Na 45 jaar: de reünie van Raymond van het Groenewoud en Jean-Marie Aerts

Stijn Tormans

Ooit deelden ze een paar magere jaren, daarna zagen ze elkaar 42 jaar niet. Tot de zanger vorig jaar weer voor de deur stond, om te vragen of hij zijn nieuwe plaat wilde producen. Dit is het verhaal van Belpopiconen Raymond van het Groenewoud en Jean-Marie Aerts.

Op 27 februari 2019 om 22.27 uur krijgt hij een e-mail van de zanger.

Beste Jean-Marie,

Hier ben ik weer. Zoveel jaren later, met een uiterst embryonaal voorstel. Ik zit aan zes nieuwe liedjes, plus veel goesting om voort te doen. Nog altijd beschouw ik je als de Belgische producer met een eigen geluid, waar ik een hoedje voor af doe. Temeer omdat ik zelf geen geduld heb om geluid te organiseren (…). Ikzelf geloof dan weer in mijn vermogen om deftige liedjes te schrijven. Eerst dacht ik aan een rockalbum, maar nu heb ik de wens om mezelf te zijn. Dat levert een allegaartje op.

Ik wilde weten of een samenwerking volgens jou mogelijk is. Benieuwd naar je antwoord. Groetjes, ook aan Miet.

Raymond.

Weken later, op een warme lentedag, staat de zanger voor zijn deur in Aarschot. Ze omarmen elkaar. Raymond heeft demo’s bij zich. Er staat alleen muziek op, geen stem. Zijn songs zingt hij liever live. Luid ook, zodat zelfs de buren het horen. ‘En?’ vraagt hij na een uur. ‘Wat denk je?’

Jean-Marie lacht. Ze drinken koffie en praten. Alsof ze weer 25 zijn, en die 45 jaar erna er nooit zijn geweest.

Tussen 1973 en 1976 was Jean-Marie Aerts de vaste gitarist van Raymond van het Groenewoud, zijn eerste luitenant op het podium. Op het netvlies van de zanger staat één scène uit die jaren.

Ze lopen samen door Brussel, allebei met lang haar. Hij kijkt naar links en Jean-Marie zingt ‘Ho hey ho, ho hey ho. ‘ Uit Mrs. Vanderbilt van Paul McCartney, die in dat jaar net Band on the Run uit had. Dat waren ze toen: jongens on the run, met hun eigen band. ‘Jean-Marie was de eerste Belgische gitarist met een eigen sound’, zegt Raymond. ‘Belgische muzikanten uit die tijd snapten ook wel wat er gebeurde in Amerika of Engeland. Ze wilden dat dan imiteren door een pedaaltje in te drukken, terwijl het daar natuurlijk niet om draaide. Jean-Marie kwam niet met nepgeluidjes aanzetten, hij had zijn eigen geluid.’

Hij kwam niet met nepgeluidjes aanzetten. Jean-Marie was de eerste Belgische gitarist met een eigen sound.

Dat geluid komt uit Zeebrugge, waar Jean-Marie opgroeit. Thuis luistert hij vaak naar de pianoklanken van zijn vader, die na zijn uren in de dokterspraktijk graag Charles Trenet speelt.

Hij houdt van ruigere melodieën en ritmes. Van het geruis van de zee en de geluiden van garnaalboten. ‘Dat was Belgische techno’, zegt hij.

’s Ochtends springt hij soms op een rode Townsend-boot naar Engeland, om in Londen vinylplaten te kopen van Cream en Jimi Hendrix. ’s Avonds, op de terugtocht naar Zeebrugge, jeuken zijn vingers om ook zo’n sound te maken. ‘Het begon na een ongeval met een brommer’, zegt hij. ‘Mijn been was gebroken en ik moest maanden platliggen. Mijn zus deed me een gitaar cadeau. Er zat een handleiding bij, waar ik mijn vingers moest zetten. Ik begon dag en nacht te oefenen.’ Op al zijn jeugdfoto’s staat hij met zijn gitaar.

