Volgens Vervoort luisterden de Vlamingen liever naar Inge Neven (het hoofd van de gezondheidsinspectie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie) omdat zij Nederlandstalig is en ‘geen Brusselse Franstalige politicus die zaken verbergt’. Hoe dichter Vervoort in de buurt van zijn pensioen komt, hoe meer uitgesproken zijn communautaire standpunten tegen de Vlamingen in Brussel worden.

Vervoort nam het de Vlamingen kwalijk dat ze hem bekritiseerden en niet au serieux namen. Iemand had hem moeten vertellen dat hij een even belabberd figuur sloeg als de Vlaamse minister van gezondheid, Wouter Beke. Ook die kreeg er behoorlijk van langs. Dat is nu eenmaal normaal als je kapitein bent van een schip dat op de klippen dreigt te lopen. Dan is het normaal dat een paar mensen op het dek bedenkingen hebben bij je gebrek aan stuurmanskunst.

Alain Maron (Ecolo), de Brusselse minister die verantwoordelijk is voor gezondheid, verdedigde zijn beleid in een open brief op knack.be. Zijn verdediging komt er op neer dat hij gedaan heeft wat hij kon. Maar ook hij kan het niet laten zijn criticasters een veeg uit de pan te vegen en te tonen hoe moeilijk hij om kan met bedenkingen over zijn aanpak van het virus in Brussel. ‘De verwijten zijn meestal weinig omfloerst’ beweert Maron enigszins aanmatigend en voegt hij er bovendien nog aan toe: ‘vaak ronduit beledigend.’ Dat klinkt alsof kritiek op het beleid van Maron gelijk staat met majesteitsschennis. Het zegt veel over de kabinet-bubbel waarin Maron zich met gelijkgestemden heeft opgesloten. Zich op die manier verdedigen, geeft niet van veel klasse blijk.

Maron voegt daar nog een element aan toe om zijn critici elke geloofwaardigheid te ontnemen: ‘De meest groteske uitspraken zijn volgens mij eerder een ideologische Brussel-kritiek dan een kritiek die gebaseerd is op feiten.’ Daar is vertrouwde beschuldiging van ‘Brussel-bashing’ weer, die Franstalige politici zo gemakkelijk bovenhalen tegen elke vorm van Nederlandstalige kritiek. Daarmee suggereert Maron zonder schroom dat wie het niet eens is met de manier waarop hij de coronacrisis heeft aangepakt, dat doet om partijpolitieke redenen. En dat is codetaal voor Vlaams-nationalisten die niet van Brussel houden.

Dat is eigenlijk ‘ronduit beledigend’. Want is het net Maron die zich ook in deze crisis telkens weer liet kennen als een bevooroordeeld ideoloog. Toen hem op 7 oktober gevraagd werd wat hij dacht over de alarmkreet van de directeur van het AZ-VUB ging hij daar niet op in, en begon hij over de slechte Antwerpse cijfers. Op die manier maakte hij dit groot universiteit ziekenhuis verdacht als een Vlaams bastion. Een dergelijke franskiljonse aanval op het enige echt meertalige Brusselse ziekenhuis is een minister onwaardig. Maar dat zal Maron een zorg zijn, omdat dit artikel in een Vlaams medium verschijnt…

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content