Amir Bachrouri
‘Wat vind ik het belangrijkst: niet gezien worden als een asociale medeburger? Of mijn gsm?’
Wat drijft het wantrouwen van mensen ten aanzien van hun medemensen?
‘Jij bent ooit op onze school komen spreken, toch?’ vraagt een verwarde tiener me aan de ingang van bioscoop Kinepolis op de Luchtbal in Antwerpen. Nog voor ik kan antwoorden, voegt hij eraan toe: ‘Heb je belwaarde? Mogen we dan alstublieft snel naar de ouders van mijn vriend bellen, want onze gsm’s zijn uitgevallen.’
Zonder verpinken geef ik mijn gsm aan de twee jongens. Terwijl een van hen het nummer van zijn moeder intikt, vertelt de ander hoe ze wel veertig mensen hebben aangesproken die allemaal weigerden hun gsm even uit te lenen.
De film waarvoor ik naar de bioscoop ben gekomen, iets met Terrifier in de titel, weet me geen seconde te boeien. Dat maakt mijn gepieker in de donkere zaal er niet vrolijker op: wat drijft het wantrouwen van mensen ten aanzien van hun medemens? Waarom zou ik iemand wiens gsm uitvalt niet uit de nood proberen te helpen door een kleine daad van menselijkheid te stellen? En is het wel zo dat mensen die me herkennen minder geneigd zullen zijn om mijn gegevens te hacken?
Welke ervaringen dwingen mijn brein om te denken aan het kleine risico dat ik mijn gsm misschien nooit meer terugzie, of dat hij gehackt zal worden?
Veel vragen, weinig antwoorden.
En toch zit er voer voor filosofen, psychologen en sociologen in zulke kleine verhalen. Onbekend maakt onbemind. Maar ik wil de ander juist in de armen sluiten, uit de nood helpen, zelfs als ik het risico loop er iets bij te verliezen. Een beetje hypocrisie is net als alle andere diepmenselijke eigenschappen ook mij niet vreemd. Wat als twee mij volstrekt onbekende jongeren me zouden aanspreken met de vraag om ze even naar het thuisfront te laten bellen? Zou ik net als alle andere mensen zonder blikken of blozen weigeren? Of zou ik een drogreden verzinnen – ‘sorry, ik heb zelf geen belwaarde meer’ – om toch maar niet als een asociale medeburger in de hoek te worden gezet?
Ik weet niet precies tot welke offers ik bereid ben – Mijn gsm? Duidelijk niet! – om bij die ander niet uit de gratie te vallen. Het is een moeilijke evenwichtsoefening: hoe kan ik, hoewel er soms wel aannemelijke redenen zijn om wantrouwig te zijn, toch het vertrouwen in de goede intenties van anderen behouden?