Voor de rest valt er ook weinig te fotograferen in Zeebrugge. Het leven ziet er niet echt spannend uit. De clubs liggen in Oostende, de pret ook, maar daar raakt hij niet. Dus zorgt hij zelf voor wat leven in de keet, met een paar vrienden. ‘Kurt Van Eeghem woonde ook in Zeebrugge. Hij was toen al een performer. Samen met nog twee maten vormden we onze eigen groep: The Crew. We speelden op de zeedijk voor de meisjes. Zo heb ik mijn vrouw Miet leren kennen, toen ze met vakantie was aan zee.’

Via een omweg langs Gent, waar hij op een verloren maandag doet alsof hij voor arts studeert, belandt hij in Brussel aan het RITS. Ook daar leert hij niet zoveel, maar Nand Buyl geeft hem wel zijn eerste contract: 250 frank om gitaar te spelen in Elck wat wils, een stuk van Shakespeare in de KVS, naast een boom en Chris Lomme.

Na het laatste applaus leest hij een advertentie in Humo: ‘Luk, gesplit van Lamp en Lazarus, zoekt een snerpende sologitarist, een pianist en een drummer om er keihard tegenaan te gaan. Telefoneren naar: 02/17.89.65. ‘ Jean-Marie stapt een telefooncel binnen en draait het nummer. Hij stapt naar buiten, de Naamsepoort op en vertrekt naar Leuven.

Daar wordt de groep Split opgericht, met hem als gitarist. Café De Slof in de Tiensestraat is hun thuishaven, hun vossenhol. Veel muzikanten maken daar lawaai, maar toch valt zijn sound op. De naam Jean-Marie Aerts doet de ronde in Leuven.

‘Ik was de enige die zijn lampenversterker helemaal opendraaide’, zegt Jean-Marie. ‘Zodat alles begon te feedbacken. “Jean-Marie speelt altijd zo luid”, zeiden ze dan. Maar dat is niet helemaal waar. Luid en schel spelen doet pijn aan de oren. Maar je kunt ook luid spelen, terwijl je alle frequenties nog hoort. Dat doet geen pijn, het is zelfs aangenaam.’

Intussen is hij met zijn Miet naar Kessel-Lo verhuisd. Aan de Vossenweg 21 huren ze een verlopen boerderij. Het toilet is buiten en Jean-Marie vraagt zich nog altijd af hoe de elektriciteitsleidingen nooit vuur gevat hebben. Maar de schuur blijkt wel een fantastisch repetitiehok, ver weg van de wereld. Wanneer hij zijn Gibson SG inplugt, loeien de koeien.

Jean-Marie: ‘In een waas zie ik Raymond weer binnenkomen op een van de repetities van Split. Hij luisterde even en vroeg: “Wil je meespelen op mijn plaat?”‘

Raymond: ‘We hadden elkaar al een keer eerder gesproken. Op een optreden op het binnenplein van de abdij van Affligem, waar ik optrad met mijn groep Louisette. Achteraf zei hij, op zijn Jean-Maries: “Je kunt eigenlijk geen gitaar spelen, maar je speelt wel interessant.” Ik zag dat als een sollicitatie.’

Jean-Marie: ‘Natuurlijk wilde ik bij hem spelen. Hij had iets wat de anderen niet hadden. Ik voelde direct dat dit een ander niveau was.’

Na 45 jaar: de reünie van Raymond van het Groenewoud en Jean-Marie Aerts
© Saskia Vanderstichele

Raymond: ‘De zaak was snel beklonken. De week daarna schreef Marc Didden in Humo, ietwat bestraffend: “Er zijn geen binnenwegen naar de top, Jean-Marie.” (lacht) Hij hield zich ook niet bedeesd aan zijn begeleidersrol. Zo vond hij dat we een andere drummer nodig hadden.’

Jean-Marie: ‘De mensen die toen bij Raymond speelden, werkten overdag bij Coca-Cola of op een ministerie. We hadden muzikanten nodig die er fulltime voor wilden gaan.’

Raymond: ‘Zijn filosofie was: we doen er alles voor, en dan kunnen ze ons niet tegenhouden.’

Na een avond op café belt de gitarist weleens met een idee naar het Drievuldigheidsplein in Elsene, waar Raymond op dat moment woont. ‘Jean-Marie, ik sliep al’, hoort hij door de hoorn van de telefooncel. ‘Weet jij hoe laat het is?’

