Marjolijn van Heemstra, auteur en theatermaker: ‘Een mens is de grootste expert in wat hij niet kan’

Marjolijn van Heemstra: 'Iets in mij weet dat er een soort kracht is die groter is dan wij en die alles samenhoudt.' © Carmen De Vos

Terwijl iedereen verlangt naar het licht, pleit Marjolijn van Heemstra ervoor het donker te omarmen. Daarom organiseert ze nachtwandelingen. ‘Wie ’s nachts wandelt, ziet de wereld anders.’

Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

De dag na ons gesprek gaat Nederland weer op slot. Met twee jonge zonen die door gesloten scholen door het huis zullen stuiteren en een volle agenda die leegloopt als een lekke band, kan auteur, theatermaker en ruimtereiziger op aarde Marjolijn van Heemstra niet anders dan even diep zuchten. De voorbije dagen heeft ze erover nagedacht, vertelt ze, waarom de persconferenties over de coronamaatregelen haar almaar vaker in het verkeerde keelgat schieten.

‘Mark Rutte, onze premier, zegt de hele tijd dat we het samen moeten doen. Dat benadrukt hij elke keer, heel belerend. Wij zijn de stoute kleuterklas die niet heeft geluisterd. Maar nooit hoor je hem over wat dat samen samenhoudt. We worden gereduceerd tot een soort strijdkracht tegen het virus, maar gezondheid is veel meer dan niet ziek worden of besmet raken. Om als mens gezond te blijven, hebben we zingeving nodig, gesprek, cultuur, troost, sport, teamverband. Het is wat ons vitaal, weerbaar en gelukkig maakt. Dat zijn de basisvoorwaarden en die worden nu een voor een afgekalfd. Ik begrijp best dat we in een pandemie zitten. Maar na twee jaar schipperen heb je toch een soort deltaplan nodig: hoe houden we de plekken van samenkomst overeind? Hoe definiëren we zorg breder dan geneeskunde? Die oppervlakkigheid als het over gezondheid gaat, vind ik in deze tijd onuitlegbaar. Het gaat alleen maar over cijfers. Voor mij hoort cultuur bij de gezondheidszorg, net zoals sport. Er zijn zo veel mensen aan het versomberen. Hoe slecht is dat voor de gezondheid?’

Ik heb een ingebouwd mechanisme dat op het juiste moment zegt: nu niet.

We wandelen van de pont over het IJ, in het noorden van Amsterdam, naar een café in de buurt waar Van Heemstra woont. Van hieruit zouden we naar het Vliegenbos lopen, een verwilderd stukje groen dat ooit de buffer vormde tussen wonen en industrie. Sinds haar boek In lichtjaren heeft niemand haast verscheen, organiseert Van Heemstra er om de zoveel weken een nachtwandeling.

Het idee is om te voelen wat diepe duisternis met ons doet, hoe ze onze zintuigen op scherp stelt, onze lichamen uit evenwicht brengt. Maar de wind is guur, de regen ijzig en de tijd plots kort: om vijf uur gaan de winkels dicht en Van Heemstra heeft nog een boodschappenlijst af te werken. En snel even door het bos crossen staat een beetje haaks op wat je tijdens zo’n nachtwandeling ervaart, vindt Van Heemstra.

Op 21 december kreeg ik tal van berichten binnen die klonken als kleine vreugdekreten. ‘Vanaf nu lengen de dagen weer.’ Mensen lijken in de winter vooral naar licht te verlangen. Waarom zou je dan in het donker gaan wandelen?

Marjolijn Van Heemstra: Wanneer je zicht wegvalt, springen je andere zintuigen aan. Je hoort beter, ruikt beter. Het is een gezonde manier van in de wereld staan. Niets leidt je af. Er is geen scherm om naar te staren, alleen – hopelijk – de sterrenhemel die zich boven je hoofd uitspreidt. Ik kan me geen betere manier om te ontstressen voorstellen. Bovendien doet het iets met de mensen die aan zo’n wandeling deelnemen. Doordat je elkaar niet ziet, communiceer je anders. Voorzichtiger, respectvoller. Je hebt ook meer aandacht voor je lichaam, voor waar je je voet neerzet. Je moet je concentreren om niet uit te schuiven of te struikelen. Op papier slaat het natuurlijk nergens op. Ik neem vijftien mensen mee het nachtelijke bos in. Het is niet rendabel, het is niets feitelijks, maar het betekent zo veel op dat moment.

