Abderrahim Lahlali

‘Met alleen enkele flankerende maatregelen in de marge kan armoede niet aangepakt worden’

‘Om de vicieuze cirkel te doorbreken waarbij armoede van generatie op generatie en van ouder op kind wordt doorgegeven, is er nood aan een allesomvattend interfederaal armoedebeleid, schrijft advocaat Abderrahim Lahlali.

Een recent rapport van Eurostat brengt de armoedeproblematiek in ons land opnieuw onder de aandacht. De resultaten van die zogenaamde EU-SILC 2016 enquête hebben betrekking op de gegevens van 2015.

Drie graadmeters worden als indicatoren gebruikt om het risico op armoede en sociale uitsluiting te meten: armoederisico op basis van inkomen, op basis van ernstige materiële deprivatie en op basis van de werkintensiteit van de huishoudens.

Volgens het rapport behoort 15,5 % van de Belgische burgers tot de groep met een armoederisico op basis van inkomen, 5,5 % van de bevolking leeft in ernstige materiële deprivatie – men is niet in staat zich goederen en diensten aan te schaffen die essentieel zijn om op een fatsoenlijke wijze te kunnen leven – en 14,7 % van de Belgische bevolking jonger dan zestig jaar leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit.

De algemene conclusie is dat 20,7 % van de Belgische bevolking behoort tot minstens één van voornoemde drie risicogroepen. Dat één op de vijf Belgen een groot risico loopt om in armoede te leven of sociaal uitgesloten te worden is uiterst alarmerend.

Leven in of op de rand van armoede heeft een nefaste invloed op de gemoedstoestand en zadelt mensen met sterke gevoelens van machteloosheid op.

‘Met alleen enkele flankerende maatregelen in de marge kan armoede niet aangepakt worden’

Ik kom zelf uit een grote Marokkaanse ‘gastarbeidsgezin’ met één laaggeschoolde werkende ouder die zich in de jaren zestig in Gent heeft gevestigd. Ik besef zeer goed hoe moeilijk het is om uit een dergelijke negatieve armoedespiraal te geraken en welke ‘offers’ mijn ouders deden om ons te laten studeren. Ook ‘geluk’ en een ’toevallige’ samenloop van omstandigheden hebben er mee bijgedragen dat ik mij via studeren heb kunnen ontwikkelen. Veel van mijn (toenmalige) vrienden zijn een andere lot beschoren en leven verder op de rand van de samenleving.

Het gevoel geen greep te hebben op de eigen leefsituatie en de ervaring dat men het leven moet ondergaan tast het zelfvertrouwen enorm aan. Het is wetenschappelijk aangetoond dat personen met een laag ‘ zelfbeeld’ een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van een zelfde pessimistische ‘zelfbeeld’ bij hun kinderen. Kinderen worden namelijk niet geboren met ‘gedachten’ over zichzelf want ze leren over zichzelf te denken door wat er tegen ze gezegd wordt en hoe ze behandeld worden. En de manier waarop een kind over zichzelf denkt heeft een grote invloed op de ontwikkeling van zijn competenties en zijn schoolresultaten.

Om die vicieuze cirkel te doorbreken waarbij armoede van generatie op generatie en van ouder op kind wordt doorgegeven, is er nood aan een allesomvattend interfederaal armoedebeleid met een toekomstvisie op diverse domeinen (onderwijs, arbeidsmarkt, huisvesting etc). Met enkele flankerende maatregelen in de marge kan ‘armoede’ niet aangepakt worden.

Een belangrijke ’tool’ in armoedebestrijding zou de kinderbijslag kunnen zijn. Uit de analyse van het Centrum voor Sociaal Beleid (UA) blijkt dat de kinderarmoede niet statistisch daalt in het nieuwe Vlaamse kinderbijslagstelsel, dat bijna identiek is overgenomen door de Franstalige regering. Volgens de onderzoekers verkleint de nieuwe kinderbijslagregeling de armoedekloof wel voor kinderen en gezinnen met kinderen in het algemeen, maar niet voor eenoudergezinnen en grote gezinnen. Laat het net die ’twee doelgroepen’ zijn die het grootste armoederisico lopen.

41,4 % van de werkende éénoudergezinnen wordt namelijk geconfronteerd met armoede wat vier maal meer is dan het armoederisico die tweeoudergezinnen (11,9 %) (met twee inkomens) lopen. Bijzondere aandacht dient hier ook naar vrouwen te gaan. Omdat het in hoofdzaak de vrouwen zijn die na een feitelijke of juridische echtscheiding de kinderen ten laste nemen.