Raymond: ‘Nu besef ik dat het ook een vorm van liefde was. Het heeft zelfs sporen nagelaten: ik merk dat hij vandaag amper durft te bellen.’ (lacht)

De volgende dag rijdt de zanger met zijn Renault 4 van Elsene naar Kessel-Lo. Zonder ontbijt, maar met een paar nieuwe songs. Zoals Janneman Robinson, met de uit de nacht gegrepen tekstregel: ‘Telefoneer niet, Jean-Marie. Al die drukte die ik zie. ‘k Word er klam van.’

Aan de Vossenweg slaapt Jean-Marie nog. ‘Ik gooide steentjes naar het raam van zijn slaapkamer’, zegt Raymond. ‘Tot hij wakker werd en zijn slaapkop uit het raam stak.’ (lacht)

Ze noemen zichzelf Bien Servi, want in die dagen zijn ze nog erkende drinkers. Wanneer ergens een glas cognac wordt uitgeschonken, roepen ze vaak: ‘ Bien servi, niet te krenterig.’

Raymond: ‘Zoals elke jonge muzikant had hij ook een ego. Hij wilde tonen wat hij kon. Daarom was het verrassend dat hij zei: “Het moet Raymond van het Groenewoud en Bien Servi worden.”‘

Jean-Marie: ‘Hij schreef alle songs, dus dat leek me logisch. Ik heb wel veel geleerd van die repetities op de Vossenweg. Raymonds vader, Nico Gomez was muzikant en dat hoor je. Zijn songs zijn muzikaal erg rijk, er gebeurt veel in. Hij heeft mij ook wegwijs gemaakt in de wereld van de partituren.’

Ze nemen veel nummers door, zoals Zij houdt van vrijen. Buiten op de Vossenweg luistert een meisje met een geit. Ze snapt er niet veel van.

Binnen spelen de jongens Het Gekke Meisje (is m’n vreugd). En dan vertrekken ze met de R4 het land in. Band on the run. ‘We hadden de blinde ambitie om het te maken’, zegt Raymond.

Dat valt tegen. Veel applaus of respons krijgen ze niet, al slaat af en toe een hart een slag over. Na een lang en wild optreden in Oostende beslist een jongen van vijftien dat hij later zoals Jean-Marie wil worden. Willy Willy heette toen nog gewoon Willy Lambregt. En in Anderlecht lacht de jonge Jean Blaute zich kapot op de eerste rij. Ook dat is de zanger niet ontgaan.

‘Het waren kleine succesjes, maar we botsten vooral op een muur van onverschilligheid’, zegt Raymond. ‘Bij gebrek aan optredens deden we niets anders dan repeteren.’

Tussendoor stuurt Raymond de liedtekst van Zij houdt van vrijen naar de brievenrubriek van Humo. Met een begeleidende tekst: ‘Het is mij opgevallen dat veel mensen te kampen hebben met de verstaanbaarheid van het lied Zij houdt van vrijen . De reeds hoger vernoemde meisjes bijvoorbeeld beklaagden zich over het feit dat ze niet met het plaatje konden meezingen. Om dat euvel te verhelpen, dacht ik, voor u de tekst af te drukken in de hoop dat u hetzelfde kunt doen in uw weekblad. (…) Ik hoop tevens dat u in dit schrijven geen aanleiding ziet om weer iets hatelijks te placeren, want dat doet mij pijn en zouden jullie dat fijn vinden? Raymond van het Groenewoud, Elsene.’

De tekst wordt afgedrukt, maar een doorbraak levert het niet op. Ze stappen dan maar verder op het ritme van ho hey ho, ho hey ho: ‘Down in the jungle, living in a tent, you don’t need money, you don’t pay rent.’

‘Ooit zouden we ervan kunnen leven,’ zegt Raymond, ‘daar waren we van overtuigd, als we maar genoeg geduld en doorzettingsvermogen hadden.’ Al moest de zanger wel even slikken toen ze het gas kwamen afsluiten. ‘Ik had nog wat geld liggen en wilde dat aan die ambtenaar geven. “Het is te laat”, zei hij. “Je kunt het niet meer oplossen, ik doe alleen mijn job.”‘ Om den brode ben ik dan arrangementen beginnen te schrijven voor anderen. Daarnaast speelden we ook covers op bals.’

