‘Meer geld voor Staatsveiligheid is een goeie zaak, maar zal niet alle problemen vanzelf oplossen’

‘De performantie van een inlichtingendienst wordt niet bepaald door zijn budget, maar door de kwaliteit en de inbreng van zijn mensen’, schrijft Kenneth Lasoen. Hij verwelkomt de extra middelen die de regering beloofde voor de Staatsveiligheid, maar wijst op een aantal andere bekommernissen die ook aandacht verdienen.

Ere wie ere toekomt. De politiek complimenten geven kan je in België niet vaak doen – er is meestal bitter weinig aanleiding toe – maar alle lof voor minister van Justitie Vincent Van Quickenborne en de regering-De Croo dat zij eindelijk, vijf jaar na dramatische terreuraanslagen, alvast onze burgerlijke veiligheidsdienst de Veiligheid van de Staat gevoelig versterken met een bijna-verdubbeling van het personeelsbestand. Het werd tijd. Deze noodzakelijke injectie zal de VSSE eindelijk op een enigszins respectabel niveau brengen tegenover haar Europese homologen. Als de minister een van mijn studenten was, kreeg hij grote onderscheiding. Maar toch zou ik hem doen terugkomen voor een herexamen.

Meer geld voor Staatsveiligheid is een goeie zaak, maar zal niet alle problemen vanzelf oplossen.

Want we mogen niet in de val trappen van te denken dat een grote som geld als magisch feeënstof alle problemen bij de veiligheidsdiensten zomaar vanzelf oplost. Er zijn namelijk enkele fundamentele functionele bekommernissen die tegelijkertijd spelen, en als die onvoldoende aandacht krijgen zal deze investering ook minder doeltreffend zijn. De performantie van een inlichtingendienst wordt niet bepaald door zijn budget, maar door de kwaliteit en de inbreng van zijn mensen.

Ten eerste, personeel en werving. Een verhoging naar 1000 mensen betekent niet dat de Staatsveiligheid, een administratie zoals alle andere met ondersteunend en onderhoudspersoneel, 1000 inlichtingenofficieren zal hebben. De core business van een inlichtingendienst is uiteraard het vergaren, verwerken, en analyseren van inlichtingen. Het leeuwendeel van de extra 75% bestaat liefst uit de verscheidene operationele functies. Er zijn de verzamelaars die het terrein opgaan, maar ook technische specialisten die niet alleen moeten kunnen omgaan met hun materiaal maar vooral ook degelijk materiaal hebben. Even belangrijk zijn de analisten, waarvan je zowel specifieke experten als generalisten nodig hebt, die dus uit allerlei achtergronden moeten komen zowel qua diploma als afkomst als talenkennis. Vooral dat laatste vereist bijzondere focus op diversiteit, en dan niet alleen op etnisch maar ook neurologisch vlak. In een ideale wereld is het personeelsbestand van een inlichtingendienst dé intellectuele en professionele elite van niet alleen de overheid maar zelfs het land. Daarvoor moet wel snel, efficiënt, en functiespecifiek gerekruteerd kunnen worden, iets wat momenteel stroef verloopt door de aanwervingsprocedures van Selor.

Het tweede is opleiding. Het aanwerven van de juiste profielen en talenten is één ding, ze moeten ook nog de kennis en de ervaring opdoen om uitmuntende intelligence professionals te worden. Dat gaat niet over één nacht ijs. De sterkte van de Belgische inlichtingendiensten is sinds jaar en dag de werking met menselijke bronnen: HUMINT in het vakjargon. Maar HUMINT is een kunst, een waar ambacht. Je moet daar enorm veel voor kunnen en leren: bronnen spotten en rekruteren, ermee omgaan en motiveren, weten wat wel en niet mag, hen onderhouden en beschermen. CIA-topinstructeurs schatten dat het minstens zes jaar duurt voor iemand een volwaardig HUMINT-officier wordt. Dan is er nog niets gezegd over TECHINT of over het verwerken van de informatie – compleet andere dimensies. Met technische middelen inlichtingen vergaren is een hooggespecialiseerde en constant evoluerende stiel. Analyse is evenzeer een constante mentale beproeving, waar veel tijd, inzicht en denkvermogen bij komt kijken, geholpen door complexe denktechnieken die moeten worden getraind.

Dat betekent dus dat voor ieder niveau een hoogwaardige en op maat gesneden wetenschappelijk-professionele opleiding vereist is die de kwaliteit van het personeel continu verbetert. Dat buigt op de ervaring van het reeds aanwezige personeel, die al met weinig zijn, maar dat zal vooral een degelijk werkende opleidingsstructuur nodig hebben die kan rivaliseren met de beste universiteit.

Het zou dan ook fout zijn van de veiligheidsdiensten om zelf het warm water opnieuw uit te vinden, en niet de academische wereld mee in te schakelen.

Ten derde hangt de realisatie van bovenstaande punten volledig af van beheersautonomie. De hedendaagse veiligheidsuitdagingen die we verwachten dat de veiligheidsdiensten voor ons aanpakken zijn divers, labiel en complex, die een intens werktempo met zich meebrengen dat flexibele inzet vereist. De aanwervingen, in het licht van de almaar toenemende eisen en de tijdsinvestering in de vorming van elk individu, moet je kunnen behouden met een aantrekkelijk loopbaanperspectief en stimulerende werkomgeving. De dienst moet in staat zijn dat op maat en met het individu voorop te organiseren. De bijkomende middelen inzetten moet dus vandaag op morgen kunnen, ja zelfs indien nodig à la minute en voor datgene dat de dienst in zijn specifieke – operationele – logica nodig acht. Alleen kan dat niet wanneer de uitgaven eerst dubbel gecontroleerd moeten worden gedurende maanden volgens een financiële logica die geen rekening houdt met de operationele behoeften. Er valt dan iets voor te zeggen om die controle even strikt te laten plaatsvinden maar dan achteraf. Op nationale veiligheid plak je geen prijs.

De politiek heeft dus niet gedaan met louter de enveloppe te overhandigen. De Staatsveiligheid staat voor een grote HR-uitdaging – om nog te zwijgen van dezelfde structurele ondernemingen – en meer, zoals we recent moeten vaststellen – die moeten doorgaan bij haar militaire zusterdienst ADIV. De diensten kunnen dat niet alleen, ze kunnen dat enkel op de schouders van een betrokken, deskundige en bekommerde politiek.

Dat wordt zweten op dat herexamen.

Kenneth Lasoen is docent inlichtingen- en veiligheidsstudies aan de UAntwerpen en auteur van ‘Geheim België. Geschiedenis van de inlichtingendiensten 1830-2020’ (2020).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content