Uit het Europees vergelijkend onderzoek blijkt nu eenmaal dat vrouwen een grotere armoederisico lopen op basis van inkomen dan de mannen. Wanneer men vaststelt dat familierechters in hoofdzaak kinderen toewijzen aan de moeder, is het dan opportuun om te stellen dat die rechters die opteren voor een gedeelde co-ouderschapsregeling een bijdrage leveren aan armoedebestrijding.

Ook op de woningmarkt dient ingegrepen te worden door het toekennen van een ‘huursubsidie’ of het ‘openstellen’ van de woningmarkt voor sociale woningen. In 2016 was 6% van de woningmarkt een sociale woning, en stonden er meer dan 100.000 gezinnen op de wachtlijst. Het feit dat 10 % van de Belgische gezinnen meer dan 40 % van het besteedbaar inkomen aan huisvesting uitgeeft, toont het aanzienlijk belang op het inzetten op betaalbare woningen aan.

Laaggeschoolden op de arbeidsmarkt

Het hoeft niet te verbazen dat werklozen ook een grote risicogroep vormen. Het hebben van een gepaste ‘job’ blijkt een uiterst belangrijke buffer tegen armoede te zijn. Liefst 45,9 % van de werklozen loopt een armoederisico wat tien maal het risico is die werkenden lopen (4,7 %). Dat enkel in Turkije en Polen de tewerkstellingsgraad van een specifieke groep, nl. de migranten, nog lager ligt dan in België verdient ook bijzondere beleidsaandacht. Het OESO-gemiddelde voor die groep bedraagt 64,9 procent, terwijl dat in België maar 52,6 procent is.

Dat onze arbeidsmarkt niet is afgestemd op laaggeschoolde werklozen vormt dé grootste uitdaging. Het scheppen van bijkomende ‘arbeidsplaatsen’ doet de armoedecijfers niet structureel dalen, gezien die bijkomende arbeidsplaatsen vooral gaan naar hoogopgeleiden of naar middenklasse-gezinnen met reeds een inkomen, wat de werkzaamheidsgraad wel omhoog doet gaan, maar de werkloze huishoudens blijven in armoede leven. De recente Pano-reportage toont ten overvloede aan dat laaggeschoolden steevast in een uiterst precaire en onderbetaalde arbeidssituatie met een slechte toekomstperspectief terechtkomen (maandenlange dagcontracten, niet uitbetaling van overuren, rechtsonzekerheid etc.).

Doordat armoede diep inhakt op ons sociaal weefsel heeft een degelijke armoedebeleid ook een maatschappelijke connotatie. Volgens de Amerikaanse politicoloog Robert Putnam bestaat het ‘sociaal kapitaal’ uit drie belangrijke elementen: het vertrouwen in de medemens, de normen van gelijkwaardigheid en wederkerigheid en de netwerken van burgerlijke engagement. Het investeren in de normen van ‘gelijkwaardigheid’ door bijvoorbeeld een efficiënte armoedebestrijding zal het ‘sociaal weefsel’ versterken (betere scholing, betere netwerken, betere arbeidskansen, etc...) wat op middellange termijn ook de economische situatie van een land ten goede komt (sterkere arbeidsmarkt, minder vervangingsinkomsten etc…).

‘Extreme ongelijkheid ondermijnt nu eenmaal de democratie want het vormt een voedingsbron voor populisme, nationalisme en racisme omdat grote groepen zich buitengesloten voelen en hun onvrede willen uiten.’

Wie denkt dat Europeanen in vergelijking met de Amerikanen de vruchten van hun economie eerlijker verdelen, heeft het volgens de Franse econoom, Thomas Piketty, mis: de Europese ongelijkheid is bijna even groot als aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Extreme ongelijkheid ondermijnt nu eenmaal de democratie want het vormt een voedingsbron voor populisme, nationalisme en racisme omdat grote groepen zich buitengesloten voelen en hun onvrede willen uiten. Men kan stellen dat de strijd tegen armoede zal bijdragen tot het indammen van ‘populisme’. Ook steden en gemeenten kunnen hier een regierol spelen wanneer men weet dat ten gevolge van de taxshift van de regering Michel vanaf volgend jaar die lokale besturen jaarlijks meer dan 140 miljoen euro vrij mogen uitbesteden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content