In een interview met Rod Stewart had hij gelezen : ‘I’m singing my ass off.’ Dat doet hij dan ook maar, want hij vindt zijn eigen stem nogal flets. Hij schreeuwt Long Tall Sally van The Beatles, zoals Paul McCartney dat deed. Of Sweet Jane van The Velvet Underground. Tot zijn stembanden aan flarden hangen en er een laag schuurpapier op groeit.

In 1975 solliciteert de groep in Hilversum bij de Nederlandse producer Hans van Hemert. ‘Met jou wil ik wel een plaat opnemen,’ zegt die tegen Raymond, ‘maar niet met je groep.’

Jean-Marie: ‘Vandaag begrijp ik dat – als producer doe ik dat zelf soms ook. Maar toen was het slikken.’

Raymond: ‘Uiteindelijk zei de groep: “Doe het maar, zo raken we misschien aan werk.” Het was dat of nog verder wegzakken in de anonimiteit. Daarna volgde een van de eenzaamste periodes in mijn leven. Ik zat alleen in Hilversum met muzikanten met wie ik geen voeling had.’

De elpee Ik doe niet mee krijgt niet veel maar wel redelijk goede recensies. Vooral het eerste nummer van die plaat valt op: Bierfeesten. ‘Die song was de film van onze optredens toen’, zegt Raymond. Ook nu nog ziet hij de kots liggen. ”t Is zo plezant een boerenbal.’ En dan was er ook nog die misselijke vent met zijn vuile krant. Maar toch sprong de zanger niet door het raam, want het water was te vuil. Hij stond liever onder de roodfluwelen gloed van de spots. ‘Als ik dit maar heb, dan kom ik er steeds door.’

Achteraf bekeken is het goed dat hij vertrokken is. Hij moest de Jean-Marie worden die hij nu geworden is. Dat kon niet bij mij, wel bij Arno.

Op 13 april 1976 wordt de groep uitgenodigd op de BRT voor een eerste tv-optreden. Een journalist vraagt eerst aan passanten op straat of ze ooit al van Raymond van het Groenewoud hebben gehoord. Niemand knikt.

Daarna spreekt Raymond voor de eerste keer de natie toe: ‘Golven van ellende overspoelden de jongeman. Gemarteld worstelden de s’en en de t’s zich tussen zijn van elkaar gespleten voortanden. Overal uitsteekbaar bleek zijn onderkaak, zo kun je geen vrolijke liedjes schrijven.’

Waarna hij in een rood-witte slobbertrui Bierfeesten zingt. Later zou Bart Peeters zeggen: ‘Toen wij hem dat hoorden zingen, wilden wij ook zo’n rood-witte slobbertrui.’

‘Ik had die dag mijn eigen versterker meegenomen’, zegt Jean-Marie. ‘De technici van de BRT waren razend, want dat was de gewoonte niet. Ze wilden mijn geluid zodanig opnemen dat het naar de kloten was. Dat zag ik niet zitten. Zelfs de directie en de vakbond werden erbij gehaald, maar ik hield voet bij stuk. Raymond heeft mij toen gesteund. Dat vergeet ik nooit.’

De jonge trawanten winnen tegen het oude staatsapparaat: de technici zetten een microfoon voor de versterker van Jean-Marie. Op het einde van het programma trekt Raymond zijn rood-witte slobbertrui uit en zingt aan de piano een liefdesliedje met een angel erin: ”k Heb je graag, ‘k heb je graag, maar het regent weer vandaag.’

Hij is dan al een jaar getrouwd met Zjoske Schone Meid en is verhuisd naar Asse. Daar verzint hij aan zijn piano de tekst van Meisjes (zijn ’t allermooist op aard). In zijn hoofd hoort hij de woeste gitaarriffs van Jean-Marie.

In de hete zomer van 1976 spelen Raymond en zijn eerste luitenant op de Gentse Feesten, bij Sint-Jacobs. Met hun tweeën, want geld voor een groep is er niet meer. Miet, de vrouw van Jean-Marie, neemt een paar foto’s. Ze houdt de negatieven altijd bij, maar laat ze niet afdrukken.

Het botert die zomer niet meer tussen de zanger en zijn gitarist. ‘We waren jong en hadden allebei een ego’, zegt Raymond. ‘We kregen discussies over kleine dingen. Muzikantenergernissen. Maar als je elke dag op elkaars lip zit, worden zulke kleine dingen groter dan ze zijn.’