Door elkaar niet te zien, kijken mensen anders naar elkaar?

Van Heemstra: Ik probeer de nachtwandelingen heel bewust in te bedden in mijn buurt, en die is best divers. Je hebt nieuwkomers zoals mijn gezin, buitenlanders en mensen die hier al zo lang wonen dat ze door al die nieuwelingen dreigen te vervreemden van hun buurt. Ik durf het zonder overdrijven transformatief te noemen als je met zo’n bont gezelschap, dat over heel veel dingen van mening verschilt, de nacht instapt. Een keer nam ik een vrouw mee. Ze was doodsbenauwd. Ze wilde het bos niet in. Samen met haar ben ik om de donkere paden heen gelopen. Ik ga er gemakshalve van uit dat iedereen zo’n tocht in het donker leuk en geweldig vindt, maar als je je openstelt voor een ander en breed publiek, bots je ook op de angst voor de duisternis.

Die angst lijkt me niet zo vreemd. Zeker voor een vrouw.

Van Heemstra: Ik ben zelf ook best bang in het donker. Als vrouw ga je niet in je eentje een donker bos in. Het gekke is dat je niet per se onveiliger bent in het donker. Als jij niemand ziet, ziet een ander jou ook niet. Het is contra-intuïtief, ook omdat we de diepe duisternis volledig ontgroeid zijn. In Nederland moet je al naar de Waddeneilanden reizen, of naar het uiterste noorden, rond het Lauwersmeer, om iets van het donker te ervaren. In België is het niet anders. We zijn ontzettend verlicht, waardoor de duisternis ontregelend werkt. We hebben de nacht buitengesloten.

Moeten we de nacht wel omarmen? Kunnen we hem niet aan de vleermuizen en de uilen laten? Moeten we als mens nu ook ’s nachts de natuur inpalmen?

Van Heemstra: Die bedenking heb ik me ook gemaakt. Door al onze verlichting nemen we leefgebied van dieren af, dus moeten we nu ook nog de nacht in? Er is zo’n mooie zin van de Amerikaanse boer en dichter Wendell Berry: to know the dark, go dark. De nacht omarmen is de traagheid omarmen, het sterven omarmen, het niet-weten omarmen. Dat we nu zo verlicht zijn en duisternis eng vinden, past natuurlijk bij onze westerse cultuur van consumeren, produceren, de 24 uurseconomie. Alles heeft licht nodig. Het is een samenleving die is gericht op snelheid, maar niet op de grond van de dingen, en daarmee komt een groot gemis aan traagheid.

Marjolijn van Heemstra, In lichtjaren heeft niemand haast, de Correspondent, 178 blz., 20 euro.
Marjolijn van Heemstra, In lichtjaren heeft niemand haast, de Correspondent, 178 blz., 20 euro.

Waar vindt u zelf die vertraging?

Van Heemstra: Amper tot niet. Je moet beseffen dat als mensen het ergens heel vaak over hebben, dat niet is omdat ze er iets van afweten, maar wel omdat ze ermee worstelen. Je bent de grootste expert in wat je niet kunt. En omdat je het niet kunt, ga je het bestuderen en proberen te begrijpen.

Vertragen lukt niet, maar u verlangt er wel naar?

Van Heemstra: Inderdaad. En dus heb ik mijn leven zo ingericht dat vertragen mijn werk is geworden. Die nachtwandelingen zijn vertragend. Ik schrijf poëzie, wat ook best vertragend is, maar als mens sta ik gewoon heel erg aan. Ik word makkelijk door het leven gegrepen. Dat heb ik altijd al gehad en het is me nooit gelukt een versnelling terug te schakelen. Ondertussen ben ik veertig en weet ik dat ik momenten moet inbouwen waarop ik verplicht word me te concentreren op het hier en nu. Ik heb lange tijd paardgereden. Als je een halve dag op een manege bent, kun je even niets anders doen.

Wordt u soms moe van uw overactieve geest?