Jean-Marie: ‘Op een bepaald moment zei hij: allee, we zullen het dan doen op uw manier. Maar zo kun je ook niet samenwerken. Na drie jaar was het voor mij tijd om te vertrekken. Ik wilde ook eens andere dingen doen.’

In de winter van dat jaar krijgt Raymond geelzucht, en de lente daarop staat er een andere gitarist aan zijn zijde: Jean Blaute. Hij speelt de gitaarpartijen van Meisjes opnieuw in en het nummer wordt een hit. De magere jaren zijn voorbij. Het land kent Raymond van het Groenewoud.

Aan de Vossenweg zien ze hem niet meer. Daar repeteren nu andere artiesten: Kaz Lux, Johan Verminnen en begin jaren tachtig ook TC Matic.

Jean-Marie had de band op een avond in 1980 zien optreden in studentenrestaurant Alma II in Leuven. ‘Nooit vergeet ik het lef van die gasten. Na het concert praatte ik nog wat met hun gitarist, Paul Couter, die ik kende uit Zeebrugge – na mijn ongeval was ik nog binnengebracht in het café van zijn ouders. “Ik ga ermee stoppen, Jean-Marie”, zei Paul. “Ik voel het niet meer.” Later die avond heb ik Arno voor het eerst ontmoet. Samen zijn we toen nog naar de Vossenweg gereden en tot ’s ochtends hebben we verder gepraat.’

Maanden later hoort het meisje met het geitje de intro van O La La La uit Vossenweg 21 schallen. Ze is niet alleen, er staan nog jongeren te luisteren. Zoals Lange Polle van Triggerfinger. ‘”Jullie maakten zo’n lawaai”, vertelde hij mij later. “We zijn Jean-Marie kwijt, dachten we toen, het was alsof je zot geworden was.”‘

Raymond: ‘Toen ik O La La La voor de eerste keer op de radio hoorde, dacht ik: godverdomme, dat is een hit. Achteraf bekeken is het goed dat Jean-Marie vertrokken is. Hij moest de Jean-Marie worden die hij nu is. Dat kon niet bij mij, wel bij Arno.’

Samen op de Gentse Feesten in 1976. 'Heeft dat concert ooit plaatsgevonden?' vraagt Jean-Marie.
Samen op de Gentse Feesten in 1976. ‘Heeft dat concert ooit plaatsgevonden?’ vraagt Jean-Marie.© Saskia Vanderstichele

De mannen van TC Matic overnachten aan de Vossenweg. ‘Ze waren van de zee, te ver om over en weer te gaan’, zegt Jean Marie. ‘Ik zie Arno nog liggen in dat kleine bed. We sliepen allemaal in dezelfde kamer. Iedereen schreef mee aan de songs. Dat was de eerste en enige keer dat ik echt in een groep speelde – zoals de meeste muzikanten trouwens, Paul McCartney heeft ook maar één keer in The Beatles gezeten. In het begin begreep niemand iets van TC Matic, ze vonden het maar lawaai. Tot we op Pinkpop en al die andere festivals stonden.’

In 1986 eindigt het avontuur van TC Matic. Na een optreden in Straatsburg zaten ze in een caravan. ‘Het was koud, het waaide en we waren terug bij af. We keken elkaar aan. Niemand zei iets, maar we wisten dat het gedaan was.’

Zoveel jaren later heeft Jean-Marie nog altijd een plectrum bij zich, ‘want je weet maar nooit’. Maar voor de rest is er veel veranderd. Hij woont allang niet meer aan de Vossenweg – het meisje met het geitje heeft het huis gekocht. En sinds 1993 speelt hij ook niet meer bij Arno. Al stonden ze vorig jaar nog eens samen op het podium. In het funerarium van Aalst, bij de begrafenis van Willy Willy. ‘Het was weer zoals vroeger.’

Een week later kreeg hij die e-mail van een andere muziekgod uit zijn verleden. ‘Na al die jaren was ik aangenaam verrast’, zegt Jean-Marie. ‘Ik heb Raymond niet echt gevolgd. Maar elke keer als ze een liedje van hem op de radio speelden, zette ik het luider. Ik wilde weten waar hij mee bezig was. Daarom hoefde ik niet na te denken over zijn voorstel. Als Raymond iets vraagt, zeg je niet nee. Ik mocht ook zelf de studio kiezen.’

Dat werden de ICP-studio’s in de avenue Emile de Beco in Elsene, niet ver van het Flageygebouw. Waar hij ooit O La La La opnam en veel platen producete.

Jaren na ho hey ho, ho hey ho lopen de zanger en zijn oude luitenant weer samen door Brussel. Met minder haren, maar met dezelfde streken. ‘Jean-Marie is wel een beetje veranderd’, zegt Raymond. ‘Vroeger was hij iemand die zijn geluid wilde maken. Dat doet hij vandaag nog altijd, maar hij slaagt er ook in om de zanger in het zonnetje te zetten. Hij is een muziekmonnik geworden. In de studio was hij een en al concentratie: dat was heel mooi om te zien.’

Jean-Marie: ‘Iemand als Raymond hoef je natuurlijk niet te leren zingen. Maar de songs moeten ook goed klinken uit de luidsprekers.’

Af en toe noteert Jean-Marie iets in een blauw Atomaschrift. ‘Vroeger was zijn gitaarspel nogal houterig,’ zegt hij, ‘maar zijn vingers zijn met de jaren losser geworden. En toch speelt hij nog altijd zoals niemand anders het doet. Hij vertelt zijn verhaal. Ik raadde hem aan om de volumeknop van zijn gitaar af en toe wat te dimmen. Zijn geluid is dan nog mooier.’

Tussen al de nieuwe songs van de zanger zit ook een stokoud nummer: ‘k Heb je graag. Een dat ze nog samen gespeeld hadden in de magere jaren. Deze keer wil Raymond de gitaarpartij spelen. Vanuit de controlekamer ziet Jean-Marie hoe hij een snaar van de ene noot naar de andere duwt. ‘Een bending noemen ze dat. Zag ik hem vroeger nooit doen. “Wow man,” riep ik achteraf, ” you play the blues.” Een beetje zoals Peter Green.’

De zanger had ook één zin toegevoegd aan het refrein: ”k Heb je graag, maar het regent weer vandaag. De tanden van de tijd.’

Zaterdag 1 februari, Het Gasthuis in Aarschot. Op het podium staat Raymond, op het balkon zit zijn gitarist. Voor de eerste keer sinds de split in 1976.

De zanger brengt zijn nieuwe songs. Veel vrolijke – dat heeft hij intussen wel geleerd -, maar ook een weemoedig lied over zijn Amsterdam. ‘Ach Raymond, die foto die allang niet meer bestaat. Ja, die oude foto. Nooit zal die vergelen.’ En dan zingt hij over zijn vader en de donkere uren.

Ik denk aan een zin die hij ooit mailde aan zijn gitarist: ‘Ge weet, Jean-Marie, in de Bijbel staat: de mens is een eenvoudig wezen, maar hij heeft vele gedachten.’

Op het einde draait Raymond aan de volumeknop van zijn gitaar, kijkt de zaal in en zingt dan onder de roodfluwelen gloed van de spots de song van hun jaren: ‘Als ik dit maar heb, als ik dit maar heb, dan kom ik er steeds door.’

Een paar dagen later druk ik dat ene negatief af dat nooit afgedrukt is: Raymond en Jean-Marie op de Gentse Feesten van 1976. De gitarist herinnert er zich niets van. ‘Heeft dat concert ooit plaatsgevonden?’ vraagt hij.

De zanger weet het nog wel. Hij ziet de boom, de lampions en de magie van Sint-Jacobs tijdens die warme julinacht.

Het staat allemaal niet op de foto. In het ontwikkelingswater ontwaar ik gewoon twee jongens in het donker. De ene staat achter de andere. Allebei hebben ze honger in hun ogen. Na 43 jaar zit er nog altijd geen stof op het negatief.

Speel van Raymond van het Groenewoud komt op 14/02 uit bij Warner. Dezelfde dag begint de tournee Raymond 70 in De Roma. Een dag eerder zendt Eén de driedelige docu Raymond! uit. Lannoo brengt het fotoboek Een leven lang dromen uit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content