Van Heemstra: Niet ‘soms’. Ik verkeer in een constante staat van vermoeidheid. Intussen heb ik door dat ik zo in elkaar zit. Ik geniet intens van alles wat ik doe en waarmee ik bezig ben. Bovendien blijk ik een ingebouwd mechanisme te hebben dat op het juiste moment zegt: nu niet. Ik heb nooit een burn-out gehad, ook al heb ik er met mijn manier van leven en doorrazen bijna om gevraagd. Maar mijn zus, die hetzelfde gestel heeft, is het wel overkomen. Ze is er nog altijd niet helemaal van hersteld. Dan voel ik me soms bezwaard. Waarom kan ik wel blijven doorgaan? Hoe werkt dat?

‘Ik zie mensen om me heen versomberen’, zei u daarnet. Knagen deze tijden ook aan uw gemoed?

Van Heemstra: Ik kan somber zijn, maar ik heb ook vrienden die echt aan depressie lijden en dat heb ik niet. Ik heb dips, vaak hormonaal bepaald. Dan voel ik mezelf naar beneden donderen en weet ik dat het niet de beste dag is om beslissingen te nemen. En natuurlijk ben ik bezorgd om de wereld, om de polarisatie. Daarom is dat nachtwandelen zo essentieel. Omdat ik dan voel dat ik iets van betekenis doe. Het brengt mensen in beweging. Het is ontstaan vanuit een zoektocht naar uitzoomen en het is geëindigd met inzoomen. Ik wil dingen veranderen en om impact te hebben, is het goed om dicht bij jezelf, in je eigen omgeving te beginnen. Ik heb mensen in mijn buurt gevonden die nu mee ijveren voor het doven van straatlantaarns om weer zicht te krijgen op het grote uitzicht boven ons. Dat ontroert me.

Dat brengt ons bij uw boek, In lichtjaren heeft niemand haast. U voelde zich bezwaard, zat in de knoop met de wereld en toen las u over de liefde die astronauten voor deze planeet voelen, omdat ze haar van een afstand hebben gezien.

Van Heemstra:Dat heet ‘het overzichtseffect’. Astronauten keerden terug naar de aarde met een grote overtuiging om het leven op deze planeet te verzorgen en beschermen. Iemand omschreef het als ‘afstand brengt nabijheid’. Ik heb nogal een zwak voor paradoxen, voor het schijnbaar onmogelijke. Als je afstand neemt, voel je beter waar je staat.

In die zin lijken de commerciële ruimtevluchten die de miljardairs van deze wereld promoten alleen maar goed nieuws: ze kunnen de zorg voor de planeet vergroten?

Van Heemstra: Zo wordt het misschien verkocht om het ruimtevaarttoerisme te stimuleren, maar ik geloof er niet in. De omstandigheden zijn volstrekt anders. Om te beginnen vlieg je niet hoog genoeg. Het is ook geen reis waar je je een leven lang op voorbereidt, en je ervaart de afstand en het isolement niet. Astronauten kijken vaak en langdurig naar de aarde. Als je voorbij de dampkring vliegt, wat zie je dan echt?

We mediteren om onze productiviteit op te krikken. Dat irriteert me.

Ondertussen onderzoeken psychologen de mogelijkheid om het overzichtseffect via een VR-bril te gebruiken bij therapie.

Van Heemstra: In Groot-Brittannië is psychotherapeute Annahita Nezami daarmee bezig. Zij zou het overzichtseffect willen gebruiken bij de behandeling van depressie. Maar nog interessanter is haar opvatting over gezondheid, een opvatting die ik deel. In plaats van te focussen op het zieke individu, zouden we moeten focussen op de ziekte van de wereld. Het probleem is dat we vervreemd zijn van de wereld, van elkaar, van onszelf. Door je actief met de aarde te engageren in zo’n VR-ervaring, kun je weer het gevoel krijgen dat dit de plek is waar je thuishoort. Je kunt weer verwonderd worden door het zogenaamde gewone. Maar wat is er nog gewoon als je beseft dat je in iets onverklaarbaars leeft? We weten het nog altijd niet, hè, waar het leven vandaan komt.

U omschrijft dat als ‘het kosmologisch bewustzijn’.

Van Heemstra: Dat zijn niet mijn woorden. Ik botste erop in een boekje van een theoloog en toen ontdekte ik dat de term al langer gangbaar is binnen de kosmoswetenschap. Mensen die de kosmos bestuderen, ervaren zo veel bewondering en nieuwsgierigheid, dat ze bijna niet ontsnappen aan een soort spiritueel gevoel. Je kunt het ook als niet-astronoom ervaren, door je aandacht veel meer op de oneindigheid boven onze hoofden te richten. Het brengt een soort positieve vervreemding. Je leert jezelf in perspectief zien en ziet bijna de verbondenheid met al het leven om je heen, waarvan de oorsprong – volgens de laatste kennis – ligt bij de inslag van komeet 67P.

Mijn kritische geest denkt dan: is dat niet een heel klein beetje zweverig? Kunnen we de hele tijd met ons hoofd in het heelal rondlopen?

Van Heemstra: In de letterlijke zin is het zweverig – we zweven op deze planeet door het heelal. Ook al zitten we stil, we zijn de hele tijd in beweging. We zijn astronauten op ruimteschip Aarde. Dat is heel erg voeten-op-de-grond. Het gaat over de tastbare wereld, over wat er werkelijk is en wat ons gemaakt heeft. Als je het hebt over zweverig, dan denk ik bijvoorbeeld aan de economie. Dat is pas een verhaal zonder wortels in de realiteit. Je leest tegenwoordig dat de economie groter is geworden dan voor de coronacrisis. Prima. Maar wat betekent dat nu? Het correspondeert op geen enkele manier met wat we om ons heen zien en ervaren. Het is een ballon.

U wilde zelf astronomie studeren?

Van Heemstra: Nou ja, willen. Ik was erin geïnteresseerd, maar zoals elke tiener was ik ook een beetje lui. Ik vond het net iets te veel moeite. Ik heb dan maar voor de weg van de minste weerstand gekozen.

Het werd godsdienstwetenschappen. Waarom?

Van Heemstra: Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in het onbegrijpelijke. Een van die mysteries is waarom een mens in God gelooft. Ik was trouwens heel verbaasd dat zo weinig mensen dat studeerden. We waren met zeven. Waar is iedereen, dacht ik? Ze bleken bij rechten en economie te zitten.

Bent u zelf gelovig?

Van Heemstra: Ik kan het niet met feiten staven, maar iets in mij weet dat er een soort kracht is die groter is dan wij en die alles samenhoudt. Je kunt dat God noemen, of energie, of een grotere intelligentie. Ik vind het boeiend om dat weten te onderzoeken via een traditie die al bestaat. Daarom ga ik ook naar de kerk. Niet vaak, alleen als ik er behoefte aan heb. Yoga en meditatie zijn goed en gezond, maar soms ook wat losgezongen. We plukken een paar zaken uit een andere traditie, eigenen ze ons toe en dan gaan we mediteren om onze productiviteit op te krikken. Dat irriteert me. Soms. Want stiekem doe ik twee keer per week aan yoga, maar dat vertel ik niemand. Ik wil ook niet beweren dat iedereen naar de kerk moet. Ik denk dat het zinniger zou zijn als mensen met elkaar gaan nachtwandelen.

We hebben zicht nodig op 450 sterren om overweldigd te worden, schrijft u ook in uw boek. Dat halen we in onze verlichte wereld zelden. Mist u die uitbundige sterrenhemel?

Van Heemstra: Ja, net zoals ik andere zaken kan missen. Ik ben opgegroeid in de stad, dat scheelt. Ik weet niet beter dan dit, maar het zicht dat we niet meer hebben, kan me benauwen.

Marjolijn van Heemstra

– 1981: geboren in Amsterdam, waar ze ook woont en werkt

– Studeerde godsdienstwetenschappen

– 2009: publiceert de gedichtenbundel Als Mozes had doorgevraagd en wint de Jo Peters Poëzieprijs

– 2017: publiceert En we noemen hem, een familiegeschiedenis over de neef met de bom

– Sinds 2019: journalist ruimtevaart voor de Correspondent

– Is verbonden aan Theater Frascati

– 2021: publiceert In lichtjaren heeft niemand haast, een pleidooi voor meer ruimte in ons leven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content